190 jaar Belgische inlichtingendiensten: ‘Politici wassen liefst hun handen in onschuld’
Historicus Kenneth Lasoen, gastdocent Intelligence aan de Universiteit Antwerpen, ontrafelt in Geheim België de honderdnegentigjarige geschiedenis van de Belgische inlichtingendiensten.
Een rode draad door uw boek is het spanningsveld tussen politiek en inlichtingendiensten.
Kenneth Lasoen:Al sinds het prille begin stond de uitvoerende macht onwennig tegenover veiligheidsdiensten. België had in 1830 de meest liberale grondwet ter wereld. Toch richtte ons land een veiligheidsdienst op om zaken als de vrijheid van vergadering te controleren. Het plan was eerst om de dienst af te schaffen zodra de Nederlandse dreiging, in de nasleep van de Belgische Revolutie, geweken was.
Honderdnegentig jaar later bekijken politici de inlichtingendiensten nog altijd wantrouwend. Omgekeerd merk je dat die diensten ieder politiek initiatief om hen te verbeteren (Lasoen is wetenschappelijk medewerker van de SP.A, nvdr) terughoudend onthalen. Die mentaliteit moet veranderen.
De inlichtingendiensten onthalen ieder politiek initiatief om hen te verbeteren terughoudend. Dat moet veranderen.
Samenwerken met buitenlandse zusterdiensten heeft blijkbaar altijd gevoelig gelegen.
Lasoen:Zonder dat de regering het wist, werkte de Staatsveiligheid aan het einde van de 19e eeuw samen met de Ochrana, de beruchte geheime dienst van de Russische tsaar. Die leverde informatie aan over terreurdreigingen. Vandaag bestaat er een richtlijn over samenwerken met buitenlandse inlichtingendiensten, maar die is geclassificeerd. Persoonlijk vind ik het cruciaal dat vooraf politieke dekking wordt gegeven aan een samenwerkingsverband. Dat gebeurt nu niet altijd, wat tot een democratisch tekort leidt. Sommige politici wassen hun handen het liefst in onschuld.
Wat was het grootste succes van de Belgische diensten, en wat de grootste mislukking?
Lasoen:De Staatsveiligheid kon in 1848 een republikeinse staatsgreep verhinderen: dat is haar grootste succes tot dusver. Bij de grootste mislukking denk ik aan Léonard Pourbaix, die aan het einde van de 19e eeuw namens de Staatsveiligheid in de Parti Socialiste Républicain (PSR) was geïnfiltreerd, een radicale socialistische partij in Franstalig België. Hij pleegde aanslagen met dynamiet en speelde dus de provocateur. Toen dat uitkwam, barstte een groot schandaal los. En na de ‘loden jaren tachtig’ zou Louis Tobback (SP.A) nog eens schreeuwen dat de Staatsveiligheid moest worden afgeschaft.
Over die jaren tachtig blijft u in uw boek op de vlakte.
Lasoen:Over het staybehindnetwerk Gladio (een in 1952 gestart geheim netwerk, gesponsord door de CIA en de NAVO, om de communistische invloed te neutraliseren, nvdr) heb ik niet veel toe te voegen aan wat er al geschreven is. Met de Bende van Nijvel had de Staatsveiligheid volgens mij niets te maken. Ze ging ervan uit dat het om criminele feiten ging – ‘dat is voor de politie’.
Moet de taakomschrijving van onze inlichtingendiensten worden aangepast aan de 21e eeuw? Zouden ze bijvoorbeeld moeten waarschuwen voor pandemieën?
Lasoen:Misschien. Maar hoe meer opdrachten je een dienst toekent, hoe meer middelen je daar tegenover moet stellen. En op dat vlak schiet België nog tekort.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier