Lucien Van Impe blikt terug op zijn onvergetelijke Tourzege in 1976

© Belga Image
Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Nu de Tour de France 2024 in volle gang is, duiken we nog eens in ons rijk sportarchief. Herlees hieronder het interview, waarin Lucien Van Impe en zijn vrouw Rita terugblikken op zijn zege in de Tour in 1976 (artikel uit de Tourgids 2016).

De volgende weken kleurt Mere weer geel. Straten worden versierd, huizen met vlaggen behangen en overal in het dorpsbeeld prijkt nu al een foto van Lucien Van Impe, die in de Ronde van Frankrijk van 1976 met souplesse Pla d’Adet beklimt, op weg naar de gele trui. Er zal ter herinnering worden gezongen, gedronken en gedanst. Veertig jaar is het geleden dat de volksheld de Ronde van Frankrijk won. Nooit zal dit magische en mythische moment uit het geheugen van de Merenaars verdwijnen.

Het lijkt wel alsof Mere altijd op het ritme van Lucien Van Impe heeft geleefd. Na iedere overwinning werd er in het dorpje in de Denderstreek gejubeld, na iedere nederlaag getreurd. Hoewel Van Impe al bijna veertig jaar in Impe, een deelgemeente van Lede, woont, blijft hij daar een stuk openbaar bezit. Van Impe wordt dezer dagen zo bedolven onder de uitnodigingen dat hij niet weet waar eerst gelopen. Zo gaf hij bijvoorbeeld de aftrap van de laatste competitiewedstrijd van derdeprovincialer Mere. De spelers hadden een bolletjestrui aangetrokken, de doelman een gele trui. Lucien Van Impe geniet ervan. Hij weet dat hij zijn populariteit ook te danken heeft aan zijn toegankelijkheid en jovialiteit. Ontelbare keren deed hij al zijn verhaal. Er verscheen een boek over hem waarvan in een razend tempo 7000 exemplaren werden verkocht. Er werd een televisie-uitzending gemaakt en de explosie moet met een hele hoop feesten nog komen. Graag grasduint Lucien Van Impe in het verleden. Hij herinnert zich ieder detail van de memorabele Tourzege in 1976. Hij geniet wanneer hij over zijn versnellingen in de cols spreekt, hij ergert zich als de figuur van zijn controversiële sportdirecteur Cyrille Guimard ter sprake komt. Zo reconstrueert Van Impe zijn gouden Tour. Samen met zijn vrouw Rita, een belangrijke kracht achter het succes. Een verhaal in zes bedrijven.

Hoe Van Impe bevangen door twijfels de Tour voorbereidde.

LUCIEN : ‘Toen de Ronde van Frankrijk dat jaar werd voorgesteld, met vijf aankomsten bergop, dacht ik: als ik nu niet win, dan nooit meer. Al hadden ze het parcours voor Bernard Thévenet uitgestippeld, die had het jaar voordien gewonnen. Zo zijn de Fransen nu eenmaal: als ze een landgenoot een handje kunnen helpen, dan zullen ze het niet laten. In de winter begon de twijfel weer te knagen. Zeker toen ik een dubbele liesbreuk opliep. Ik werd geopereerd in Aalst en toen ik ontwaakte, zei de dokter lachend: ik heb er ook een motor in gestopt, je kunt de Tour niet verliezen.’

RITA : ‘Ik heb het altijd raar gevonden dat Lucien zo weinig in zichzelf geloofde. Zo alles voor zijn vak opzijzetten, zo snel die cols beklimmen, maar steeds weer naar anderen kijken. Als Lucien gezond was, zat hij elke dag op de fiets, ik heb dat nooit anders geweten. Alles in het gezin draaide rond hem. Ik wist wanneer hij van een training zou thuiskomen. Dan moest er een warm bad klaarstaan. En vervolgens het eten. En dan rustte hij en mocht niemand iets zeggen.’

LUCIEN : ‘Bijna elke dag spaghetti en groenten, tussendoor eens rijst, dat was toch eigenlijk niet zo vanzelfsprekend. Ik heb pas onlangs vernomen dat mijn zoon al eens in een frituur stopte wanneer hij van school kwam. Die spaghetti kwam hem de oren uit. Op het moment dat je koerst, sta je daar niet bij stil. Je bent alleen gefixeerd op die prestatie. Ik heb bijvoorbeeld de communiefeesten van mijn kinderen niet bijgewoond, dat was in volle aanloop naar de Tour. Ze vroegen me weleens of ik dat jammer vond, maar ik had geen tijd om dat jammer te vinden. Ik koerste.’

RITA : ‘Op den duur vonden de kinderen dat normaal. In het begin vroegen ze op zo’n feest weleens waar papa was. Maar ze legden zich snel neer bij zijn afwezigheid. Het maakte deel uit van ons leefpatroon. Net zoals de kinderen wisten dat ze geen lawaai mochten maken als hij thuis was. En dat er dan beter geen andere kinderen kwamen spelen.’

LUCIEN : ‘Ik heb rust altijd heel essentieel gevonden. Tijdens rittenwedstijden moesten ze mijn dessert altijd naar de kamer brengen. Dan kon ik tien minuten vroeger op mijn bed gaan liggen. Reken dat uit in de Ronde van Frankrijk: 22 keer tien minuten, dat is bijna vier uur.’

Hoe Freddy Maertens in een tijdrit iedereen overvleugelde, maar Van Impe de rust in persoon bleef.

LUCIEN : ‘Het was een tijdrit in Le Touquet, Freddy Maertens won met grote overmacht. En Guillaume Driessens, zijn ploegleider, liep te snoeven. Hij zei tegen de journalisten dat het goed was dat Maertens meedeed, omdat er geen enkele andere Belg was waarover ze konden schrijven. Dat bracht me niet uit mijn evenwicht. Of ik nu drie of vijf minuten op Maertens achterstond, dat interesseerde me niet. Ik wist dat ik alleen moest kijken naar Bernard Thévenet en Joop Zoetemelk. De eerste bergrit zou pas na negen dagen komen, ik hield me rustig. Ik voelde dat ik heel goed reed. Dat gaf me vertrouwen.’

RITA : ‘Ik had de gewoonte Lucien iedere avond te bellen. Soms duurde het twee uur voor ik hem aan de telefoon kreeg. Ik telefoneerde toen ook. Ik hoorde die rust in zijn stem. Dat was een goed teken. Hij praatte niet over de koers, dat deed hij zelden. Hij vroeg hoe het met de kinderen ging. Ik had het gevoel dat ik zenuwachtiger was dan hij. Ik miste geen minuut op de televisie, al werden toen alleen de laatste vijftig kilometer uitgezonden. Maar er stonden de hele dag twee radio’s aan, de BRT en de RTB, zoals dat toen nog heette. Ik wilde niets van de koers missen.’

LUCIEN : ‘Eigenlijk heb ik pas in 1976 voor het eerst aan de overwinning gedacht. Het klassement hield me vroeger niet bezig. Waarom ook? Ik moest tegen Eddy Merckx opboksen, daar viel weinig tegen te beginnen. Bovendien speelden ook de ploegentijdritten een grote rol en ik had nu niet bepaald het sterkste team. We verloren ieder jaar wel een minuut of acht, zeker als er twee ploegentijdritten ingelast waren. Ik denk wel dat ik erin geslaagd zou zijn een keer of vier, vijf tweede te worden, maar wat koop je daarvoor? Ik wilde het bergklassement winnen. En een rit. En daar ben ik toch in geslaagd. Zes keer die bolletjestrui en negen ritoverwinningen. En één keer de Tour. Ik vond de Ronde van Frankrijk echt fascinerend, ik genoot drie weken lang. Ik ben vijftien keer gestart en heb niet één keer opgegeven. Maar ik heb geen enkele behoefte om naar die beelden van vroeger te kijken. Ik heb hier nu een cassette gekregen naar aanleiding van die televisie-uitzending, ik heb die nog niet opgezet. Zelfs als de kinderen eens terloops kijken, loop ik gewoon voorbij.’

Van Impe
© Belga Image

Hoe Lucien Van Impe op weg naar Alpe d’Huez voor het eerst in zijn carrière de gele trui veroverde, maar de ritoverwinning aan Joop Zoetemelk moest laten

RITA : ‘De avond voordien zei Lucien aan de telefoon: kijk morgen maar goed, ik ga de gele trui pakken. Er stak geen spatje twijfel in zijn stem. Het was nog nooit gebeurd dat hij zo’n voorspelling deed.’

LUCIEN : ‘Ik zei ’s morgens tegen Maertens: ik pak vanavond die gele trui over. En Freddy antwoordde: ik weet het. Hij wenste me al bij voorbaat proficiat. Op Alpe d’Huez bleef ik alleen met Zoetemelk over. Maar die weigerde over te nemen. Hij zei dat Raymond Poulidor op komst was. Na een tijdje kwam de ploegleider van Mercier, Louis Caput, zeggen dat hij zich voor Poulidor niet moest inhouden, die lag hopeloos achterop. Maar Zoetemelk bleef zich in mijn wiel vastzuigen. Behalve in de laatste kilometer. Dan demarreerde hij en nam nog vier seconden. En het ging om seconden, want hij stond er maar elf achter op mij. Ik pakte de gele trui en had dus maar zeven seconden over. Maar Maertens, die nog altijd het geel droeg, reed goed in die rit en ik herinner me dat televisiecommentator Fred De Bruyne zat af te tellen: vijf, vier, drie, twee, één, nul, je hebt de gele trui. Toen ze die dan aantrokken, stond ik niet echt te glunderen op het podium. Ik vond dat er iets ontbrak: de ritoverwinning.’

RITA : ‘Daar dachten ze hier anders over. Tijdens de uitzending was er niemand op straat, heel Mere was gewoon leeggeveegd. Een heel bizar beeld. Na de aankomst stormden de mensen naar buiten, ik kreeg een telefoon dat ik zo vlug mogelijk naar het café moest komen dat de ouders van Lucien openhielden. De vreugdetaferelen die je daar zag, waren onbeschrijflijk. Er werd gezongen en ik zong uit volle borst mee. Het was de eerste keer niet dat ze zo vierden: ook wanneer Lucien de bolletjestrui pakte, gingen ze telkens weer uit het dak. Mere ligt vlak bij Aalst, ze kennen iets van feesten.’

LUCIEN : ‘Ik heb me daar altijd over verbaasd: hoe iedereen meeleefde. Ook nu nog. Onlangs was er koers in Erpe-Mere, ik moest wel vijfhonderd handtekeningen uitdelen. Je zou denken dat mijn supporters allemaal oudere mensen zijn, maar blijkbaar hebben ze alles aan hun kinderen doorgegeven. Alsof er in Mere alleen over Van Impe werd gepraat. Onlangs was ik in een school, de kinderen hadden de Ronde van Frankrijk uitgebeeld, heel de speelplaats was in het geel versierd, dat was ontroerend. En als cadeau kreeg ik een grote gele kaars. Een maand geleden vroegen ze mij voor de start van de Ronde van België in Beveren-Waas. Voor de boekenwinkel stonden driehonderd mensen om een exemplaar te kopen van mijn boek, meer dan langs het parcours, en weer moest ik signeren. En de grote feesten moeten nog komen, ze zijn er al maanden mee bezig. Eerst is er een feest in Impe, op 14 juli, dan in Mere, op 30 en 31 juli.’

Hoe Van Impe de gele trui aan de Fransman Raymond Delisle verloor.

LUCIEN : ‘Ik beschikte bij Renault-Gitane over een uitstekende ploeg. We waren in staat de koers te controleren. Robert Mientkiewicz was mijn maat, een Fransman van Poolse afkomst. Hij zei voor iedere rit dat ik kalm moest blijven, maar zelf wist hij met zijn zenuwen geen raad. En er was ook Willy Teirlinck. Ik herinner me dat hij na een dag of vijf in de Tour een interview gaf en zei dat ik velen zou verbazen. En dat op een moment dat er alleen over Maertens werd gesproken.’

RITA : ‘Ik reed dikwijls met de vrouw van Willy, Marie-Thérèse, naar Frankrijk. Soms duizend kilometer. Daar zag ik niet tegenop. Ik ben in die Tour dat Lucien won een keer of vier geweest. Soms ging de vrouw van René Dillen ook mee.’

LUCIEN : ‘Aan René had ik heel veel. Hij was altijd bij mij. Een kolos. Ik kon me goed achter hem verschuilen. We wilden die gele trui natuurlijk verdedigen, maar ik heb hem maar twee dagen gehouden. Er kwam een ontsnapping op gang van twaalf renners, met onder meer de Fransman Raymond Delisle. Die stond vrij dicht in het klassement. In het begin probeerden we nog wat tempo te maken, ik vroeg aan Zoetemelk of hij met zijn ploeg wat wilde helpen, maar hij schudde met het hoofd: jij hebt de gele trui, wij doen niets. Wij hebben het dan ook wat rustiger aan gedaan, maar ik verloor wel de trui aan Delisle.’

RITA : ‘Dat zorgde hier voor veel verdriet. Ik werd weer opgebeld om naar het café te gaan. Daar zaten ze, aangeslagen alsof er een ramp was gebeurd. Ik heb dan geprobeerd hun moreel wat op te vijzelen, ik zei dat ze erin moesten blijven geloven. Uiteindelijk werd de ene tournee na de andere besteld. Om hun verdriet te verdrinken.’

LUCIEN : ‘Ik ben eigenlijk geen moment in paniek geweest. Ik stond nog altijd mooi tweede in het klassement. Er waren nog vier bergritten. Ik wist dat ik de beste klimmer was, ik had hard getraind, terwijl het hoogste punt in Mere 67 meter is. Je kunt het klimmen aanleren. Als ik er nog aan denk dat ik in het begin van mijn carrière soms tien, twintig keer na elkaar de Muur van Geraardsbergen opreed, tot het voor mijn ogen begon te schemeren, tot ik bijna neerviel van vermoeidheid.’

Hoe Van Impe de gele trui heroverde en vervolgens frontaal botste met zijn sportdirecteur Cyrille Guimard.

Lucien Van Impe Tour de France
© Belga Image

LUCIEN : ‘Drie dagen later heb ik dan de gele trui teruggepakt op weg naar Pla d’Adet. Weer was er een groepje ontsnapt, ik reed er heel alleen naartoe. Op 73 kilometer van het einde viel ik aan op een col van tweede categorie, heel alleen dichtte ik een kloof van negen minuten. Aan de voet van Pla d’Adet bleef ik over met Luis Ocaña. Ik vroeg hem mee te werken en zei hem dat hij dan de rit mocht winnen. Daar ging Ocaña mee akkoord, hij was op zich al een renner die altijd reed, heel anders dan Zoetemelk. Alleen: hij moest nu na 200 meter lossen, het ging voor hem te snel. Na die rit stond ik vier minuten voor in het klassement. Er waren dertig renners buiten de tijdsgrens aangekomen, waaronder helaas ook een paar van mijn ploeg.’

RITA : ‘En in het dorp was het weer feest. Ik zei tegen de mensen: zie je wel dat je erin moest blijven geloven. Ze hieven het glas en riepen: santé!’

LUCIEN : ‘En dan kwam die rit waarin ik ruzie kreeg met Cyrille Guimard. Ik liet altijd een drinkbus maken met vloeibaar voedsel en vroeg aan René Dillen om die bij Guimard te gaan halen. Guimard wou ze niet geven en zei dat hij zou beslissen wanneer ik die bidon zou krijgen. Dat was gewoon om wat moeilijk te doen, om zijn autoriteit te tonen. Guimard zit heel speciaal in elkaar, geen renner die met hem overeenkwam. Vraag dat maar eens aan Bernard Hinault, die kan daar onwaarschijnlijke verhalen over vertellen. Op den duur liet ik me zelf naar Guimard afzakken. Eigenlijk was dat verbijsterend: de gele trui die aan zijn sportdirecteur een drinkbus moest vragen, normaal reed ik altijd vooraan in het peloton, rond de tiende, vijftiende plaats. Maar Guimard weigerde weer, hij schudde hautain met het hoofd. Toen kon ik me niet meer beheersen. Ik riep tegen Guimard: tu es un con! Ik brulde: ik blijf hier naast je rijden tot je me die drinkbus geeft! Toen kon Guimard niet anders. ’s Avonds in het hotel was het natuurlijk ruzie. Guimard was kwaad en wilde dat ik me verontschuldigde. Maar ik viel nog liever dood. Toen was hij helemaal buiten zichzelf van woede. Hij zei dat hij ervoor ging zorgen dat ik de Tour zou verliezen en gaf de renners het bevel niet meer voor mij te rijden. Kun je je dat voorstellen? Je draagt de gele trui en je staat er alleen voor. Een paar dagen later reden we naar de Puy de Dôme, ik wilde die etappe per se winnen. Maar omdat niemand voor mij mocht werken, diende ik iedere aanval zelf te beantwoorden. Uiteindelijk kwam ik net iets te kort, ik eindigde als tweede achter Joop Zoetemelk. Toen was ik zo kwaad dat ik naar huis wilde. Als leider van de Tour.’

RITA : ‘Vervolgens werd ik gebeld door de tweede sportdirecteur, ‘nonkel Maurice’ zoals we hem noemden. Hij zei dat er grote ruzie was in de ploeg en dat ik onmiddellijk moest komen. Ik mocht niets zeggen. Zeker niet tegen Lucien. Ik pakte wat spullen bij elkaar en sprong meteen in de auto.’

LUCIEN : ‘Ik verschoot enorm toen Rita plots in mijn kamer stond. Meteen kwam ook Guimard binnen.’

RITA : ‘Ik zei tegen Lucien dat hij zich moest excuseren, maar hij riep: ik ga naar huis. Toen heb ik hem geantwoord dat daar geen sprake van kon zijn, dat hij voor zo’n futiliteit toch de Tour niet kon verliezen. Ik zei dat hij gewoon moest zeggen: je m’excuse. Dat heeft hij dan uiteindelijk gedaan. Met zeer veel tegenzin. Maar Guimard was tevreden. Hij pakte me vast, zwierde me door de kamer en begon met mij te dansen.’

LUCIEN : ‘Hij had zijn gedacht.’

RITA : ‘Ik begreep Lucien ergens wel, maar ik bekeek het anders. Ik dacht: als hij nu de Tour verliest, kan hij zijn gezicht in Mere niet meer laten zien.’

LUCIEN : ‘Zonder Rita zou ik die Tour nooit gewonnen hebben. Ik was echt van plan om naar huis te gaan. Het interesseerde me niet meer. Ik ben eigenlijk altijd op mijn best geweest als iemand hard was tegen mij, als ze begonnen te roepen en te tieren. Dat was het gevolg van mijn opvoeding, mijn vader was bikkelhard met mij. Maar op de manier zoals Guimard dat deed, dat kon natuurlijk niet.’

Hoe Van Impe uiteindelijk naar zijn eerste Tourzege reed

RITA : ‘Toen de ruzie tussen Lucien en Guimard was opgelost, ben ik weer naar huis gereden. Ik had mijn werk gedaan. Pas de dag voor de aankomst in Parijs ben ik teruggekeerd.’

LUCIEN : ‘Ik ben vanaf dan nooit meer in de problemen gekomen. Ik moet zeggen dat mijn ploegmaats toen boven hun niveau reden. Met Guimard had ik nog weinig contact. Ik denk niet dat ik één keer met hem heb gepraat. Maar na de Ronde van Frankrijk zei hij wel tegen iedereen dat ik door hem had gewonnen. Omdat hij ervoor had gezorgd dat ik aanviel.’

RITA : ‘Na de huldiging in Parijs zijn we in de auto gesprongen en naar huis gereden. Ik was net onze nieuwe auto gaan halen en Lucien stond erop te rijden. We zijn om drie uur ’s ochtends in Mere aangekomen. Ze stonden daar met duizenden en duizenden te wachten. Dat was echt heel emotioneel. Het dorp was in het geel geschilderd. Velen hebben die nacht hun bed niet gezien. Het was erger dan carnaval.’

LUCIEN : ‘Het was het meest intense moment van mijn carrière. Op de muur van het café van mijn ouders hadden ze mijn hoofd geschilderd. Maar veel tijd om te genieten was er niet. Er stond een nieuwe ronde op het programma: die van de criteriums. Daar konden we geld verdienen.’

RITA : ‘Ik voerde Lucien overal naartoe, België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, we hotsten van het ene naar het andere. Soms ging Lucien met het vliegtuig en ik met de auto. Het is zelfs nog gebeurd dat ik na de wedstrijd zijn fiets poetste.’

LUCIEN : ‘Ik denk weleens: als ik niet de laatste Belg was geweest die de Tour had gewonnen, dan zou er nooit zo veel tamtam zijn gemaakt. Ik mag in die zin blij zijn dat ik na Merckx kwam en niet voor hem. Ik denk weleens terug aan de week voor ik mijn eerste Tour reed, toen ik van mijn vader mee moest naar een café in Deinze. Daar woonde iemand die de Ronde van Frankrijk had gewonnen, Lucien Buysse. Die had voor zijn overwinning een standbeeld gekregen. Dat vond ik toen onwaarschijnlijk. Ik moest eraan denken toen ik later in Mere in een koets werd rondgereden. En als je ziet wat er nu nog allemaal op stapel staat, dat is echt onvoorstelbaar.’

Partner Content