Amitav Ghosh linkt het kolonialisme aan de klimaatcrisis: ‘We moeten het woud een stem geven’
De klimaatcrisis komt helemaal niet onverwacht, zegt de Indiase auteur Amitav Ghosh. De blinde uitbuiting van de natuur begon al in de vijftiende eeuw met de Europese kolonisatoren. De gevolgen zien we nu.
Vaak wordt de klimaatcrisis beschreven als het catastrofale gevolg van het antropoceen: het eerste geologische tijdperk waarin de mens de aarde vormgeeft in plaats van andersom. Toch lijkt de Indiase auteur Amitav Ghosh terughoudend om die terminologie te gebruiken. ‘Dat klopt’, reageert hij tijdens ons Zoomgesprek. ‘De term antropoceen helpt om mensen bewust te maken van de immense veranderingen die de aarde en de mensheid ondergaan. Maar tegelijk suggereert hij dat de mensheid in haar geheel verantwoordelijk is voor deze crisis, terwijl de mensen die het antropoceen veroorzaakt hebben in feite een heel kleine minderheid vormen. Een ander probleem is dat de term de illusie creëert van een diepgaande breuk tussen heden en verleden, terwijl ik ervan overtuigd ben dat de huidige planetaire crisis diepe wortels in het verleden heeft.’
Er zijn altijd mensen geweest die het talent hebben om het niet-menselijke te begrijpen. Vaak charlatans, maar niet altijd.
Die historische wortels van de klimaatcrisis liggen, volgens auteurs als Naomi Klein, in het ongebreidelde kapitalisme. Dat argument is overtuigend en goed gedocumenteerd, zegt Ghosh. Maar. ‘De verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis volledig bij het kapitalisme leggen, is een onbevredigend antwoord. Je kunt bijvoorbeeld niet volhouden dat er onder het sovjetcommunisme of in maoïstisch China minder destructief werd omgegaan met de natuur of de planeet. Neem de walvisvangst in de Sovjet-Unie: die vond plaats op grote schaal en leidde tot een ongeziene vernietiging. Of de katoenirrigatieprojecten in Centraal-Azië, die hebben een regelrechte ecologische ramp veroorzaakt.’
Volgens Ghosh delen kapitalisme en communisme het geloof dat een versnelling en schaalvergroting van industrialisering, productie en consumptie goed zijn voor de mensheid. ‘Dat extractivisme leidt tot steeds meer bezetting van land en telkens dezelfde koloniale toe-eigening’, zegt hij. ‘Wie de wortels van de klimaatcrisis zoekt, moet dus vertrekken bij de extractieve industrialisering, en begrijpen waar die vandaan komt.’
Daarvoor gaat hij verder terug dan de achttiende eeuw, toen het kapitalisme tot wasdom kwam. ‘Het extractivisme krijgt voor het eerst vorm in de aanpak van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie of de East India Company. Die gewapende en beursgenoteerde handelsmaatschappijen waren vroeg-kapitalistisch, maar ze waren ook diep racistisch en koloniaal. De plantage-economieën en handelsmonopolies die ze opzetten in Azië en in Noord- en Zuid-Amerika waren doordrongen van racistische ongelijkheid en uitbuiting.’
‘Roei alle bruten uit’
Het genocidaire karakter van de Europese kolonisatie werd volgens Gosh al duidelijk toen de Portugezen, nog voor de grote ontdekkingsreizen, suikerriet begonnen te telen op de Canarische Eilanden. ‘Zij maakten gebruik van slavenarbeid en roeiden de plaatselijke bevolking zo goed als uit. Die aanpak werd de gietvorm van de Spaanse en Portugese bezetting van Noord- en Zuid-Amerika. De “ontdekking van Amerika” betekende in wezen de komst van geweld op nooit geziene schaal én de opbloei van Europese culturele superioriteitsgevoelens.’
Het koloniale geweld, zegt Ghosh, richtte zich niet enkel tegen mensen. ‘De lokale bevolking, de planten, de dieren, het landschap en uiteindelijk de hele planeet werden gezien als inert, stom en bruut. Alles en iedereen had behoefte aan de beschaving die Europa zou brengen.’ In zijn jongste boek The Nutmeg’s Curse gebruikt hij een citaat uit Joseph Conrads Heart of Darkness, waarin ivoorhandelaar Kurtz oproept om ‘alle bruten uit te roeien’. Ghosh: ‘Het Europese project bestond erin de wereld te veroveren en te hermaken tot een mondiaal Europa. De kolonisatoren keken niet naar de omgeving als een waardevolle aanwezigheid, maar als een plek die pas zin krijgt als de kolonisator er zijn betekenis aan geeft. De nieuwe werelden die bezet en onderworpen werden – de natuur, de mensen, de ondergrond – zijn vanaf dan niet meer dan bronnen om rijkdom aan te onttrekken.’
Die utilitaire en extractieve benadering van mens en milieu behoort volgens Ghosh tot de kernideeën van de verlichting. ‘Descartes, Locke, Hume en anderen verwoorden duidelijk de gedachte dat de mens een heerserssoort is en de aarde een machine, die door de mens gecontroleerd en bestuurd moet worden. Die visie veroorzaakt geweld, maar is ook ontstaan vanuit de ervaring van koloniaal geweld.’
De kleine groep Europeanen die de feitelijke kolonisatie van de rest van de wereld uitvoerde, stelde vast dat ze in staat was te heersen door enorme aantallen mensen én dieren te doden, te verminken en te verdrijven. Hetzelfde deden ze met bomen en natuurlijke habitats. Ghosh: ‘Francis Bacon vond de kolonisatie niet enkel aanvaardbaar, hij was er de ideoloog van. Hij beschrijft de inheemse volkeren als het aangespoelde restant van de mensheid en noemt hun uitroeiing zowel wettelijk als goddelijk.’
De aarde als machine
Ghosh bekijkt kolonisatie niet louter als een kwestie van het bezetten van andermans land en het uitbaten en uitbuiten van de rijkdommen en mensen die daar gevonden worden. ‘De invasie was geen gebeurtenis, maar een structuur’, noteert hij. Kolonisatie was en is een project van totale controle: over mensen, planten en dieren, ondergrond en landschap, handel en economie, grondstoffen en winsten. Ghosh: ‘De wereld wordt benaderd als een machine zonder geest of gevoel, als loutere beschikbaarheid voor de mens – in casu: de witte, rijke en mannelijke Europeaan die gebruikmaakt van alles en iedereen om er zelf beter van te worden, ongeacht de consequenties. Dat lijkt rationeel, maar als die houding tot in het exces doorgetrokken wordt, zie je hoe dwaas en irrationeel ze eigenlijk is.’
En wat erger is, zegt hij, is dat die filosofische grondslag van bezit, controle en levenloos verklaarde natuur intussen volledig mainstream geworden is. ‘Alle elites ter wereld passen ze toe: de Indonesische, de Chinese, de Braziliaanse en zeker de Indiase. Nooit werden er in India meer bossen gerooid voor steenkoolmijnen dan vandaag – en die bossen zijn woonplaatsen en economische centra voor gemeenschappen, geen lege plekken die wachten op “ontwikkeling”. De manier waarop de Indiase overheid met dat belangenconflict omgaat, is precies dezelfde als die van de uitbuitende kolonialen eeuwen geleden. Ze ontkent de rechten van de bewoners en beschouwt het woud als een obstakel dat in de weg staat van de urgente behoefte om de grondstoffenmachine in gang te kunnen zetten. Dat is uiteindelijk waar de neoliberale globalisering om draait: om het mondialiseren van een uitbuitend en uitputtend extractivisme.’
Zingen over nootmuskaat
De koloniale praktijk die ons regelrecht richting klimaatcatastrofe voert, is voor Ghosh niet alleen een zaak van economie. Het extractivisme berooft de mens en de aarde niet enkel van hun natuurlijke rijkdom en toekomstpotentieel, het berooft hen uiteindelijk van betekenis. En dat wordt uitstekend geïllustreerd, zegt hij, door de nootmuskaat uit de titel van zijn boek. ‘De inwoners van de Banda-eilanden (nu deel van Indonesië, nvdr) zagen de nootmuskaat als meer dan louter handelswaar. Nootmuskaat was een personage waarover ze liederen zongen en verhalen vertelden. De vrucht was fundamenteel verbonden met de plek waar ze leefden: de vulkaan, het eiland, de grond. Voor de Hollandse kolonialen gold dat allemaal niet, voor hen was nootmuskaat enkel en alleen een grondstof die winst en dividenden moest opleveren. Die utilitaire houding liet hen toe de Banda-eilanden te reduceren tot een plantage of een nootmuskaatfabriek, en tegelijk elders tienduizenden nootmuskaatbomen te vellen om mogelijke concurrentie uit te schakelen.’
Ghosh heeft duidelijk veel tijd gestoken in het onderzoek naar de titelvrucht van zijn boek, want hij raakt er niet over uitverteld. ‘Nootmuskaat was al duizenden jaren een waardevolle vrucht waarvoor handelsschepen vanuit het Midden-Oosten, India of China koers zetten naar de Banda-eilanden. Sommige handelaars bouwden er een handelspost en leefden op het eiland voor een goed deel van hun leven. Maar niemand exporteerde de plant. De vraag is: waarom gebeurde dat niet? Ik denk dat het antwoord is: voor al die generaties was nootmuskaat maar nootmuskaat als ze van de Banda-eilanden kwam. Je kunt het in zekere zin vergelijken met een Côtes du Rhônewijn of een bourgogne: die moet uit de Rhônevallei of uit de Bourgogne komen, zoals Parmezaanse kaas uit de regio Parma moet komen en zoals Indiërs weten waar basmatirijst vandaan komt.
‘Het Franse concept terroir is een essentieel idee in de geschiedenis van de menselijke economie’, zegt Ghosh. ‘Het drukt niet louter herkomst uit, maar verbondenheid tussen mens en omgeving. En die verbondenheid blijft van groot belang overal waar industriële landbouw de boeren nog niet verdrongen heeft, of dat nu in Frankrijk, Indonesië of Brazilië is. Voor boeren zijn land en grond levende materie.’
Ghosh beseft heel goed dat voor sommigen de sprong van ‘een levende band tussen boer en grond’ naar ‘een essentiële verbondenheid tussen volk en land’ gevaarlijk klein is. In The Nutmeg’s Curse maakt hij daarom het onderscheid tussen enerzijds de rechtse, elitaire mystiek van Blut und Boden en anderzijds ‘ livelihood environmentalism‘: een milieubewustzijn dat vertrekt van een dagelijkse praktijk van verbouwen, verzorgen, ontvangen en bestendigen.
‘De rechtse mystiek zet de mens op de eerste plaats’, zegt hij. ‘Het land wordt belangrijk geacht omdat deze specifieke mensen er wonen. Het zijn alweer enkel mensen die drager zijn van zin en betekenis, en alweer niet alle mensen, maar déze mensen: witte mensen, mannen vooral, heersers, Germanen, weet ik veel. In een doorleefde band met het land – zoals de Bandanezen die ervoeren en veel wijnboeren in de Bourgogne die ook nu nog hebben – staat de grond of de aarde voorop. Zij is drager van vruchtbaarheid en betekenis. Het gaat niet om ras, bloed of afkomst, het gaat om de verbondenheid met de aarde.’
Stap uit het spiegelpaleis
Wat ‘het landschap of de planeet benaderen als een levende aanwezigheid’ kan betekenen, onderzoekt Ghosh niet enkel in dit nieuwe boek. Hij begon die zoektocht expliciet met The Great Derangement (2016), waarin hij die levende aanwezigheid ‘uncanny’, bevreemdend, noemde. En daarbij maakte hij een onderscheid tussen ‘natuurlijk bevreemdend’ en ‘bovennatuurlijk bevreemdend’. Ghosh: ‘Het bovennatuurlijke is in wezen een bevestiging van de centraliteit van de mens: het gaat meestal om afspiegelingen van mensen of menselijke eigenschappen, over geesten en spoken. We moeten uit dat spiegelpaleis stappen en een stem geven aan wat niet menselijk is: een woud, een boom, een plant, een landschap, een dier. Leren denken vanuit het natuurlijke is moeilijker, maar daarom is het vandaag ook noodzakelijker.’
Iedereen weet wat er gedaan moet worden om de wereld bewoonbaar te houden en tegelijk zijn we machteloos.
