Factcheck: geen verband tussen vloeken en intelligentie

© Sarah Yu Zeebroek

‘Vloeken is een teken van intelligentie’, zo lazen we in Metro. Maar dit is een verkeerde interpretatie van wetenschappelijk onderzoek. We beoordelen de stelling als eerder onwaar.

Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier meer over hoe we werken.

In een artikel in Metro met de ronkende titel ‘Scheldwoorden zijn zo k*t nog niet’ worden vijf voordelen van vloeken op een rijtje gezet. Op één: ‘Vloeken is een teken van intelligentie.’ Er wordt verwezen naar een studie waaruit zou blijken dat ‘hoogopgeleide mensen met een rijke woordenschat beter vloekwoorden (zouden) kunnen verzinnen dan mensen die minder vlot zijn met taal’. De Amerikaanse professor Timothy Jay wordt geciteerd: ‘Mensen die goed zijn met taal, kunnen ook goed scheldwoorden verzinnen.’

Online kan men de vermelde studie consulteren. Professor Jay is een van de auteurs van het onderzoek, dat in 2015 in het wetenschappelijke magazine Language Sciences verscheen. Daarin wordt verwezen naar een volkswijsheid over spreektaal: ‘dat “taboewoorden” gebruikt worden omdat sprekers geen betere woorden kunnen vinden om zich uit te drukken omdat het hen aan woordenschat ontbreekt’. Verderop wordt dat fenomeen omschreven als de POV-hypothese, wat staat voor ‘poverty of vocabulary’ of ‘woordenschatarmoede’. De auteurs van de studie zetten daar een andere hypothese tegenover: dat mensen met een vloeiend taalgebruik altijd vloeiend zijn, onafhankelijk van het onderwerp waarover ze praten. Een uitgebreid arsenaal aan scheldwoorden zou dus ook kunnen wijzen op een rijke woordenschat.

Om die hypothese te testen zette men drie experimenten op met kleine groepen (43 tot 126) proefpersonen (studenten). Zij moesten in een korte tijdspanne zo veel mogelijk woorden opsommen binnen een categorie: eerst woorden die begonnen met een bepaalde letter, dan diersoorten en vervolgens vloekwoorden. In het eerste experiment gebeurde dat mondeling, in de volgende twee experimenten schriftelijk. Conclusie: als iemand veel woorden kan opsommen die pakweg met een A beginnen, kan die gemiddeld ook meer diersoorten en vloekwoorden noemen. Wat de auteurs doet besluiten dat ‘het vermogen om “taboetaal” te genereren geen indicatie van algemene taalarmoede is’.

Uit die conclusie afleiden dat vloeken een teken van intelligentie is, vindt professor psychologie Peter Kuppens (KU Leuven) veel te kort door de bocht. ‘De studie is in verschillende internationale media opgepikt, maar het nieuws is een eigen leven gaan leiden. Op zich is ze goed uitgevoerd. Het experiment werd bijvoorbeeld drie keer herhaald. Maar het aantal proefpersonen was aan de lage kant, en het enige wat de studie bewijst, is dat mensen met een brede en vlotte woordenschat veel vloekwoorden kunnen opsommen. “Veel woorden kunnen opsommen” is slechts één onderdeel van intelligentie. Bovendien betekent het feit dat je veel vloekwoorden kent nog niet dat je ook veel vloekt. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die honderd keer per dag “godverdomme” zeggen en toch een heel arme woordenschat hebben. Zoals er ook mensen zijn die nooit vloeken, maar — door veel te lezen bijvoorbeeld — wel erg veel scheldwoorden kennen.’

Is het waar?

Uit onderzoek blijkt dat mensen met een vloeiende woordenschat veel vloekwoorden kunnen opsommen. Dat betekent niet dat vloeken een teken van intelligentie is. We beoordelen de stelling als eerder onwaar.

Bronnen

‘Scheldwoorden zijn zo k*t nog niet’, Metro, 01/09/2023, blz. 7.

In het artikel vindt u links naar alle andere gebruikte bronnen.

Bovendien namen we voor deze factcheck contact op met de volgende mensen:

– Telefoongesprek en mailverkeer met Peter Kuppens (KU Leuven), 5 september 2023

Alle bronnen werden laatst geraadpleegd op 6 september 2023.

Partner Content