Eric Mehdi van der Ven
’11 november herinnert ons eraan dat vrede en democratie niet vanzelfsprekend zijn’
‘Oorlogsherdenking is geen eenvoudige daad van verering, maar een complexe en vaak politiek geladen herinnering aan de offers die zijn gebracht voor vrede en vrijheid’, schrijft historicus Eric van der Ven naar aanleiding van 11 november, de dag waarop het einde van WOI wordt herdacht.
Oorlogsherdenking is geen eenvoudige daad van verering, maar een complexe en vaak politiek geladen herinnering aan de offers die zijn gebracht voor vrede en vrijheid.
Oorlogsmonumenten, verspreid over onze steden en parken, fungeren als tijdcapsules die ons eraan herinneren dat oorlogsherdenking niet alleen een daad van respect is, maar ook een politiek geladen uitdrukking van nationale identiteit.
In mijn eigen stad Antwerpen, zijn deze monumenten overal te vinden. Ze spreken van de helden en slachtoffers die hun leven hebben gegeven voor een betere toekomst. Een van de meest opvallende is het bronzen standbeeld van koning Albert I te paard in het Stadspark. Dit beeld symboliseert niet alleen de vorst die met zijn volk meestreed, maar ook de politieke boodschap over het belang van ‘nationale eenheid’ in tijden van oorlog.
Maar wat me het meest fascineert, is hoe deze monumenten met de tijd evolueren. Het monument in het Stadspark begon als een eerbetoon aan de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, maar later werden namen van de Tweede Wereldoorlog toegevoegd. Dit is niet zomaar een uitbreiding van de herdenking, maar ook een politieke verklaring. Het benadrukt de continuïteit van de nationale strijd en het belang van eenheid in het aangezicht van externe dreigingen.
Deze evolutie van herdenkingsmonumenten is niet beperkt tot Antwerpen. Over de wereld zien we dat herdenkingen en monumenten worden gebruikt om politieke boodschappen over te brengen. Ze dienen als instrumenten voor nationale eenheid, patriottisme en zelfs politieke propaganda. Herinneringspolitiek, zoals deze praktijk wordt genoemd, is van groot belang in de vorming van nationale identiteiten en het creëren van collectieve herinneringen.
In dit licht is 11 november, Wapenstilstand, meer dan alleen een dag van herdenking. Het is een dag waarop we ons realiseren dat vrede, democratie en verdraagzaamheid niet vanzelfsprekend zijn. Tijdens het Interbellum, de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog, was er veel aandacht voor 11 november in Europa. Dit was begrijpelijk, gezien het enorme trauma dat de Eerste Wereldoorlog had achtergelaten, niet alleen bij soldaten en doorsnee burgers, maar ook politici en al helemaal bij historici.
(Lees verder onder de preview.)
De Grote Oorlog, zoals de Eerste Wereldoorlog vaak wordt genoemd, was niet alleen een conflict van ongekende omvang, maar ook een keerpunt in de geschiedenis. Het legde de basis voor de veranderingen die zouden volgen en hervormde de wereldkaart op een radicale manier. Het was een oorlog die miljoenen levens heeft geëist, met gevolgen die nog jaren later voelbaar waren.
De Eerste Wereldoorlog heeft ook diepe wonden heeft geslagen in de Vlaamse Beweging. Veel Vlaamse soldaten stierven in de loopgraven in de hoop op meer erkenning voor hun taal en cultuur. De leuze ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht‘ is een collectief trauma, gedragen door overlevenden van de gruwelen die de Grote Oorlog met zich meebracht.
De leuze ‘Nooit Meer Oorlog’ werd paradoxaal genoeg ook sterk gebruikt in de herinneringspolitiek tijdens het Interbellum, maar leidde uiteindelijk tot een gigantische verandering in het politieke en ideologische landschap, met als katalysator het aandeel dat de Vlaamse Beweging had bij de collaboratiepolitiek tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de collaboratie in die tijd voor veel Vlamingen voornamelijk van ideologische aard was, beseffen we nu, bijna een eeuw later, dat die gepaard ging met grote vergissingen en impact had op de democratische normen en waarden die de Vlaamse Beweging in een naoorlogse context koesterde.
Herinneringspolitiek speelde een cruciale rol in het vormen van het collectieve geheugen van de Vlaamse Beweging, wat tot uiting kwam tijdens de IJzerbedevaart. Jaarlijks trokken duizenden Vlamingen naar deze bijeenkomst om samen stil te staan bij het gedeelde leed dat beide wereldoorlogen hebben veroorzaakt. Zowel overlevenden, nabestaanden als zij die niet direct verbonden waren met het oorlogsverleden, kwamen hier om eer te betonen aan degenen die vochten voor de vrijheid die we vandaag de dag genieten. De erfenis van deze twee wereldoorlogen heeft de Vlaamse Beweging versterkt en diepgaand beïnvloed. Daarom is 11 november zo cruciaal.
11 november is een dag waarop we moeten reflecteren op de barst die de Grote Oorlog heeft gecreëerd in de geschiedenis, een barst die vele conflicten in de 20e eeuw heeft gevoed, en waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag nog voelbaar zijn.
Terwijl we op 11 november bij deze monumenten staan om de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog te eren, laten we niet alleen stilstaan bij het verleden, maar ook nadenken over de toekomst. Laten we ons realiseren dat oorlogsherdenking niet slechts een daad van respect is, maar ook een politieke verklaring. Het is een herinnering aan de noodzaak van vrede en vrijheid in een wereld die nog steeds wordt getekend door conflicten.
Onze herdenkingsmonumenten zijn geen stenen en brons, maar levende getuigen van de politieke boodschap dat vrede en vrijheid niet vanzelfsprekend zijn, en dat we nooit mogen vergeten welke prijs daarvoor is betaald.
Eric Mehdi van der Ven is een Vlaming met Marokkaanse roots. Hij studeerde recent af aan de Universiteit Antwerpen als politiek historicus, voornamelijk gefocust op de Politieke en Institutionele geschiedenis van België van de 19e en 20e eeuw. Hij heeft een grote interesse in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, en is ook actief bij Jong N-VA in Antwerpen en als bestuurslid bij N-VA district Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier