50 jaar na de Boerenbetoging in Brussel: de prijs van Europa

Boeren op het viaduct van Koekelberg. 'Trams worden in brand gestoken, de politie chargeert, er valt één dode.' © Gettyimages
Walter Pauli

‘Hitler vermoordde de Joden, Mansholt de boeren’, klonk het op de legendarische Boerenbetoging in Brussel tegen het beleid van Europees commissaris Sicco Mansholt, precies 50 jaar geleden. Wat valt eruit te leren, nu er met Farm to Fork een nieuw plan op tafel ligt?

‘En zeggen dat de boeren geen echte traditie van betogen hadden’, zegt professor Yves Segers (KU Leuven). ‘Als het nodig was, kwamen ze wel op straat om hun grieven duidelijk te maken, maar eigenlijk waren dat nog altijd “optochten”.’ Dat veranderde op 23 maart 1971. Archiefbeelden van de toenmalige BRT tonen in het begin inderdaad ludieke slogans en goedgeluimde mannen. Dan kondigt de sonore journaalstem onheil aan: ‘Het begint allemaal leuk, maar de spanning stijgt met de minuut. De politie was voorbereid, maar zo veel geweld had ze niet verwacht.’ Op de beelden ziet men boeren die gewapend met stokken en ander slagmateriaal tekeergaan tegen de reling van het toenmalige viaduct van Koekelberg. ‘De boerenleiders hebben hun mensen duidelijk niet meer in de hand. Trams worden in brand gestoken, de boeren trekken een spoor van vernieling door Brussel. De politie voert charges uit en gaat met de manifestanten in de clinch. Verderop moet de rijkswacht voor het geweld op de vlucht. Een Waalse landbouwer is omgekomen door een ontploffende traangasgranaat, en honderden mensen raakten gewond.’

Bij sommige betogers slaan de knoppen door als ze om te plassen 5 frank moeten betalen – méér dan een kilo aardappelen kost.

‘De boerenbetoging van 1971 was een van de grootste en gewelddadigste manifestaties in dit land’, zegt professor Segers. ‘Met die betoging zetten de landbouwers zich weer op de politieke kaart: “U zúlt rekening met ons houden.” De Boerenbond en andere landbouworganisaties hanteerden die impliciete dreiging om hun eisen door te duwen, en ook om grondige hervormingen tegen te houden indien die de boerenstand zouden benadelen. Maar paradoxaal genoeg hebben onze boeren maar kunnen overleven omdát het Europese landbouwbeleid zich in de richting heeft ontwikkeld waartegen de boeren zo fel tekeergingen.’ De beoogde schaalvergroting waartegen de boeren protesteerden, is klein bier in vergelijking met de werkelijke groei van de landbouwbedrijven. De onverbiddelijkheid van de industriële landbouw, met zijn overbemesting, zijn al te toxische verdelgers of de nieuwe generatie megastallen voor pluimvee, vee en varkens viel in 1971 nog buiten het bevattingsvermogen – zowel van boeren, landbouworganisaties als van nationale en Europese overheden.

‘Nooit meer honger’

Yves Segers is coördinator van het Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG). Samen met het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) organiseerde hij op 22 maart een boeiend webinar (in niet-coronatijden zou het een studiedag zijn geweest) over het historische belang van die betoging, en welke lessen we daar vandaag uit kunnen trekken. Want de Boerenbetoging is geen geïsoleerd incident. Er staan die dag niet zomaar 100.000 boeren in Brussel: 70.000 tot 80.000 Belgen, samen met minstens 20.000 landbouwers uit de andere landen van wat dan ‘het Europa van de Zes’ heet: West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Benelux.

De datum is veelzeggend: in 1971 verkeert de westerse wereld in een euforische mentale toestand. Het lijkt erop dat de golden sixties nooit voorbij zullen gaan. Geen mens die kan voorspellen dat de oliecrisis zich al in 1973 zal voltrekken. Alleen leeft bij de landbouwers het gevoel dat iedereen erop vooruit blijft gaan, behalve de boeren.

Nochtans hebben de Belgische landbouwers tijdens de eerste naoorlogse jaren weinig reden tot klagen. Segers: ‘Onder het motto “nooit meer honger” onderstreepte de overheid het belang van de landbouw voor het welzijn van de bevolking. Tegelijk zorgden allerlei moderniseringen, een versnelde mechanisering en een beginnende schaalvergroting ervoor dat de Belgische landbouwers tot het einde van de jaren vijftig een spectaculaire stijging kennen in productiviteit en opbrengsten. Maar na verloop van tijd zorgde dat ook voor dalende prijzen.’

Tegelijk blijft het platteland beheerst door kleine familiebedrijven. Van de 256.754 actieve landbouwbedrijven in 1950 is niet minder dan 82,2 procent kleiner dan 10 hectare. Dat aantal blijft stijgen, tot 1959. Dan bereikt de sector zijn grootste omvang met 269.009 actieve landbouwbedrijven. Vanaf de jaren zestig neemt het af. Boerderijen beginnen zich te specialiseren ten koste van het klassieke gemengde landbouwbedrijf. Toch wordt de gemiddelde boerderij niet echt groter. Van de 184.005 landbouwbedrijven die er in 1970 nog overblijven, blijft 71,1 procent kleiner dan tien hectare.

Opstand der Braven

Het prijsverloop en de afname van het aantal boerderijen zorgen voor een crisisgevoel. En dat terwijl in de gouden jaren zestig de lonen en weddes spectaculair stijgen – die van arbeiders, bedienden en ambtenaren dus. Boeren zijn zelfstandigen. Vandaar dat het inkomen van de boeren (nuance van Segers: ‘het bekénde inkomen’) altijd beduidend lager lag en ligt dan het mediaaninkomen in dit land. Het leidt tot spanningen. Nederland beleeft in 1963 zelfs een heuse Boerenopstand, ook wel de Opstand der Braven geheten. Wanneer enkele landbouwers in Drenthe uit hun hoeve dreigen gezet te worden, krijgen ze steun uit het hele land. Onder impuls van Hendrik Koekoek noemen ze zich De Vrije Boeren. Het komt tot een gevecht met de Nederlandse politie. ’s Nachts gaat een ontruimde boerderij in vlammen op. Boer Koekoek richt daarop de Boerenpartij op, en zit van 1963 tot 1981 in de Tweede Kamer. Zijn lijfspreuk: ‘Ik weet niet waarover het gaat, maar ik ben tegen.’

Overal in Europa morren de boeren. Ook in 1963 wordt in West-Vlaanderen het Algemeen Boerensyndicaat opgericht, bijgenaamd de Drietand, als uitdager van de Boerenbond. Die wordt steeds vaker beschouwd als de lange arm van het politieke systeem, niet als belangenverdediger van de kleine boer.

De landbouwsector is op zijn limieten gestoten. Dat is een grote zorg voor de Europese Economische Gemeenschap (EEG), waar het ‘gemeenschappelijk landbouwbeleid’ hoog op de agenda staat. De dag van de fameuze Boerenbetoging bespreken de Europese landbouwministers in Brussel andermaal een belangrijk en veelbesproken hervormingsplan van de hand van de Europese landbouwcommissaris, de Nederlander Sicco Mansholt (1908-1995). Mansholt stamt uit een merkwaardig gezin van socialistische herenboeren uit Groningen. In de jaren veertig en vijftig is hij de vaste landbouwminister in vele regeringen. Hij begint eigen landbouwproducten te subsidiëren en voert tegelijk heffingen in op import uit het buitenland. In 1958 krijgt hij in de allereerste Europese Commissie de portefeuille van Landbouw.

Mansholt begrijpt dat de politiek die in de jaren vijftig mede door hem in gang is gezet, onmogelijk vol te houden valt. Om het inkomen van de boeren op peil te houden, worden steeds hogere Europese subsidies uitbetaald. En omdat het beleid geen rem zet op de productie ontstaat er een systeem van waanzinnige overproductie. Ook al is de vraag beperkt, de boeren blijven produceren. Segers: ‘Ze bestonden écht, de boterbergen, de melkplassen en de wijnmeren.’ Een steeds groter deel van het Europese budget gaat naar de agrarische sector.

Kolchozen

Daarop reageert Mansholt in 1968 met zijn Memorandum inzake de hervorming van de landbouw in de Europese Economische Gemeenschap. Al snel spreekt heel Europa van het ‘Plan Mansholt’. De auteur wil de Europese landbouw structureel veranderen. Als sociaaldemocraat stoort het hem dat boeren zeer hard werken, nauwelijks vakantie en sociale ondersteuning hebben, en dat voor een relatief laag inkomen. Hij wil het totale landbouwareaal in de zes lidstaten doen inkrimpen met 5 miljoen hectare, 6 procent van de totale oppervlakte. Mansholt wil ook 5 miljoen boeren minder – bijna een halvering (45 procent) van het totale aantal landbouwers. Om een sociaal drama te vermijden, voorziet het Plan Mansholt in uitstapvergoedingen (voor de ouderen) en studiebeurzen (voor de boerenjeugd). Op die kleinere oppervlakte moeten er grotere landbouwbedrijven komen, met door Europa opgelegde minimumnormen. Segers: ‘Een akkerbouwbedrijf zou 80 tot 120 hectaren groot moeten zijn, melkveebedrijven moesten het liefst 40 tot 60 koeien hebben, bij vleesproductie gaat het om 150 tot 200 runderen en voor mestvarkens lag de norm op 450 tot 600 stuks.’ In afwachting van de goedkeuring van zijn plan door de lidstaten, bevriest Mansholt de landbouwprijzen.

De reacties zijn gemengd, meestal negatief. Gemengd, omdat sector- en belangenorganisaties zoals de Belgische Boerenbond de grote lijnen van het Plan Mansholt eigenlijk steunen. Alleen zit de Boerenbond tussen hamer en aambeeld, want de boeren zelf voelen zich bedreigd in hun bestaan. Zeker het kleine familiale landbouwbedrijf staat onder druk. Verschillende Europese regeringen aarzelen om Mansholt te volgen. Vandaar dat de ministers tijdens opeenvolgende Europese Landbouwraden niet tot een akkoord komen om Mansholt groen licht te geven. Vooral de prijsafspraken en de structuurhervormingen liggen moeilijk – maar zonder die twee cruciale ingrepen stelt het Plan Mansholt natuurlijk weinig voor. Tegelijk dringt de tijd: doordat de landbouwprijzen bevroren zijn, gaat het inkomen van de landbouwers feitelijk achteruit.

Een confrontatie met de Europese Commissie is stilaan onvermijdelijk. In België komt er een Groen Front tot stand met daarin de Boerenbond, de Alliance Agricole Belge en de Unions Professionelles Agricoles. Dat front huldigt als standpunt: ‘Eerst de prijzen, dan de rest.’ Ook de schaalvergroting krijgt tegenwind. Mansholt krijgt het persoonlijke verwijt dat hij dit idee heeft gekopieerd van de Sovjet-Russische kolchozen, collectieve landbouworganisaties met een reusachtige oppervlakte. Er hangt actie in de lucht.

De ICAG/ILVO-webinar zoomde met veel zin voor detail in op de aanloop naar de Boerenbetoging van 23 maart 1971. Op 15 februari is er een eerste signaal dat de landbouwsector aanstuurt op een grote confrontatie: een aantal jonge Waalse boeren slaagt erin met drie koeien binnen te dringen op de ministerraad. De weken nadien zijn er in alle provincies stakingsacties, optochten met tractoren, wegblokkades enzovoort. Die acties dienen niet alleen om de landbouwers ‘op te warmen’, ze meten ook de actiebereidheid onder de boeren. Die blijkt ongewoon hoog. De Landelijke Gilden sporen hun leden aan om massaal naar Brussel te trekken. Daarbij wordt de harde taal niet geschuwd. Een ‘bevel tot algemene mobilisatie’ gaat rond, en ‘wie op 23 maart niet mee opmarcheert, verdient niet langer de naam van boer te dragen’. Het ordewoord luidt: ‘Geen boer op het veld.’ Het resultaat is dat de landbouwers in heel het land elke beschikbare bus charteren. Nog jaren zullen oudere boeren met trots spreken over de eindeloze sliert bussen op de autoweg richting Brussel, zo ver men kon kijken – een fenomeen dat zich sindsdien alleen heeft herhaald bij de legendarische antirakettenbetoging van 23 oktober 1983. Wanneer men vanuit zo’n bus in de buurt van Aalst nog een paar boeren op het land ziet werken, laten de inzittenden de chauffeur meteen stoppen. De boeren in Aalst worden ter plaatse opgevorderd.

Kilo aardappelen

Zo beginnen de problemen. Veel boeren zijn om de files voor te zijn extra vroeg naar Brussel afgezakt. Tijdens het wachten wordt een glas gedronken, en nog een. Er zijn te veel bussen en te weinig parkeerplaatsen, dus de opstoppingen komen er toch. De chaos groeit met de minuut. Organisatoren en rijkswacht beslissen plots om de betoging toch al te laten vertrekken, zonder toespraken. De inhoudelijke eisen van de betoging moeten maar blijken uit spandoeken en stropoppen aan de galg – Mansholt is vijand nummer één. Zo vertrekt een betoging zonder leiding of inhoudelijke richting. Een beetje spreker vuurt zijn troepen doorgaans aan, maar maakt zo ook duidelijk dat de manifestatie verloopt onder gezag, leiding en toezicht van de organisatoren. Dat is er nu niet.

Sicco Mansholt (links) 50 jaar later is de basis van zijn Europese landbouwplan vrijwel helemaal verwezenlijkt.
Sicco Mansholt (links) 50 jaar later is de basis van zijn Europese landbouwplan vrijwel helemaal verwezenlijkt.© Gettyimages

Er zijn wel duizenden spandoeken. Zoals: ‘Hitler vermoordde de Joden, Mansholt de boeren’. 100.000 of meer betogers zijn er. Die mensenzee valt niet te controleren of te stuiten. Veel betogers zijn trouwens écht kwaad: hun boerderij staat op het spel, hun werk en inkomen, hun leven. Politici en leiders van landbouworganisaties die op de trappen van de Beurs de betogers staan toe te wuiven, horen gejoel en gescheld. Rotte tomaten vliegen in het rond. Daar blijft het niet bij. Net zoals bij vakbondsbetogingen een paar jaar eerder wordt melding gemaakt van niet-boeren die de betoging infiltreren en als eersten keet schoppen. Het verhaal doet nog altijd de ronde – of is het een broodjeaapverhaal? – dat bij een aantal betogers de knoppen doorslaan als ze om te plassen 5 frank moeten betalen – méér dan een kilo aardappelen kost.

Al te vaak schieten de landbouworganisaties bij pogingen tot modernisering en vergroening in een kramp.

Verkeerslichten sneuvelen, ruiten vliegen aan diggelen, Brussel brandt. Aan het Zuidstation, het eindpunt van de optocht, is de chaos compleet. Niemand weet waarnaartoe, en dus vinden betogers en ordetroepen elkaar. De boeren timmeren er duchtig op los, de rijkswacht riposteert met traangasgranaten. 140 betogers raken gewond. Er valt één dode.

De tv-beelden van de boerenbetoging zijn bij de laatste die alleen in zwart-wit te zien zijn – sinds 1 januari 1971 kent ook België kleuren-tv. Dat roept associaties op met soortgelijke taferelen uit iets vroegere jaren, ook in zwart-wit: woedende betogers zoeken de confrontatie met gehelmde ordetroepen en hun wapenstok en zichtbare geweren. Het zijn de iconische beelden van de linkse betogingen tegen de Eenheidswet (een besparingsplan van de regering-Gaston Eyskens in 1960), of van het protest tegen de sluiting van de mijn van Zwartberg in 1966. Tijdens de Eenheidsstaking vielen er vier doden. In Zwartberg twee. In Brussel in 1971 één.

Vanuit het perspectief van vandaag kan dat de indruk geven dat de Boerenbetoging de afsluiter was van een tijd die op zijn einde liep. Terwijl er eigenlijk meer voor te zeggen valt dat het een beginpunt is geweest van een nieuwe Europese aanpak. Zeker, op korte termijn is van het Plan Mansholt weinig terechtgekomen: politieke besluitvormers zijn gevoelig voor volkswoede. De Europese landbouwministers hebben zich beperkt tot steunmaatregelen voor de modernisering van landbouwbedrijven (instemming bij de boeren), een door de overheid gefinancierde afvloeiregeling (instemming bij de boeren) en wat maatregelen voor persoonlijke vorming (geen protest bij de boeren). Kort na de betoging verdwijnt de prijsblokkade. Nog wat later is Sicco Mansholt geen lid meer van de Europese Commissie. Op zijn oude dag raakt hij gecharmeerd door de nog jonge ecologische beweging – even heeft hij een verhouding met de bijna veertig jaar jongere Petra Kelly, een van de stichters van de Duitse Grünen.

Intussen is de basis van het Plan Mansholt zo goed als helemaal verwezenlijkt. Yves Segers: ‘Landbouwers die mee gingen betogen in Brussel zeggen nu, 50 jaar later, dat alles wat Mansholt voorop had gesteld uiteindelijk werkelijkheid is geworden, zij het in een veel trager tempo dan hij had gewild. De actieve landbouwbevolking krimpt nog altijd. De landbouwbedrijven worden nog altijd groter. In 1971 deed men Mansholts plan van boerderijen met 40 tot 60 koeien af als “mammoetbedrijven”. Vandaag is dat een klein familiebedrijf. In 1984 voerde Europa de eerste melkquota in om een rem te zetten op de overproductie. Vandaag is steun voor de landbouw gekoppeld aan het naleven van afspraken om milieuvriendelijker te werken. Dierenwelzijn, voedselveiligheid en duurzaamheid tellen steeds meer mee.’

Ook voor landbouworganisaties als de Boerenbond was de betoging van 1971 een flinke les. Men is gekneld geraakt tussen de wensen van de boeren en economische wetmatigheden, en tussendoor is men te vaak te lang blind gebleven voor ecologische gevoeligheden. Daardoor lijkt de Boerenbond te negeren dat ook met een andere landbouw winst gemaakt kan worden – alsof bioteelten of de herkenbare rechtstreekse band tussen producent en consument modegrillen zijn die straks wel weer overwaaien. Al te vaak schieten de landbouworganisaties bij elke poging tot modernisering en vergroening in een kramp. En net zoals in Brussel in 1971 zo toevallig gebeurde, draait boerenprotest nog altijd veel te vlug uit op fysiek en verbaal geweld.

‘Groene hoer’

Er is helaas een terugkerend patroon te herkennen. Tijdens het protest tegen het Mestactieplan van de socialistische milieuminister Norbert De Batselier (tegen de schadelijke gevolgen van overbemesting voor het grondwater) werd in 1994 letterlijk met mest gesmeten. Boeren van het Algemeen Boeren Syndicaat (ABS) bestormen dat jaar het hoofdkantoor van de Vlaamse Milieumaatschappij in Erembodegem en richten er vernielingen aan. Datzelfde ABS scheldt in 2003 milieuminister Vera Dua (Groen) vanwege haar mestbeleid uit voor ‘Groene Hoer’. Vandaag steekt dat sluimerende conflict weer de kop op. Nederland kent al sinds 2019 boerenprotest tegen stikstoffen- en nitratenrichtlijnen – ook vandaag staan daar honderden tractoren klaar om op afroep naar het Malieveld in Den Haag te rijden. En we zouden bijna vergeten dat in 2012 boeren uit heel Europa in colonne naar Brussel zijn afgezakt. Ze hebben hun melkoverschotten leeggespoten op de politie. Zoveel decennia na de Brusselse dode werd nog altijd geriposteerd met gasgranaten.

Het is legitiem voor belangenorganisaties om de Europese instellingen in Brussel te confronteren met de zorgen van de gewone Europeaan. Toch lijkt de strijd tegen een moderne, gezonde, ethisch en ecologisch verantwoorde en natuurlijk ook rendabele landbouw een achterhoedegevecht. Net zoals de Boerenbetoging in 1971 dat deels was. Segers: ‘Ook nu ligt er een plan op tafel voor een nieuw landbouwbeleid: naast de Green Deal is er Farm to Fork, of Van boer tot bord. Men wil een Europese landbouw en voedselproductie waarbij economie, gezondheid, dierenwelzijn en ecologie hand in hand gaan.’ Ook nu aarzelt de landbouwwereld om mee te stappen, al is er minder verzet dan tegen Mansholt. Overigens wijst Segers op enkele merkwaardige parallellen tussen Sicco Mansholt destijds en Frans Timmermans vandaag. ‘Beide Nederlandse sociaaldemocraten willen de landbouwsector een nieuwe richting laten inslaan. Toen en nu vreesden en vrezen de boeren niet zonder reden voor fors inkomensverlies. Ook nu is de bevoegde Eurocommissaris een Nederlandse PvdA’er. Het is wellicht makkelijker om sterke wijzigingen aan het beleid voor te stellen vanuit een politieke fractie met een minder sterke landbouw- of plattelandsachterban.’

Segers voegt eraan toe: ‘Het Plan Mansholt wilde landbouwers een beter inkomen bezorgen via structuuraanpassingen naar grotere, rendabelere bedrijven, en dat gekoppeld aan een Europees “gegarandeerdeprijsbeleid”. Het is niet echt gelukt. Vandaag gaat de Farm to Fork-strategie ervan uit dat hoogkwalitatieve, duurzame landbouwproducten de concurrentiekracht en de marktpositie van de landbouwers haast automatisch zullen versterken, en dat de binnen- en buitenlandse markt zulke producten fair zal belonen. Europese landbouwers een behoorlijk inkomen garanderen: ook na vijftig jaar blijft dat dé bottleneck.’

Het webinar kan bekeken worden op de website van het Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis: https://cagnet.be/page/boerenbetoging-1971. Ook de VRT-podcast ‘Boeren op de barricades’ kan daar worden beluisterd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content