75 jaar Bevrijding: waarom Duitsland vecht tot de laatste man
Op 8 mei vieren we de 75e verjaardag van de capitulatie van nazi-Duitsland en het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Duitsland vocht in de lente van 1945 op twee fronten met de rug tegen de muur. Er was nergens een uitweg. De generaals beseften dat er vanwege hun oorlogsmisdaden voor hen ook geen toekomst meer bestaat. De nazi’s kozen voor de zelfvernietiging.
Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia van 23 april 2020:Betekent einde WOII begin van een nieuwe wereld?’
Op 12 april 1945 speelt de Berliner Philharmoniker zijn laatste oorlogsconcert in de murw gebombardeerde hoofdstad. Als vanzelfsprekend wordt Götterdämmerung uitgevoerd. Het sluitstuk van Der Ring des Nibelungen van Hitlers favoriete componist Richard Wagner. Vier dagen later zet het Rode Leger de stormaanval in op Berlijn.
De episode is typerend voor de sfeer in de nadagen van het Derde Rijk. Altijd wordt de schone schijn opgehouden. En dus blijven de bioscopen open en wordt er topvoetbal gespeeld, zelfs als het alom bommen regent. Er worden nog steeds kranten gedrukt en de ambtenaren krijgen hun lonen uitbetaald tot de laatste dag.
In die laatste maanden verliest de Wehrmacht zowat 350.000 manschappen per maand (doden, gewonden en krijgsgevangenen). Vele honderdduizenden burgers sterven in de geallieerde bombardementen op Duitse steden of als vluchtelingen op de loop voor het aanstormende Rode Leger. Om nog maar te zwijgen over de dodenmarsen uit de vernietigingskampen.
Waarom zelfvernietiging?
‘Zelfvernietiging door tot op het laatst te vechten, tot de bijna totale vernietiging en een volledige vijandelijke bezetting, komt zeer zelden voor. Toch is dit wat de Duitsers in ’45 doen. Waarom?’ Die vraag stelt de Britse historicus Ian Kershaw zich in het voorwoord van Tot de Laatste Man (2011), de voorlopig laatste van zijn onvolprezen reeks boeken over de Tweede Wereldoorlog.
Hij komt tot de slotsom dat het antwoord niet alleen schuilt in de wreedheid en koppigheid van een losgeslagen Adolf Hitler. ‘Zelfs wanneer het in elk ander opzicht hapert en failliet gaat, slaagt zijn regime er tot het laatst in om te terroriseren, te moorden en te vernietigen.’
De Wehrmacht is het sluitstuk van die zelfvernietiging. Het is veelzeggend dat de eerste en laatste aanslag op Hitler door militairen er pas komt op 20 juli 1944, een maand na D-day, de geallieerde landing in Normandië. De bomaanslag door kolonel Claus Graf von Stauffenberg in de Wolfsschanze in Oost-Pruisen (nu Polen) mislukt op het nippertje. Hitler heeft daarna geen greintje vertrouwen meer in zijn generaals. De Gestapo arresteert meer dan 7.000 echte of vermeende medeplichtigen, en executeert er bijna 5.000.
Desondanks blijft het leger doorvechten. Ian Kershaw: ‘Zodra de Wehrmacht ophoudt te functioneren, zou het regime instorten. In de latere stadia van de oorlog zijn er veelvuldig tekenen van verval en desintegratie van de Wehrmacht, vooral in het westen. Soldaten deserteren ondanks de draconische straffen. Begin ’45 voelen de meesten aan dat het zinloos wordt om door te vechten. Ze verlangen er alleen nog maar naar terug bij hun families te zijn. Toch zet de Wehrmacht de strijd voort. Generaals en commandanten te velde vaardigen nog steeds bevelen uit, zelfs onder de meest hopeloze omstandigheden. En die bevelen worden gehoorzaamd.’
De verstandhouding tussen leger en Hitler is altijd gecompliceerd, vanaf zijn aantreden in 1933. De Wehrmacht vormt dan nog een onwrikbare staat-binnen-de-staat. Om Rijkskanselier te kunnen worden, belooft nazileider Adolf Hitler aan minister van Oorlog Werner von Blomberg dat hij de autonomie van de generaals zal respecteren, dat hij hen zal herbewapenen en dat hij komaf zal maken met het verfoeide vredesverdrag van Versailles. Wanneer hij een jaar later het kanselierschap mag cumuleren met het presidentschap en bijgevolg opperbevelhebber wordt, zweren alle militairen een persoonlijke eed van trouw aan de Führer – want ze betreuren allerminst het einde van de Weimarrepubliek en van de democratie, die in hun ogen samenvallen met ‘Versailles’.
