25 jaar na de sluiting van Renault Vilvoorde: reconstructie van een sociaal bloedbad

1997, Schaarbeeklei, Vilvoorde. 'De sluiting was een wake-upcall voor ons land: het kan ons allemaal overkomen.' © BelgaImage

Op 27 februari is het 25 jaar geleden dat de Franse directie van Renault uit het niets haar fabriek in Vilvoorde sloot. Het werd een sociaal bloedbad, maar ook een syndicale krachttoer die tot vandaag vruchten afwerpt. Een reconstructie, met zeven hoofdrolspelers van toen.

Op een heldere maandagochtend treedt Raymond Smeulders in café De Stille Genieter een gezelschap van tien mannen en vrouwen tegemoet. Het weerzien is hartelijk. Smeulders – 69 maar messcherp van geest en postuur – is vanuit Betekom naar Vilvoorde gekomen voor de maandelijkse bijeenkomst van ex-arbeiders van Renault-Vilvoorde. De voorbije twee jaar heeft de opkomst te lijden onder corona, weet hij, en recent zijn daar nog de hoge energieprijzen bij gekomen: ‘Sommige mensen moeten van ver komen. Als je weet hoeveel de benzine kost, is dat niet meer betaalbaar.’

Op de bijeenkomsten wordt over de kleinkinderen gepraat en over de kwalen die komen kijken bij de oude dag. Maar toch vooral over de Renolt, waar de lonen een pak hoger lagen dan in andere fabrieken. ‘Daar stond wel iets tegenover’, zegt Smeulders. ‘Het was hard werken aande ketting. ‘

In 1970 deed hij een vakantiejob bij Renault. Een jaar eerder kreeg hij bij koekjesfabriek De Beukelaer 32 Belgische frank per uur, omgerekend 80 eurocent. Bij Renault liep dat op tot 73 frank. Toen hij in 1971 in vaste dienst ging, kreeg hij een maandloon van 12.000 frank (400 euro), productiepremie niet inbegrepen. ‘Een fortuin.’

Raymond Smeulders: ‘Het was hard maar plezierig werk. Zeker op mijn afdeling, waar we de fijne afwerking met de hand deden. De eerste tien jaar hadden we tijd om een babbeltje te slaan en een boterham te eten. Dat is mettertijd veranderd. Plots stond er iemand naast ons met een chronometer. Iets later kwamen ze zeggen dat het sneller moest. En toen kwamen de robots. Soms kwam daar discussie van, maar meestal volstond een gesprek op de personeelsdienst om dat op te lossen. Van die periode kan ik mij maar één lange vakbondsactie herinneren: tijdens de hittegolf van 1976 was het veel te warm om te werken. Toen hebben we gestaakt tot de directie ons een voorstel deed: een half uur werken, een half uur pauze. Maar de hittegolf bleef duren, en dat systeem was niet haalbaar voor de directie. Ze hebben ze ons toen op economische werkloosheid gezet.

25 jaar na de sluiting van Renault Vilvoorde: reconstructie van een sociaal bloedbad
© Knack

‘In 1975 ben ik voor het eerst verkozen als eerste plaatsvervanger voor de ondernemingsraad, en vijf jaar later ben ik al ABVV- délegué geworden. Ik kreeg elke dag twee uur om met de mensen te praten. Ik heb veel opleidingen gevolgd, maar dat was mijn echte leerschool: ik ging langs bij álle afdelingen, luisterde naar iedereen. Toen heb ik het respect van de mensen afgedwongen.’

***

Fast forward naar zaterdag 22 februari 1997. Raymond is als hoofdvakbonds- afgevaardigde uitgenodigd voor het ‘feest van de medailles’, waar Renault werknemers met twintig jaar anciënniteit in de schijnwerpers zet.

Smeulders: ‘Normaal is dat een heugelijk moment, maar ik had al snel in de mot dat er iets niet klopte. De directie en premier Jean-Luc Dehaene – hij zou de eretekens uitreiken – kwamen niet samen aan. Dat was ongebruikelijk. Dehaene was overstuur, heeft niet gespeecht en nam niet deel aan de maaltijd. Ik heb toen een kaderlid aangesproken, maar hij wuifde mij weg: “Maak u geen zorgen, Raymond.” Die avond zag ik onze secretaris, Karel Gacoms, op een feestje van de bruggepensioneerden. Karel heeft nog al lachend gezegd: “Ze gaan de fabriek toch niet dichtdoen?” Ik: “Na die miljarden die ze hebben geïnvesteerd? Dat kán niet.”‘

Buikgevoel

De Renault-fabriek is al jaren buiten gebruik, maar elke avond knipt nog altijd iemand het licht aan, terwijl veertig meter hoger auto’s en vrachtwagens over het viaduct denderen. ‘Geen enkele fabriek was zó bepalend voor de identiteit van de stad als Renault’, zegt Hans Bonte. In 1995 was de West-Vlaming naar Vilvoorde verhuisd. 25 jaar na de sluiting maakt hij er zijn tweede termijn als burgemeester vol.

Hans Bonte: ‘De site, anderhalve kilometer lang, ligt als een lint langs de belangrijkste invalsweg uit Brussel. Iedereen die over het viaduct rijdt, herkent de gebouwen. Vilvoorde was Renault, Renault was Vilvoorde. De fabriek was ook een welkome melkkoe voor de stadskas. De bedrijfsbelasting werd toen berekend op basis van de totale drijfkracht van de machines. Reken maar uit.’

Eind de jaren 1990 kreeg Vilvoorde de ene klap na de andere te verduren: Forges de Clabecq sloot de deuren, VTR en Delacre ook. Maar Renault bleef altijd open.

Bonte: ‘ Het was de meest productieve site van de Renault-groep. De historische loonhandicap van 5 procent compenseerden ze gemakkelijk met een hogere productiviteit en betere kwaliteit. Er was geen vuiltje aan de lucht. Renault had pas miljarden geïnvesteerd, en het personeel had net ingestemd met flexibelere werkuren. Maar Raymonds intuïtie liet het nooit afweten.’

Karel Gacoms was in 1997 secretaris voor ABVV-metaal. ‘De gebeurtenissen van 27 februari bewezen dat zijn buikgevoel juist was’, vertelt hij ons, vier hoog in zijn Vilvoordse appartement.

Smeulders: ‘Ik was zoals altijd in alle vroegte op de fabriek aangekomen, en de sfeer was al heel onrustig. Vanuit Frankrijk kwamen vrachtwagens aangereden, afgewerkte Meganes werden op opleggers geladen en weggevoerd. Dat was ongewoon. Toen ik verhaal ging halen bij de directie wilden ze me niet ontvangen. Toen heb ik Karel gebeld: “Volgens mij gaan ze vragen om loon in te leveren.”‘

Gacoms: ‘”Raymond,” zei ik, “het is veel erger dan je denkt.” Ik had intussen telefoon gekregen van Michel Batt van de Franse vakbond. Hij wist al dat Vilvoorde dicht moest. Toen ik dat in het syndicaal bureau zei, wilde niemand mij geloven.’

Smeulders: ‘Dat was een absurd idee. Ik heb de boel proberen te kalmeren en gezegd dat we de ondernemingsraad moesten afwachten. Die zou om vijf uur beginnen.’

Oorlogsscènes

Intussen was in Brussel de Kamer bijeen voor de wekelijkse plenaire zitting. Na de mondelinge vragen zag Kamerlid Hans Bonte premier Dehaene op zich af stormen: ‘Bel Louis, er is miserie op komst.’

Wanneer we de genoemde Louis, toen partijvoorzitter van de SP (nu Vooruit), aan de lijn krijgen, herinnert hij zich de timing feilloos.

Louis Tobback: ‘Ik zat in brasserie De Valck in Leuven, zoals gewoonlijk na het schepencollege, toen ik naar de telefoon werd geroepen. Het was Luc Van den Bossche, toen onze vicepremier in de Vlaamse regering. Hij vertelde me dat Renault zou dichtgaan. Dat was een bom. Een atoombom. Ik ben meteen naar Brussel vertrokken, mijn eten smaakte me toch niet meer. In een Brussels hotel had ene Michel de Virville, secretaris-generaal van de Renault-groep, intussen haast laconiek een aankondiging gedaan: “In het kader van een vereenvoudiging van zijn industriële apparaat zal Renault de activiteiten van zijn vestiging in Vilvoorde stopzetten.”‘

Smeulders: ‘Terwijl ik nog altijd zat te wachten op het begin van de ondernemingsraad kregen de mensen het nieuws al te horen. Sommigen hadden een radiootje op hun werkpost.’

Bonte: ‘Honderden mensen hoorden tijdens hun werk live op de radio dat ze als honden op straat werden gezet. 3098 arbeiders en bedienden op de keien, zonder boe of ba. Het was een slachting. Ik ken een gezin waarvan de vader en de drie zoons bij Renault werkten.’

Xi Jinping zou het in China niet moeten proberen, wat die Schweitzer gedaan heeft. Hij zou moeten branden in de hel.

Louis Tobback, toenmalig SP-voorzitter

Tobback: ‘Zijn reputatie is de laatste jaren misschien wat minder, maar zélfs Luc van den Bossche (SP) was aangeslagen. Ik kende niemand die bij Renault werkte, maar voor elk welmenend mens was die sluiting een slag in de maag.’

In zijn nochtans vuistdikke memoires besteedde wijlen Jean-Luc Dehaene opvallend weinig woorden aan de episode-Renault. Maar op die luttele pagina’s bevestigt hij de intuïtie van Raymond Smeulders: hij was op de hoogte geweest toen hij lintjes ging uitdelen. Renault-topman Louis Schweitzer had hem een dag eerder op de hoogte gebracht.

Gacoms: ‘Wie wist er nog van? Hij belde naar verluidt elke dag met Tobback. Wist hij het?’

Tobback: ‘Nee.’

Gacoms: ‘Dehaene was een man van het ACW. Wisten de mensen van de christelijke zuil ervan?’

Georges Jacquemyn, secretaris van het ACV, is formeel aan de telefoon met Knack. ‘Néé. Ik wist het de dag zelf, geen dag vroeger. Ik zat in een opleiding met veertig elektriciens toen ik telefoon kreeg van mijn hoofdafgevaardigde: “Het is niet goed, Georges.”‘

Smeulders: ‘Na de ondernemingsraad kwam ik naar buiten, en zag dat honderden mensen samengetroept waren aan de ingang. De sfeer was bits. Wij kreeg verwijten naar ons hoofd. De mensen wilden niet geloven dat wij van niets wisten.’

Georges Jacquemyn: ‘Toen ik aankwam, zag ik halve oorlogsscènes. De mensen waren in staat om ongelukken te begaan. We voelden dat we daar weg moesten. We hebben toen als uitlaatklep een mars op het stadhuis georganiseerd. Meestal zie je een herstructurering, en al zeker een sluiting, van kilometers ver aankomen, maar toen niet. In december had ik nog koffiegedronken met de personeelschef. Hij zei toen dat er overproductie was en dat ze een vestiging moesten sluiten. Wij hebben nog gegokt: wordt het Maubeuge of Douai? Van elke vestiging konden wij zwakke punten opnoemen, maar van Vilvoorde niet. Later heb ik Louis Schweitzer twee keer op de man af gevraagd: “Wat is nu eigenlijk het probleem met Vilvoorde?” Er was er geen, gaf hij toe. Vilvoorde moest dicht, koste wat het kost.’

Bonte: ‘Een Frans bedrijf dat een Franse fabriek sluit in plaats van een Belgische? Dat is ondenkbaar.’

De Franse directie stond pal, maar de vakbonden evenzeer. Het werk werd neergelegd. Stakers blokkeerden de toegang naar de parkeerterreinen waar meer dan 5000 afgewerkte Renaults stonden. Pasmunt die de vakbonden vijf maanden lang in de achterzak zouden houden.

Gratis worst

‘Ik heb de sluiting van de Kempische steenkoolmijnen en het faillissement van de Boelwerf meegemaakt, maar Renault-Vilvoorde? Dat was iets anders.’ Dirk Van den Bogaert doet het tegenwoordig iets rustiger aan, maar in 1997 was hij als vliegende reporter van VTM Nieuws vaker wel dan niet in Vilvoorde.

Dirk Van den Bogaert: ‘Die eerste spontane betoging was de enige die ik gemist heb. Van dan af heb ik maanden op de eerste rij gestaan. Vaak was ik om zeven uur al in de fabriek voor de personeelsvergaderingen. Die verliepen rumoerig. Je voelde dat de verontwaardiging groot was. Niet alleen bij de werknemers, maar ook bij het brede publiek. Er spoelde een golf van solidariteit over het hele land, zo groot was de consternatie.’

Jacquemyn: ‘Het was een wake-upcall: het kan ons allemaal overkomen.’

Bonte: ‘Volgens mij had het vooral te maken met de ongeziene brutaliteit van de sluiting, en de typerende Franse arrogantie van Louis Schweitzer.’

Tobback: ‘Xi Jinping zou het in China niet moeten proberen, wat die type gedaan heeft. Hij zou moeten branden in de hel.’

Gacoms: ‘Wat ook meespeelde, was de Witte Mars, een paar maanden eerder (op 20 oktober 1997 waren 300.000 mensen in Brussel op straat gekomen in de nasleep van de zaak-Dutroux, nvdr). Het vertrouwen in de politiek stond historisch laag. Het gevoel leefde: we moeten er voor elkaar zijn.’

Jacquemyn: ‘Over heel het land zetten mensen spontaan acties op. Plots zag je overal Renaults rondrijden met een A4’tje op de achterruit: “Dit is mijn laatste Renault.”‘

Van den Bogaert: ‘Een ware pr-ramp was dat. De reactie van Renault was krampachtig. Ik weet nog dat ik telefoon kreeg van een callcenter: of ik geïnteresseerd was om een Renault te kopen? Ik was dat sowieso niet van plan, maar toen helemaal niet.’

Dehaene zou anciënniteitsmedailles uitdelen. Maar hij was overstuur, heeft niet gespeecht en nam niet deel aan de maaltijd. Hij wist het al.

Raymond Smeulders, hoofdafgevaardigde ABVV

***

‘Ik denk dat ik rij/ maar nee, ik hallucineer/ Ze zijn van plastiek/ En nooit van leer/ De Fransen willen ze zelf allang niet meer.‘ Onder zijn nom de plume Supermarx stak zanger Daan Stuyven de werknemers van Renault een hart onder riem. Zij hielden dag en nacht de wacht.

Bonte: ‘Elke avond, als ik van het parlement naar huis reed, ging ik nog langs het piket. Soep uitdelen en pistolets smeren, gratis aangeleverd door bakkers uit de buurt.’

Op archiefbeelden is te zien is hoe de actievoerders ook bakken bier, brochetten en worsten in ontvangst namen, een cadeau van een warenhuis uit de buurt. Tabaksfabrikanten deden sloffen sigaretten cadeau. Sympathisanten gaven geld.

Bonte: ‘Het piket werd altijd maar groter. Er kwamen altijd maar tenten bij. Op den duur leek het op een festivalterrein. In een veldkeuken maakte de kok, Zatte Kiek, elke dag coq au vin. In een andere tent stond een tv waarop, als er geen nieuws was, ontuchtige films te zien waren. Jeanke TV hield de afstandsbediening op zak.’

Gacoms: ‘Dat piket organiseerde zichzelf. Er was een harde kern van veertig, vijftig mensen die daar bijna continu stond. Ik had daar niets te zoeken, ben er misschien vijf keer geweest. Af en toe stuurde ik iemand naar huis, als die zich een week niet gewassen had.’ (lacht)

Bonte: ‘We moeten ons wel hoeden voor overdreven nostalgie, want er is daar ook veel fout gelopen. Ik heb vechtpartijen en ruzies meegemaakt. Mensen zijn de trappers kwijtgeraakt door zattigheid en een gebrek aan slaap.’

Messen en revolvers

In de eerste dagen putten de vakbonden het volledige syndicale arsenaal meteen uit. Ze staakten, ze betoogden, ze gingen langs bij de vele bevoegde ministers. Ze sloten zich aan bij de juridische procedure die een bediende in gang had gezet. Gacoms omschrijft die strategie vandaag als ‘een spervuur’.

Gacoms: (klopt op tafel) ‘Een offensief syndicaal programma, met als uitgangspunt: de afwijzing van de sluiting.’

Bonte: ‘Ik heb mee geschreven aan een plan voor arbeidsduurverkorting op Europees niveau. Als elke vestiging had meegewerkt, hadden we Vilvoorde kunnen redden.’

Gacoms: ‘Ik heb Schweitzer één keer gezien, en tijdens die ontmoeting heeft hij dat denkspoor van tafel geveegd.’

Bonte: ‘Het was hoe dan ook slim om de staking naar een Europees niveau te laten escaleren. De meest emotionele en impactvolle acties waren de betogingen in Parijs. Ik zie ons hier nog in alle vroegte vertrekken, met tientallen bussen die tegelijk in de mist verdwenen. Heel telegenieke beelden.’

Van den Bogaert: ‘Ik ben vaak meegegaan. Het was indrukwekkend hoe ze met duizenden de volledige breedte van de Parijse lanen innamen. Of ze trokken naar toeleveringsbedrijven, waar ze binnenvielen en de boel stillegden. Dat was mediatiek allemaal efficiënt.’

Het gemeenschappelijk vakbondsfront slaagde er lang in om de indruk van eensgezindheid te wekken. Maar al snel rezen er problemen met radicalere elementen. Ook bij de grote bonden zat er een haar in de boter.

Van den Bogaert: ‘Dat was me opgevallen tijdens een van de uitstappen naar Parijs. Bij het vertrek trok een actievoerder me aan de mouw. “Rij maar met ons mee.” Toen ik op de bus stapte, zag ik, van de eerste tot de laatste rij, alleen maar groene hesjes. (lacht) Je voelde dat er wedijver was, en dat de figuur van Gacoms voor ergernis zorgde bij het ACV. Ik kan me zelfs niet herinneren hoe hun secretaris heette.’

Jacquemyn: (zucht) ‘Ik moet opletten wat ik zeg, maar Gacoms is nooit mijn vriend geweest. Pas op, ik val hem niet aan want hij is intelligent, kent zijn dossiers en heeft organisatietalent. Een onnozel element heeft een belangrijke rol gespeeld: Gacoms had vanaf dag één een gsm. Ik pas na een paar dagen, een huurtoestel dat het snel liet afweten. Daardoor kreeg ik na twee weken een nieuw nummer. Tegen dan waren de contactlijnen natuurlijk al lang gelegd. Maar de samenwerking had al snel ook te lijden onder ideologische meningsverschillen. Gacoms heeft té lang vastgehouden aan een heropstart. Hij zat met een belangrijke groep PVDA’ers, die all the way wilden gaan.’

Gacoms: ‘Die zaten evengoed bij het ACV, maar dan minder openlijk. Als wij ons vanaf het begin hadden neergelegd bij de sluiting, was onze onderhandelingspositie nooit zo sterk geweest wanneer het over de knikkers ging. Maar het klopt dat de animo voor een onderhandeld sociaal plan toenam met de tijd. Dat had te maken de sluiting van Delacre, in 1992. Toen hebben de vakbonden zich kapotgestaakt, waardoor de werknemers met lege handen zijn achtergebleven. Het spook van Delacre waarde door de fabriek en maakte de mensen nerveus.’

Jacquemyn: Mijn afgevaardigden wisten al lang dat de mensen het beu waren. Ze wisten dat er een mooi ontwerp van sociaal akkoord op tafel lag en hadden daar oren naar.’

Bonte: ‘Ik heb veel bewondering voor het syndicale werk dat bij Renault is verzet. De bonden moesten op eieren lopen, met 3100 werknemers. Wat voor de ene te slap is, is voor de andere onverantwoord. En dan waren er nog de stokebranden van de PVDA, die bij het minste kraaiden: “Klassenverraad!”‘

Het getouwtrek tussen de voorstanders van een sociaal plan en de hardliners duurde voort. Naarmate de acties aansleepten, wonnen de eersten het pleit. Op 10 april werd een referendum gehouden. 75 procent van de werknemers stemde in met een werkhervatting. Op gezette tijden werd het werk neergelegd voor een symbolische actie, zoals op 21 mei, toen enkele carrosserieën werden tentoongesteld op de Schaarbeeklei. Maar toen joeg iemand de vlam in een van de karkassen. De sfeer verhardde, de rijkswacht sloot de Schaarbeeklei af.

Gacoms: ‘Plots schoot daar een Megane voorbij, zigzaggend. Die chauffeur – ik denk dat hij dronken was – werd staande gehouden door een gendarme met getrokken revolver. De spanning liep hoog op, en ik heb maar nipt kunnen vermijden dat het uit de hand liep. Toen die rijkswachter vertrokken was, werd ik door 30 mensen omsingeld. Ik stond met de rug tegen mijn auto, en toen prikte iemand van het ACV een mes in mijn navel: ‘U pakken we later. Eerst moeten we de Smeulders hebben.’

Jacquemyn: ‘Vertelt Gacoms dat? Daar geloof ik niets van, daar steek ik de hand voor in het vuur. Als het wel was gebeurd, zou het de dag nadien in alle kranten hebben gestaan.’

Gacoms: ‘Dat is niet het enige waar ik over gezwegen heb om onze onderhandelingspositie niet te verzwakken. In elk geval hebben wij die avond beslist dat we het geweer van schouder zouden veranderen. De polarisatie was te groot geworden.’

Jacquemyn: ‘Toen eind juli uiteindelijk over een sociaal plan werd gestemd, was 92 procent voor. Tweeënnegentig. Als we twee maanden vroeger hadden gestemd, hadden we ook een akkoord gehad, dat weet ik zeker. We hadden niet moeten wachten op zo’n marxistisch resultaat.’

Naar Parijs

In taverne De Stille Genieter nipt Raymond Smeulders van zijn kop koffie. Net als de meeste oud-strijders hier aanwezig, is hij een van ‘de 400’. ‘De 400’ was het gevolg van een verkiezingsbelofte. 1997 was een verkiezingsjaar in Frankrijk. De socialistische kandidaat Lionel Jospin had tijdens de campagne gezworen dat hij Renault-Vilvoorde zou openhouden als hij premier werd.

Tobback: ‘En dan wint Jospin – die door iedereen, inclusief zichzelf, bij voorbaat kansloos werd geacht – de verkiezingen toch wel niet.

Aan het piket stond een harde kern van 40 man. Af en toe stuurde ik iemand naar huis, als die zich een week niet gewassen had.

Karel Gacoms, secretaris ABVV

Bonte: ‘Ik ben nog met Louis en André Flahaut naar Parijs gegaan om Jospin in Hôtel Matignon (de ambtswoning van de premier, nvdr) te herinneren aan zijn belofte. Omdat we te vroeg in Paris-Nord waren, hebben we de rest van de reis te voet afgelegd. André Flahaut (PS) zijn we onderweg kwijtgeraakt. (lacht) Maar achteraf moet je toegeven dat Jospin zijn engagement heeft waargemaakt. Renault ís opengebleven, weliswaar in uitgeklede vorm: 400 mensen, voor vijf jaar.’

Die 400 zijn er uiteindelijk 800 geworden, en die vijf jaar tien. En voor sommigen nog langer, want pas in 2012 trok de allerlaatste werknemer de deur definitief achter zich dicht. ‘De 400’ waren de gelukkigen, valt te horen in De Stille Genieter. Maar ook de rest van de getroffen werknemers sleepte een mooie regeling uit de brand.

Bonte: ‘Het was een van de duurste sluitingen uit de geschiedenis. Ze heeft Renault flink wat geld gekost. Iedereen kreeg twee jaar loon uitbetaald, met een opzegvergoeding en een sluitingspremie erbovenop. Wie 50 jaar of ouder was, kon met brugpensioen. Wie jonger was, werd begeleid door een werkgelegenheidscel, betaald door Renault.’

Gacoms: ‘Over de hoogte van de premies heb ik me nooit uitgesproken, dat doe ik nu ook niet. Maar vooral die werkgelegenheidscel was een tour de force. Van de 2500 werknemers die niet met brugpensioen konden, hadden er maar 30 nog geen nieuwe baan na twee jaar.’

De vruchten

Raymond Smeulders neemt weer het woord, minzaam en met de vanzelfsprekendheid van iemand die zijn publiek door en door kent. Hij doet de plannen voor de herdenking van 27 februari uit de doeken. Een honderdtal mensen zal schriftelijk uitgenodigd worden, zegt hij. Hij zal zelf een woordje placeren en aan Karel Gacoms en Hans Bonte vragen om dat ook te doen. Plaats van de afspraak: ‘De vuist’, het monumentale beeldhouwwerk uit cortenstaal dat eigenlijk de titel ‘Strijd voor arbeid’ draagt en als gedenkteken werd opgericht aan de Woluwelaan.

Maar er is nog iets veel wezenlijkers wat de herinnering aan de strijd van de 3100 mannen en vrouwen van Renault Vilvoorde levend houdt: de wet-Renault.

Gacoms: ‘Of zoals de betrokkene het wellicht liever hoort: de wet-Bonte.’ (lacht)

Bonte: ‘Ik heb al heel vroeg een wetsvoorstel ingediend, met als simpel uitgangspunt: je zet een mens niet op straat als een hond die je niet meer wilt. Het was de politieke vertaling van het sociaal akkoord. De regering heeft dat voorstel naar zich toegetrokken en verder uitgewerkt. Het ontwerp is uiteindelijk unaniem goedgekeurd door de Kamer. Je kunt nu geen collectieve afdanking meer doen zonder een heel duidelijke procedure te volgen.’

Peter Vansintjan nuanceert. ‘Ik wil meneer Bonte niet ontrieven of zijn werk minimaliseren, maar de wet is de vrucht van de arbeid van veel mensen.’ (lacht) Vansintjan was in 1997 adjunct-kabinetschef van minister van Arbeid Miet Smet (CD&V). Nadien was hij kabinetschef bij verschillende CD&V-ministers, nu leidt hij de directie Arbeidsreglementering van de FOD Werkgelegenheid.

Peter Vansintjan: ‘De wet-Renault en de Europese richtlijn, eigenlijk een kopie van de wet, zijn ongelooflijk belangrijke instrumenten die werkgevers verplichten om bij een collectief ontslag gefaseerd en volgens strikte overlegprocedures te werk te gaan. Eén bedenking: het brugpensioen is een van de pijlers van de procedure, en dat instrument bestaat niet meer. Maar verder blijft de procedure zeer relevant en pertinent. Ik heb de wet vaak toegepast als sociaal bemiddelaar. Hij heeft de voorbije 25 jaar talloze jobs gered en sluitingen voorkomen.’

Tobback: ‘De Schweitzers van deze wereld kunnen zich niet meer permitteren wat ze in 1997 hebben gelapt. En de vakbonden kunnen tijd kopen om de weerstand te organiseren en solidariteit te mobiliseren.’

Bonte: ’25 jaar na de feiten is de Europese arbeidsmarkt nog altijd voor een groot stuk vormgegeven door een conflict dat zich afspeelde op de Schaarbeeklei. Nog altijd pleit niemand ervoor om die bescherming af te schaffen, maar bedrijven zoeken omwegen. Parallel met de goed gereglementeerde sectoren is een tweede economie ontstaan waar arbeidskrachten – schijnzelfstandigen, chauffeurs van Uber en de Litouwers die onze huizen renoveren – geen enkele bescherming genieten.’

***

Een finale bedenking. Na de sluiting van Renault Vilvoorde volgden nog andere sluitingen en sociale drama’s, van Ford Genk tot Opel Antwerpen. Was de verontwaardiging toen niet kleiner en minder wijdverspreid dan in Vilvoorde? Zou het kunnen dat de strijdbaarheid van de mannen en vrouwen van Renault latere solidariteit overbodig heeft gemaakt?

Bonte: ‘Dat is de eeuwige paradox van de sociale vooruitgang: ze maakt zichzelf voor een stuk overbodig. Verworven rechten schuiven op.’

Gacoms: ‘De wet heeft voor- en nadelen. Zo brutaal en onaangekondigd de hakbijl laten vallen zoals Schweitzer deed, dat is vandaag niet meer mogelijk. Maar de wet heeft het syndicale vuur wel wat gedoofd, dat klopt. Vroeger gooiden we de boel dicht, en gingen we een potje armworstelen tot we na twee, drie weken een akkoord hadden met de patroons. We maakten gebruik van de emoties. Nu is de klassenstrijd kapotgeformatteerd. De werkgevers kennen de procedures heel goed. Ze maken op donderdag de intentie tot ontslag bekend en zeggen: “Blijf morgen maar thuis om de schok te verwerken.” Dan is het weekend voorbij, en op maandag worden formele afspraken gemaakt over de procedures. Dan is de ergste schok al weg. De sluiting van Caterpillar in Gosselies was op dat vlak exemplarisch. Toen ik als jonge militant ging betogen, kwam ik altijd de metalo’s van CAT tegen. Dat waren gevaarlijke revolutionairen. Maar toen hun eigen fabriek in 2016 dicht ging, hebben we die mannen amper gezien. Dan hebben wij het er in 1997 beter afgebracht. Dat halfjaar in ’97 was een ongelooflijke manifestatie van de solidariteit. Nooit heb ik mensen zo zien groeien. Nooit heb ik ze zo boven zichzelf uit zien stijgen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content