Ghosh verwijst onder andere naar de Belgische wetenschapsfilosofe Isabelle Stengers, die hij ‘een toonaangevende stem’ noemt, die diepgaande invloed gehad heeft op zijn werk. ‘Zij toont bijvoorbeeld aan dat heksen niet gewantrouwd of vervolgd werden om wat ze met andere mensen deden, maar omdat ze een stem gaven aan het niet-menselijke. Hun zwarte kat, het diepe woud.’ Als ik tegenwerp dat hij zelf ook gevangen zit in menselijke analogieën, beelden en woorden wanneer hij in zijn boek de vraag opwerpt of bomen verhalen kunnen doorgeven, repliceert Ghosh: ‘Uiteraard zitten mensen gevangen in hun menselijke ervaring, maar dat geldt niet in gelijke mate voor alle mensen. Er zijn mensen die honden, of paarden of kamerplanten veel beter begrijpen dan anderen. De hele menselijke geschiedenis door zijn er mensen geweest die op een bevreemdende manier het talent hebben om het niet menselijke te horen en te begrijpen. Sommigen van hen zijn charlatans, inderdaad, maar niet allemaal. Denk aan Franciscus van Assisi. In premoderne tijden gaven verhalenvertellers trouwens altijd een stem aan niet-menselijke entiteiten. Klassieke Griekse epen als de Ilias of de Odyssee zitten vol niet-menselijke stemmen. Het is pas in de negentiende eeuw dat die stem uit onze verhalen en onze literatuur verdwijnt.’
Ontwaken
In zijn roman Gun Island (2019) laat Amitav Ghosh de Italiaanse onderzoekster Giacinta Schiavon zeggen: ‘Iedereen weet wat er gedaan moet worden om de wereld bewoonbaar te houden, om te vermijden dat onze huizen overstroomd worden… Iedereen weet het en tegelijk zijn we machteloos, zelfs de machtigsten onder ons. We blijven onze dagelijkse routines volgen alsof we in de greep zijn van krachten die onze eigen wil overmeesterd hebben… We leveren ons gewillig over aan wat het ook is dat ons in zijn macht heeft.’ Hij draait bezetenheid hier om: niet het Indiase personage, dokter Deen Datta, is bezeten door onverklaarbare krachten, maar de alledaagse wereld van Europa, het normale en dominante. De vragen die Deen zich stelt, omschrijft Schiavon met het Italiaanse begrip risveglio: ontwaken. Ze openen je de ogen en laten zien wat er echt gebeurt. Ghosh: ‘Ontwaken is inderdaad cruciaal als we willen overleven. En het is een begrip dat wezenlijk is voor Aziatische culturen. Niet voor niets is de Boeddha de Ontwaakte.’
Ontwaken is onthechten. Dat strookt met wat Ghosh in zijn Nutmeg stelt: dat het koloniale beschavingsproject niet enkel een kwestie was van onderwerping of van bekeren tot de ‘correcte’ godsdienst en het opleggen van de ‘beschaafde’ taal en omgangsvormen. De hele mensheid moest ontvankelijk gemaakt worden voor de logica van consumptie, zegt hij. Om dat te illustreren citeert Ghosh uit een toespraak uit 1896, waarin de koloniale pleitbezorger stelde: ‘Er is een absolute nood om bij de wilde indianen meer verlangens en diepere behoeften te wekken. Om hem uit zijn barbaarse staat naar het niveau van burgerschap te tillen, moeten we de indiaan op een slimme manier zelfzuchtiger maken.’ Het lijkt een vroeg manifest van de reclame-industrie, maar het is de aankondiging van de ramp die onze kleinkinderen zal treffen.
Het wekken van behoeften moet ervoor zorgen dat de extractieve economie kan groeien en bloeien, tot meerdere winst van de aandeelhouders. De kern van een dekoloniaal klimaatbeleid is te ontwaken uit die koortsige consumptie- en productiedroom en het leven in alles op aarde te erkennen en te respecteren. Ghosh: ‘Het is van cruciaal belang, nu het vooruitzicht op een planetaire catastrofe steeds dichterbij komt, dat we de niet-menselijke stemmen opnieuw een plaats geven in onze verhalen.’
Amitav Ghosh
– 1956: geboren in Calcutta (India)
– Studie: doctor in de sociale antropologie (Oxford)
– Bekend om zijn historische fictie, o.a. de Ibis-trilogie
– 2019: wordt door Foreign Policy uitgeroepen tot ‘een van ’s werelds belangrijkste denkers’
– 2016-2021: legt zich toe op de klimaat- en biodiversiteitscrisis, met The Great Derangement, Gun Island en The Nutmeg’s Curse
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier