Johan Bruyneel, ex-ploegleider van dopingzondaar Lance Armstrong: ‘We waren arrogant en onbeschoft. Daar heb ik spijt van’

© AFP via Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

25 jaar nadat Lance Armstrong zijn eerste Ronde van Frankrijk won (en later weer kwijtraakte), heeft zijn ploegleider Johan Bruyneel leren leven met zijn levenslange dopingschorsing.

‘Als ik mijn straat oversteek, zie ik geen huizen maar de bergen rond Madrid. Mijn paradijs: heerlijk op ’t gemakske’, in de zon’, vertelt Johan Bruyneel (59) vanuit San Agustin del Guadalix, een gemeente een dertigtal kilometer ten noorden van de Spaanse hoofdstad, waar hij al sinds 2015 woont. Ooit terugkeren naar zijn West-Vlaamse heimat in Izegem, is geen optie meer. ‘Zeg nooit nooit, maar ik heb hier alles wat me gelukkig maakt.’

Twee maanden voor zijn zestigste verjaardag staat Bruyneels barometer op zonnig. Hij voelt zich fysiek goed – hij raakte flink wat kilo’s kwijt door bijna dagelijks te mountainbiken – en ook mentaal zit het snor. ‘Ik ben op een leeftijd gekomen waarop ik alle bullshit kan filteren, positief naar het leven kijk, en vooral weet wat écht belangrijk is: het geluk en de toekomst van mijn kinderen.’

Bruyneel komt uit een vechtscheiding. Dochter Victoria is intussen twintig en woont sinds enkele maanden samen met haar vriend. Zoon Christian is vijftien, koerst bij de nieuwelingen en woont nu bij zijn pa. Mede dankzij zijn kinderen is Bruyneel langzaam uit een langdurige depressie gekropen. Gekweld door de gevolgen van de dopingzaak rond Lance Armstrong. Voor zijn rol als ploegleider kreeg hij in 2014 eerst een schorsing van tien jaar, en in 2018 werd hij voor het leven gebannen door het Internationaal Sporttribunaal.

Hoe diep zat u toen?

Johan Bruyneel: Ik heb mijn bodem gezien: compleet lusteloos, sliep bijna de hele dag. Er is altijd een niveau lager – zo diep ben ik niet gezakt – maar leuk was het allerminst. Dat heeft zo’n twee, drie jaar geduurd. Op medisch advies kreeg ik antidepressiva, maar daar raakte ik aan verslaafd. Ik werd er zelfs nog mottiger van. Ik heb toen ook professionele hulp ingeroepen. Dat hielp, maar uiteindelijk moet je zélf weer willen rechtstaan. Dus heb ik op een bepaald moment beslist: ik stop met die antidepressiva, beetje bij beetje. In plaats daarvan ben ik opnieuw beginnen te fietsen. Dat en mijn kinderen hebben me gered. Net als de steun van enkele zeer goede vrienden.

Zoals Lance Armstrong.

Bruyneel: Ja, wij hebben toen allebei een heel moeilijke periode meegemaakt. Precieze details ga ik niet geven, maar hij heeft dingen voor mij gedaan die ik nooit zal vergeten. En omgekeerd ook. Omdat Lance in de VS woont, zien we elkaar weinig, maar na alle beproevingen is onze band hechter dan ooit. Voor het leven, wat mij betreft. We zeggen alles tegen elkaar. Die dopingzaak had ons nochtans uit elkaar kunnen drijven. Ik ben er trots op dat het omgekeerde is gebeurd.

Heeft de buitenwereld een verkeerde perceptie van Armstrong?

Bruyneel: Hij is te veel afgeschilderd als de arrogante, narcistische, megalomane slechterik… Ik ook trouwens. Door ons gedrag in die periode (1999 tot 2005, toen Armstrong zeven keer op rij de Tour won, nvdr) begrijp ik dat voor een stuk. Maar eerlijk waar: dat klopt niet. Lance is voor zijn familie en vrienden echt een gouden kerel.

Hij heeft een grote rol gespeeld in de mentale rehabilitatie van Jan Ullrich, zijn voormalige concurrent die op de rand van de afgrond stond.

Bruyneel: Lance heeft er nooit mee uitgepakt, maar wat hij gedaan heeft om Jan uit de nood te helpen… Op een bepaald moment hoorde hij van een vriend van Jan dat die was opgenomen in een ziekenhuis in Mexico. Lance is naar ginder gevlogen en trof Jan daar aan, in zéér slechte staat. Hij heeft toen alles georganiseerd zodat Jan met een privévliegtuig naar een Zwitsers rehabilitatiecentrum kon worden gebracht. Dat is Lance: als iemand die hem na aan het hart ligt in de problemen zit, zal hij al zijn middelen en contacten aanspreken om te helpen.

Lees ook: Vijf jaar na de biecht: het nieuwe leven van Lance Armstrong

U begrijpt, zegt u, dat u en Armstrong als boemannen werden afgeschilderd. Niet zozeer door het dopinggebruik, wel door jullie gedrag ten opzichte van de media, wielerfans, medewerkers of renners die jullie afvielen. Hoe kijkt u daarop terug?

Bruyneel: Daar heb ik spijt van. We waren arrogant, onvriendelijk, onbeschoft… We waanden ons onoverwinnelijk. Die omgang met de pers, met de hele buitenwereld hadden we veel beter kunnen aanpakken. Al moet je dat in zijn context zetten: Lance werd bij elke start en finish overrompeld, sommige journalisten belaagden ons constant met dopingvragen. We voelden ons opgejaagd. Dat stond in de weg van onze enige focus: de Tour winnen. Een sympathiek imago? Who cares. Daarom begonnen we met bodyguards te werken, daarom hebben we bepaalde journalisten op onze zwarte lijst gezet. Al was dat soms terecht, zoals met David Walsh en Paul Kimmage (van The Sunday Times, nvdr), want die waren zélf corrupt. Ze wilden alleen Armstrong pakken, terwijl ze anderen, van wie ze ook wisten dat ze doping namen, met rust lieten. Dat we tegen hén fel ingingen, daar heb ik geen spijt van. Geen seconde. Met anderen, zoals verzorgster Emma O’Reilly (een van de spijtoptanten die Armstrong aan de galg praatten, nvdr) hebben we wel de plooien gladgestreken.

Lance Armstrong met Jan ­Ullrich. Armstrong stelde alles in het werk om zijn vriend in Mexico uit de nood te helpen. © Getty Images

Walsh en Kimmage hadden wel gelijk over jullie dopinggebruik.

Bruyneel: Ja, maar Lance kon dat moeilijk openlijk toegeven terwijl het overgrote gedeelte van het peloton en alle andere klassementsrenners óók doping gebruikten. Het behoorde tot de cultuur van toen. Je móést het doen, anders kon je beter thuisblijven. Tot de Festina-affaire in de Tour van 1998 sprak iedereen binnen het milieu er zelfs over. Het enige verschil met de jaren erna: er werd nog doping genomen, iedereen wíst het, maar er werd over gezwegen. Ook door ons dus.

Nochtans heb ik, en dat wil ik benadrukken, nooit gevaarlijke excessen toegestaan. Ik heb zelfs de hematocrietwaarde (verhouding van rode bloedcellen, nvdr) binnen mijn ploeg gelimiteerd tot 48, terwijl de limiet op 50 lag en renners van andere teams daar ver boven gingen. Wie bij ons boven de 48 zat, moest thuisblijven. Niet toevallig is niemand van mijn ploeg ooit betrapt.

U haalt een vaak gebruikt argument aan: ‘Iedereen pakte doping, wij dus ook.’ Maar heb je niet áltijd een keuze? Je kunt ook weigeren om vals te spelen, tevreden zijn met een ereplaats of zelfs stoppen.

Bruyneel: Ja, maar die keuze ís niet zo zwart-wit. Je komt als renner nooit plots voor de vraag te staan: doe ik het of niet? Je rolt erin, en beetje bij beetje ga je mee in die cultuur.

Edwig Van Hooydonck heeft altijd gezegd dat hij nooit in de eporace is willen stappen.

Bruyneel: Ik ben blij dat je hem noemt. Ik ben er vrij zeker van dat dat klopt. Maar hoe weet je zeker dat hij helemaal clean was? Hij won grote eendagskoersen eind jaren tachtig, begin jaren negentig, een periode waarin ook andere dopingproducten – cortisonen, synacthen, testosteron… – gemeengoed waren. Ik kan het weten, want ik heb toen ook gekoerst, en dat allemaal genomen. Pas op, het zou kunnen dat Edwig ‘geprepareerd’ werd door een verzorger en hij niet wist waarmee. En ja, hij was een supertalent, maar zonder doping eveneens getalenteerde renners kloppen die wél doping pakken is onmogelijk.

Hetzelfde met Greg LeMond (drievoudig Tourwinnaar uit die periode, nvdr). Ook hij beweert dat zijn carrière is beëindigd door de intrede van epo begin jaren negentig. Onzin! Ik ben in 1990, toen ik voor Lotto reed, nog langs geweest bij de dokter van zijn ploeg Z-Tomasso, die me een reeks dopingproducten voorschreef. Hoe heeft die dan renners van zijn eigen team behandeld, denk je? Uiteraard heeft LeMond ook ‘gepakt’. En dat is geen verwijt, hè. Hij en Van Hooydonck, zoals Lance en zijn generatiegenoten, waren kinderen van hun tijd. Maar hang dan niet de moraalridder uit.

Het valt niet uit te sluiten dat sommige zeer getalenteerde renners clean waren, maar nooit de top hebben bereikt, of zelfs zijn gestopt omdat ze niet mee konden. Kun je dan zeggen dat de beste altijd gewonnen heeft, met of zonder doping?

Bruyneel: Er zullen er geweest zijn, in een vroeg stadium, nog voor ze prof werden, of in hun eerste profjaren. Maar later? Grote uitzonderingen. Mogelijk hebben Franse renners als Gilles Delion of David Moncoutié nooit doping genomen, maar de ene kon niet tijdrijden, de andere niet dalen. Zouden die de Tour gewonnen hebben in een zuiver peloton? Hoogstwaarschijnlijk niet. Veelzeggend ook: geen énkele renner heeft ooit een van de zeven geschrapte Tourzeges van Lance opgeëist. Dat er nu zeven kruisjes op de erelijst staan is op zich al ridicuul.

De Belg Kurt Van de Wouwer eindigde in de Tour van 1999 als elfde, en was de eerste uit het eindklassement die nooit in opspraak is…

Bruyneel: (onderbreekt) Het is niet omdat hij nooit is betrapt dat hij zuiver reed. Dat kán, maar ook hij heeft nooit gezegd: ‘Ik heb nooit doping genomen, de rest wel, ik had die Tour moeten winnen.’ Einde discussie.

Hebt u, ondanks uw levenslange schorsing, nog heimwee naar het peloton?

Bruyneel: In een officiële functie? Absoluut niet. Er lopen te veel figuren rond van wie de hypocrisie afdruipt. Ik wil niet meer op hun gezicht kijken. Toch is de link met het peloton nooit volledig doorgeknipt. Ik hoor geregeld vrienden, collega’s en medewerkers van vroeger. En als zelfstandig consultant geef ik achter de schermen ook ploegen betaald advies over management, transfers, tactiek in grote rondes. Niemand kan me dat verbieden. Soms bellen ze zelfs tijdens een rit: ‘Johan, wat zou jij nu doen?’ Met jonge twintigers zou ik wel niet meer kunnen werken, daarvoor is het leeftijdsverschil te groot. Ik heb al moeite om mijn zoon te doen luisteren. (lacht)

Hoe zijn de reacties als u op een koers verschijnt?

Bruyneel: Dat gebeurt nog zelden. Als ik eens naar een start ga, is het om mijn zoon een plezier te doen. Dit jaar heb ik wel een aantal vips begeleid tijdens Parijs-Roubaix. Ook dan waren de ontmoetingen veelal joviaal. Al werd ik er ook straal genegeerd. Door (Tourbaas, nvdr) Christian Prudhomme, bijvoorbeeld, een grote Bruyneel-hater.

Het contrast is bizar: sommigen verwelkomen u met open armen, voor anderen bent u nog altijd een persona non grata.

Bruyneel: Die laatsten, vooral Fransen, zijn wel sterk in de minderheid. Meer zelfs: in al die jaren heeft slechts één iemand iets negatiefs tegen mij gezegd, in het gezicht – hij schold me verrot. Verder niemand, behalve op sociale media. Ik heb ook niemand vermoord, he. Velen in het milieu weten perfect wat er in die periode gaande was, want ze deden er zelf aan mee. Het verschil is dat alleen ik zo zwaar ben gestraft.

Bent u daar nog rancuneus over? Dat lijkt zo: op X haalt nu nog vaak uit naar het USADA, het Amerikaanse dopingagentschap dat het onderzoek naar Armstrong en Bruyneel voerde.

Bruyneel: In het begin was ik gefrustreerd, maar nu niet meer. Ik kan er zelfs om lachen. Als ik in een tweet eens uithaal – af en toe heb ik dat nodig – is dat zelfs entertainment voor mij. Ik weet welke reacties dat zal uitlokken, en kan mijn ‘aanvallen’ onderbouwen met feiten. Zoals de hypocrisie van het USADA, dat de laatste weken het WADA (Wereldantidopingagentschap, nvdr) beschuldigde omdat het zijn regels niet zou hebben gevolgd in een dopingzaak rond Chinese zwemmers. Terwijl het USADA in het dossier van Lance en mij zelf veel regels heeft gebroken.

‘Velen in het milieu weten perfect wat er in die periode gaande was, want ze deden er zelf aan mee. Het verschil is dat alleen ik zo zwaar ben gestraft.’

Kunt u op basis van uw contacten in het peloton oordelen hoe clean de renners nu zijn?

Bruyneel: Ik heb er geen concrete info over, maar áls er nog iets wordt gedaan – dat kun je nooit uitsluiten – zal het voordeel ervan zeer klein zijn. Geen 10 procent, zoals met het niet opspoorbare epo vroeger. En dan weegt die minieme winst niet op tegen het grotere risico om tegen de lamp te lopen, gezien de gesofisticeerdere dopingcontroles.

U geeft nog altijd uw visie op het wielrennen in de veel beluisterde podcast ‘The Move’, met Lance Armstrong als een van de andere analisten. Hoe liggen volgens u de sportieve verhoudingen voor de komende Tour?

Bruyneel: Het viel me op dat Visma-Lease a Bike de laatste weken slechts mondjesmaat info gaf over de progressie van Jonas Vingegaard (die begin april zwaar viel in de Ronde van het Baskenland, nvdr). Met al hun kennis weten ze nochtans precies hoever hij staat. Zelfs als hij weer in topvorm zou zijn, of niet veraf zit, zullen ze dat openlijk wat afzwakken. Ze spelen een tactisch steekspel met het UAE Team van Tadej Pogacar. Als hij de topfavoriet is, ondersteund door een veel betere ploeg dan vorig jaar, moet UAE de wedstrijd dragen en kan Visma in bepaalde situaties zeggen: het is niet aan ons om te werken. Met Lance heb ik indertijd ook zulke strategieën toegepast. Alleen is tactiek in het wielrennen vandaag secondair geworden: alles draait om wie de hoogste wattages kan trappen.

In de twee voorbije edities heeft Visma de koers in handen genomen om Pogacar te kraken, wat telkens lukte. Wordt hun aanpak nu anders?

Bruyneel: Ja, ze zullen twee weken wachten en volgen, proberen om Vingegaard zo weinig mogelijk tijd te laten verliezen. Alle druk op Pogacar en zijn ploeg. Als hij vanaf het eerste zware weekend al het geel pakt: des te beter. In de Giro (die Pogacar won, nvdr) leek de roze trui drie weken lang dragen hem vooral mentaal te vermoeien. In een circus als de Tour zal dat nog groter zijn. Visma moet hopen dat Pogacar zo weer kraakt in de slotweek, als ook de fysieke vermoeidheid van de Giro misschien toeslaat.

Hoe groot acht u die kans?

Bruyneel: Klein. In de Giro is hij nooit echt diep hoeven te gaan, want de tegenstand bestond alleen maar uit tweede- of derderangskopmannen. Bovendien is Pogacar dit seizoen beter dan ooit, onder meer door tot twee kilo af te vallen. De manier waarop hij in de Strade Bianche, de Ronde van Catalonië en de Giro de tegenstand op een hoopje reed, zegt alles. Zelfs als Visma nu de strategie van vorig jaar zou toepassen, zal Pogacar niet breken.

Anderzijds zijn die laatste drie dagen, met twee zware Alpenetappes en een halve klimtijdrit op de laatste dag, op het lijf van Vingegaard geschreven.

Bruyneel: Klopt, maar zal hij kunnen groeien tijdens de Tour? In het wielrennen van vandaag, waarin élke rit zo intens is, lukt dat zeer moeilijk. Ik denk wel dat Vingegaard goed zal zijn van bij het begin, maar ‘top top’? Daarom mag Pogacar hem ook niet in de race laten komen: hij moet Vingegaard al in het eerste deel van de Tour afmaken.

Remco Evenepoel. ‘In zijn eerste Tour moet hij mikken op de top vijf.’ © BELGA

Met welke ambities mag Remco Evenepoel starten? In de Dauphiné, begin juni, schoot hij door trainingsachterstand nog tekort in de cols.

Bruyneel: Zelfs als Evenepoel honderd procent is, haalt hij in een grote ronde niet het niveau van Pogacar en Vingegaard. Hij mag zich niet aan hen spiegelen. