Factcheck: hangt het van de gemeente af of een student een leefloon krijgt?

Karin Eeckhout

In een opiniestuk stelt professor corporate finance Rudy Aernoudt (UGent) dat studenten te makkelijk een leefloon krijgen en dat de gemeente waar ze zijn gedomicilieerd daarin doorslaggevend is. In principe zijn de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om een leefloon te krijgen overal dezelfde, maar uit een Pano-reportage over het OCMW in de Brusselse gemeente Anderlecht is gebleken dat die voorwaarden niet overal even streng worden gecontroleerd.

Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier meer over hoe we werken.

Op 31 oktober verschijnt op de website van Trends een opiniestuk van professor corporate finance Rudy Aernoudt (UGent) met als titel ‘Is het normaal dat één op de vijftien studenten steun krijgt van het OCMW?’. Op 12 november wordt het stuk ook op de site van het Franstalige magazine Trends-Tendances gepubliceerd.

Volgens professor Aernoudt kregen in 2023 52.000 jongeren een leefloon. Dat is een derde van het aantal leefloners, en de helft van die jongeren is student, schrijft Aernoudt, die het geen gezonde evolutie vindt dat 28.000 studenten, of 6 procent van alle studenten, een beroep doen op de sociale bijstand. Ter vergelijking: vijftien jaar geleden waren het er 8000, nu zijn het er dus meer dan drie keer zoveel.

Professor Aernoudt verbaast zich verder ook over de regionale verschillen: in Brussel krijgen 7500 studenten steun van het OCMW, in Wallonië 12.400, in Vlaanderen 8500. ‘In Brussel komt dat neer op één op de zes studenten (15,3 procent), in Wallonië op één op de twaalf (7,2 procent) en in Vlaanderen vijf op de honderd (5 procent). Driemaal zoveel Brusselse studenten krijgen dus steun van het OCMW als Vlaamse.’

Gent

‘Niet alleen regionaal, ook op gemeentelijk vlak zijn de verschillen gigantisch’, gaat Aernoudt verder. ‘In Kasteelbrakel is 80 procent van de OCMW-begunstigden student, tegenover 58 procent in Schaarbeek en 8 procent in Terhulpen. En Gent telt het hoogste aantal leefloonstudenten in Vlaanderen, zijnde 1100.’


‘De verschillen tussen de OCMW’s zijn dus gigantisch. Dat betekent dat de gemeente waar iemand is gedomicilieerd doorslaggevend is om te bepalen of die persoon al dan niet OCMW-gerechtigd is’, concludeert Aernoudt. ‘Ontegensprekelijk speelt de lokale politiek hier een rol’, schrijft de professor nog, die verder een lans breekt voor ‘duidelijke regels op federaal of regionaal niveau om de invloed van gemeentepolitiek te beperken’ en voor een flexibelere reglementering van de studentenarbeid.

RMI-wet

Op X deelt iemand een passage uit het stuk. Volgens haar klopt het niet dat de gemeente waar iemand is gedomicilieerd doorslaggevend is om te bepalen of die persoon al dan niet leefloongerechtigd is.

We nemen contact op met professor Aernoudt en vragen naar zijn bronnen voor zijn stelling. ‘De verschillen in de cijfers kunnen niet verklaard worden door de armoedecijfers in de bewuste gemeenten’, zegt hij aan de telefoon. ‘De armoede is in de voorbije vijftien jaar ook niet verdrievoudigd. Dus moet er iets anders spelen. Politieke invloed, bijvoorbeeld.’

Verschillende visies

Aernoudt verwijst naar een studie over jongeren en studenten met een leefloon die in maart 2023 is uitgevoerd door Tempera, een onafhankelijk onderzoeksbureau gespecialiseerd in toegepast onderzoek over arbeid en sociaal beleid.

Vooral de laatste pagina (167) van het onderzoek is in deze context interessant. Daar lezen we dat er ‘belangrijke verschillen zijn tussen OCMW’s’ en dat ‘verschillende visies van OCMW’s leiden tot verschillende praktijken’.

‘Zowel maatschappelijk werkers als studenten vinden dat er belangrijke verschillen zijn tussen OCMW’s in de manier waarop studenten ondersteund worden en in de beslissingen die over hen genomen worden’, lezen we nog op deze pagina. Die verschillen hebben dan onder meer betrekking op de extra financiële hulp die studenten soms toegewezen krijgen, de duur van de toegestane tijd om een studie te voltooien of het recht om al dan niet verder te studeren na het behalen van een eerste diploma.

Sociaal onderzoek

Michel Albertijn is een van de auteurs van de studie. ‘De dame op X heeft gelijk wanneer ze stelt dat de RMI-wet voor iedereen gelijk is’, vertelt hij aan de telefoon.

De RMI-wet of de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002 somt de algemene voorwaarden op waaraan iemand moet voldoen om recht te hebben op een leefloon. Dat zijn onder meer: in België verblijven, meerderjarig zijn, de Belgische nationaliteit bezitten of als vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, het statuut van staatloze of vluchteling hebben en niet over toereikende bestaansmiddelen beschikken.

‘Die formele voorwaarden zijn voor iedereen dezelfde’, benadrukt Albertijn. ‘Of je voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een leefloon, is dus een neutraal gegeven, dat niks met de gemeente te maken heeft.’

Regionale verschillen zijn volgens Albertijn vooral afhankelijk van andere factoren: de bevolkingssamenstelling bijvoorbeeld. ‘Over het algemeen is het zo dat er in een armere stad meer mensen met een leefloon zijn dan in pakweg Sint-Martens-Latem of Brasschaat, en die verschillen zullen zich evengoed manifesteren bij de studenten in die gemeenten.’

Pano

Uit de Pano-reportage die VRT uitzond op 19 november is echter wel gebleken dat het OCMW van Anderlecht niet altijd nagaat of de aanvrager aan de formele voorwaarden voldoet om recht te hebben op een leefloon. Zo werd bijvoorbeeld niet gecontroleerd of een undercoveraanvrager wel degelijk woonde op het door hem opgegeven adres. Die controle maakt nochtans deel uit van het sociaal onderzoek door een maatschappelijk werker dat in principe volgt op de aanvraag van een leefloon.

‘Dat de gemeente waar iemand gedomicilieerd is doorslaggevend zou zijn om te bepalen of die persoon een leefloon krijgt of niet, is volgens Albertijn niet correct. Wat niet wil zeggen dat er geen verschillen zouden zijn. ‘Alles wat komt na de beslissing of iemand recht heeft op een leefloon, is eerder flou, en hangt af van de visie en het beleid van het bewuste OCMW. Daar heeft Aernoudt zeker een punt.’

Filosofie

Albertijn geeft enkele voorbeelden die naar voren kwamen in het onderzoek. ‘Als je als student met een leefloon je eerste jaar in het hoger onderwijs eindigt met een paar onvoldoendes, dan kan het ene OCMW vinden dat je kans op studeren daarmee verkeken is, terwijl het andere je de kans zal geven om het te proberen in een tweede of derde zittijd. Er zijn ook OCMW’s waar je als student alleen een leefloon zult krijgen als je voor een knelpuntberoep kiest, terwijl andere je ook zullen ondersteunen bij een studie zoals filosofie. In die zin hebben individuele OCMW’s dus wel degelijk een ruime beoordelingsmarge.’

‘Daar zitten volgens Albertijn de grote verschillen in aanpak, en die hangen af van de visie en de traditie van een OCMW. ‘De OCMW-raad wordt tenslotte ook bemand door politici, en een links of een rechts beleid zal wel degelijk een verschil maken. Alleen al de mate waarin studenten actief worden geïnformeerd over de mogelijkheid om een leefloon aan te vragen, verschilt sterk.’

Albertijn wijst er verder op dat studenten met een leefloon ook verplicht zijn om ten minste één maand per jaar studentenarbeid te doen. Wat de student daarmee verdient, wordt in mindering gebracht van het leefloon, dat 1288,46 euro bedraagt voor een alleenstaande student.

580 OCMW’s

Woordvoerster Nathalie Debast van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) is het niet eens met professor Aernoudt. ‘Om te beginnen gaat de professor voorbij aan het feit dat er in Brussel en Wallonië ook meer armoede is. Het Brussels Gewest heeft het hoogste aantal leefloondossiers: 36 per 1000 inwoners. In Wallonië zijn dat er 20, in Vlaanderen 6. Dat verklaart waarom er daar meer leefloners zijn, en ook meer studenten onder de leefloners,’ reageert ze aan de telefoon. 

Debast wijst er ook op dat de berekening van de professor waarbij hij het aantal studenten met leefloon afzet tegen de studentenpopulatie hoger onderwijs niet klopt. ‘Lang niet alle leefloonstudenten volgen hoger onderwijs. Grofweg de helft is wel ouder dan 18, maar zit nog in het middelbaar of volgt volwassenenonderwijs. Dankzij het OCMW slagen de studenten er zeer vaak in om toch een diploma te behalen en zo hun kansen op de arbeidsmarkt te verhogen.’

‘Het is de wettelijke opdracht van de OCMW’s om mensen te integreren in de maatschappij, door vorming, opleiding en tewerkstelling. De leefloonwet stelt duidelijke voorwaarden voorop voor studenten en laat tegelijk ook ruimte aan het OCMW om bijvoorbeeld de studiekeuze of de normale voortgang van de studies te beoordelen’, aldus Debast nog toe. ‘Als het gaat over een leefloon voor studenten, dan heeft ieder OCMW inderdaad een eigen beperkte beoordelingsmarge, net zoals het dat heeft in andere leefloondossiers. Dat kan dus ook leiden tot verschillen in gemeenten in dezelfde regio, en gelijkenissen in gemeenten uit verschillende regio’s.

Debast benadrukt ook nog dat de Pano-reportage handelt over één OCMW – dat van Anderlecht – en dat de reportage niets zegt over de werking van de 580 andere OCMW’s in ons land.


Conclusie

– In een opiniestuk stelt professor corporate finance Rudy Aernoudt (UGent) dat studenten te makkelijk een leefloon krijgen en dat de gemeente waar ze zijn gedomicilieerd daarin doorslaggevend is.

– In principe zijn de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om een leefloon te krijgen, overal dezelfde, maar in de praktijk worden die niet overal even streng gecontroleerd, zo is gebleken uit een Pano-reportage over het OCMW in de Brusselse gemeente Anderlecht.

– Verder zitten er grote onderlinge verschillen in de manier waarop OCMW’s studenten ondersteunen, zo is uit onderzoek gebleken.

– We beoordelen de stelling van Rudy Aernoudt daarom als eerder waar.

Bronnen

In het artikel vindt u links naar alle gebruikte bronnen.

Bovendien namen we voor deze factcheck contact op met de volgende mensen:

– Telefoogesprek en mailverkeer met Rudy Aernoudt tussen 13 en 20 november 2024
– Telefoongesprek met Michel Albertijn op 14 november 2024
– Telefoongesprek met Nathalie Debast op 20 november 2024

Alle bronnen werden laatst geraadpleegd op 20 november 2024.

Meer informatie over de factchecks vindt u op de website van Knack.

U vindt onze factchecks ook terug bij deCheckers, samen met betrouwbare factchecks van andere Vlaamse redacties.

Knack is erkend lid van het International Fact-Checking Network (IFCN) en European Fact-Checking Standards Network (EFCSN).

Krasse uitspraak, straf cijfer of dito feit in de actualiteit gezien?
Vul uw vraag in op de website van deCheckers met exacte bronvermelding van het citaat of stuur het naar factcheck@knack.be.


Roularta Media Group
© Roularta Media Group

Knack maakt onderdeel uit van Roularta Media Group.

Partner Content