Veel van zijn generaals schrijven de von in hun achternaam met een kleine v, omdat ze stammen uit de Pruisische landadel. Maar dat intimideert Hitler nooit. Hij verdient in de vorige oorlog twee IJzeren Kruisen vanwege zijn onmiskenbare moed aan het front terwijl veel van zijn latere topgeneraals dan dienen in de artillerie – ver van het echte front – of aan een veilig bureau zitten op een hoofdkwartier. Stafchef Wilhelm Keitel, de topgeneraals Walther von Reichenau, Walther von Brauchitsch, en Hans von Kluge zijn allemaal afkomstig uit de artillerie. Alfred Jodl, de chef operaties van de Wehrmacht, is een voormalige stafofficier. De generaals Paul von Kleist en Erich von Manstein komen uit de cavalerie. Heinz Guderian, nog een andere kampioen van de Blitzkrieg, komt van bij de seiners. Zeker aanvankelijk geniet Hitler enig aanzien onder hen vanwege zijn onberispelijke oorlogsverleden.
‘Een Pruis slaat niet aan het muiten’
Wanneer ze gaandeweg in de gaten krijgen dat Hitler hun staat-in-de-staat van de kaart veegt, verzetten ze zich nooit daadwerkelijk. Eind 1937 legt de alleenheerser hen achter gesloten deuren zijn Blitzkrieg-plannen voor: Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije, Frankrijk en Groot-Brittannië (incluis de Benelux) en daarna ook Polen (dat uiteindelijk al in september 1939 als eerste aan de beurt komt) en de Sovjet-Unie staan op zijn lijstje van prioritaire doelwitten. De generaals zijn ontzet: ze kunnen nog lang geen nieuwe oorlog aan, beseffen ze terecht, en zeker niet op zoveel fronten. Maar ze weerstaan de lokroep van verzet die begint te circuleren in hun hoofdkwartieren.
Werner von Blomberg en generaal Werner von Fritsch laten zich het jaar nadien zelfs gewillig afzetten als minister van Oorlog en stafchef – de eerste omwille van een ophefmakend huwelijk met een jonge ex-prostituee, de tweede omwille van een (waarschijnlijk door Heinrich Himmler verzonnen) relatie met een schandknaap. Hitler vervangt geen van beiden: hij wordt de facto zelf minister van Oorlog en delegeert de leiding over de Wehrmacht aan de ruggengraatloze generaal Wilhelm Keitel. ‘Alle bevelen komen daarna van Hitler. Hij wou alle macht en zelf het bevel voeren’, getuigt Keitel na de oorlog in Neurenberg.
‘Een Pruisische veldmaarschalk slaat niet aan het muiten’, bekt een topgeneraal een ondergeschikte af, wanneer die hem wijst op de waanzin van een oorlog op meerdere fronten. Historicus Andrew Roberts zet in The Storm of War (2009) zwaar in op dat ‘Pruisische plichtsgevoel’ als een van de vele redenen waarom de generaals hun Führer nooit afvallen, ‘ook niet wanneer de oorlog al reddeloos verloren is’.
Bovendien, zo beweert Roberts, voelen de generaals goed aan dat hun voorbijgestreefde conservatieve aard niet langer aansluit bij de mentaliteit van hun jongere ondergeschikten die volledig door het fascisme worden geïndoctrineerd. Die jongere generatie ziet bovendien met eigen ogen ‘dat veel topgeneraals hun persoonlijke belangen en ambities hoger inschalen dan hun zogezegde plichtsgevoel’.
Bijt niet in de hand die je voedt
Terreur is onmiskenbaar een factor van belang bij het onder controle krijgen en houden van de militairen. Hitler bestraft ongenadig elk spoor van deloyaliteit. Maar corruptie en omkoping zijn evengoed controlemechanismen. Al in 1933 zet de Rijkskanselier een geheim fonds op, Konto 5, waaruit hij put om gezagsgetrouwe officieren mild te belonen. Bovenop hun verbluffend hoge maandsalarissen krijgen hogere officieren ook veelvuldig gigantische cadeaus – ofwel in cash ofwel in de vorm van landgoederen, luxeauto’s, juwelen enz. De maandelijkse uitkeringen uit Konto 5 worden levenslang betaald, ook aan officieren op rust, en ze zijn bovendien taksvrij.
Niemand bijt in de hand die hem zo gul voedt. Een typisch voorbeeld is tankvirtuoos Heinz Guderian. Die laat zich ten tijde van de evacuatie van Duinkerke in de zomer van 1940 en een jaar later bij het vastlopen van Operatie Barbarossa in Rusland laatdunkend uit over het militaire leiderschap van Hitler. Maar in de lente van 1943 krijgt hij een landgoed van 927 hectare cadeau in Polen, en prompt ontpopt Guderian zich tot ‘een vurige en onovertrefbare aanhanger van de Führer’, noteert Joseph Goebbels in zijn dagboek. Pas wanneer de Russen in januari 1945 zijn Poolse landgoed onder de voet lopen, steekt de rebelse Guderian weer de kop op – wat leidt tot zijn zoveelste ontslag in maart ’45.
Tegen het einde van de oorlog ontslaat Hitler met grote regelmaat officieren die hem teleurstellen – maar daarom ontneemt hij hun niet automatisch de uitbetalingen uit Konto 5. Pas wanneer dat het geval is, weet de betrokkene dat hij niet meer kan rekenen op eerherstel.
Een ander goed voorbeeld is dat van veldmaarschalk Wilhelm Ritter von Leeb. In de zomer van 1941 laat hij zijn afkeer blijken voor de gruweldaden die de SS-Einsatzgruppen begaan achter zijn linies op het oostfront in Litouwen. Het willekeurig vermoorden van Joodse mannen kan misschien nog door de beugel, meldt hij aan het thuisfront, maar het afslachten van hun vrouwen en kinderen niet. Een vertrouweling van Hitler herinnert hem aan zijn uitkeringen uit Konto 5, en prompt zwijgt von Leeb voortaan in alle talen over de moordpartijen. Sterker, SS-kommandant Franz Walter Stahlecker looft nadien von Leeb voor zijn “voorbeeldige samenwerking” met zijn Einsat-zgruppe A.
Zoals het voorbeeld van veldmaarschalk von Leeb aantoont, beseffen de topgeneraals terdege dat er na deze verloren oorlog eigenlijk geen toekomst voor hen kan bestaan: ze zijn vrijwel zonder uitzondering mede schuldig aan oorlogsmisdaden. Uiteraard ontkennen ze dat op de processen van Neurenberg, zoals ze ook hun persoonlijke corruptie ontkennen. Maar hun bankuittreksels en de talloze getuigenissen tegen hen liegen er niet om.
In Armageddon (2004) vat de Engelse journalist-historicus Max Hastings de redenen kernachtig samen waarom de Duitse generaals tot het bittere einde blijven doorvechten. ‘Ze laten elke samenhangende gedachte over de toekomst varen en beperken zich tot het uitvoeren van hun onmiddellijke taken waarmee ze zo vertrouwd zijn.’ Dat is beslist een stuk eenvoudiger dan zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen handelen, zeker omdat iedereen in uniform sinds de aanslag van Claus von Stauffen-berg een kandidaat-samenzweerder is.
De Sicherheitsdienst voert zoals altijd geheime en accurate opiniepeilingen uit, ook na de aanslag. ‘Alle rapporten laten zien dat de aanslag zeer sterke gevoelens van schrik, verbijstering, woede en razernij heeft voortgebracht’, vat de staatsveiligheid de eerste reacties samen. Generaal Hossbach, de verbindingsofficier van Hitler met de Wehrmacht, getuigt na de oorlog dat ‘ondanks alle tegenslagen Hitler zich in 1944 nog steeds in een grote populariteit kan verheugen’. Sterker, het mislukken van het complot scherpt de mythe van de onkwetsbare Führer nog maar eens aan.
Ian Kershaw onderschrijft die vaststelling volmondig: ‘De opleving van de steun voor Hitler zelf en de zware represailles tegen de ‘verraders’ en de ‘saboteurs’ van de oorlogsinspanningen, bezorgt het regime op een buitengewoon kritiek moment een cruciaal verbeterde levensverwachting. Het biedt de nazileiders de mogelijkheid, die ze maar al te graag aangrijpen, voor een drastische radicalisering van elk aspect van het regime en de samenleving, met de bedoeling een land dat met zijn rug tegen de muur staat, te doordrenken met de ware nationaalsocialistische idealen en vechtlust die nodig zijn om de plunderende vijanden af te weren.’
‘Geen ontsnappingsroute’
Na de aanslag versterkt het trio Himmler-Goebbels-Bormann bijgevolg zijn almacht, weliswaar nog steeds in onderlinge rivaliteit. Het organisatorisch genie Albert Speer belandt in de marge, maar blijft onmisbaar in die nadagen. De geallieerde eis van een ‘onvoorwaardelijke overgave’ – afgesproken tussen Winston Churchill en Franklin D. Roosevelt op de top van Casablanca in januari 1943, en volmondig onderschreven door Stalin – versterkt de Duitse bereidheid door te vechten tot de laatste man. De hoop op nieuwe ‘wonderwapens’ blijft leven.
Kershaw: ‘De paranoia van Hitler kent dan bovendien geen grenzen meer. Hij bespeurt overal verraad en zegt onomwonden aan zijn ondergeschikten: “Iedereen die tegen mij over vrede spreekt, kost het zijn kop – ongeacht wie of wat zijn positie is”. De sleutelposities van het regime zijn dan meer dan ooit tevoren in handen van nazi’s die niets te verliezen hebben: ze zijn op de hoogte en hebben meegewerkt aan alle misdaden tegen de menselijkheid, in het bijzonder de uitroeiing van de Joden. Aangezien Hitler onveranderlijk en herhaaldelijk elke poging tot onderhandelingen uitsluit, blijft alleen de ondergang over. Er is geen ontsnappingsroute meer.’
Chef operaties Alfred Jodl bevestigt dat na de oorlog: ‘Gelukkig blokkeert de eis van een onvoorwaardelijke overgave de weg voor alle ‘lafaards’ die een politieke ontsnappingsroute proberen te vinden.’ Pas na de zelfmoord van Hitler kan die weg uiteindelijk toch worden ingeslagen door opvolger Karl Dönitz. Binnen de week is de capitulatie een feit.
Knack Historia over 75 jaar Bevrijding: te koop in de krantenwinkel en via https://shop.knack.be/wo2).
180 pagina’s / 14,95 euro
Getrouwd met het leger
Generaal Monty Montgomery verwerft zijn faam door Rommel in El Alamein te verslaan. Hij zet de landing in Normandië op poten en krijgt de eer om namens de geallieerden het capitulatieverdrag met het Duitse leger te ondertekenen.
Bernard Law Montgomery
Vanaf 1946 burggraaf Montgomery of Alamein
Brits generaal en veldmaarschalk
° 17 november 1887, + 24 maart 1976
Uitmuntende aanvoerder
Bernard Montgomery gaat naar de Britse Koninklijke Militaire Academie Sandhurst. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog wordt hij naar Frankrijk gestuurd. Op 13 oktober 1914 krijgt Montgomery een kogel van een Duitse scherpschutter door zijn long, een verwonding die hij tegen alle verwachtingen in overleeft. Als stafofficier neemt hij deel aan de Slag aan de Somme in 1916, de Slag om Arras in 1917 en later in dat jaar de Slag om Passendale. Hij blijkt een uitmuntende aanvoerder te zijn die zijn doelstellingen bereikt met een minimum aan slachtoffers.
Wraak
Als Groot-Brittannië meedoet met de Tweede Wereldoorlog, wordt Montgomery naar het vasteland gestuurd. Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers de Lage Landen binnen. Door de Duitse Blitzkrieg-tactiek kan het expeditieleger niet anders dan terugtrekken. 330.000 Britse en Franse militairen worden met Operatie Dynamo vanuit Duinkerke naar Groot-Brittannië geëvacueerd. Montgomery neemt wraak in 1942 door het Afrikakorps van Rommel bij El Alamein te verslaan. Die overwinning betekent een keerpunt voor de moraal van de geallieerden en levert Montgomery een bevordering tot generaal op.
Oprukken naar Berlijn
Na de overwinning op D-day is het tijd voor operatie Market Garden: drie bruggen over de grote rivieren in Nederland veroveren, om zo door te stoten naar het Ruhrgebied. Bij de Slag om Arnhem gaat het mis. Montgomery valt in ongenade, maar Churchill blijft hem steunen. Als de Duitsers in december 1944 aan het Ardennenoffensief beginnen, krijgt Montgomery de leiding over een deel van de Amerikaanse troepen. Op 4 mei 1945 ondertekent Montgomery het capitulatieverdrag van de Duitsers, drie dagen later eindigt de Tweede Wereldoorlog.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier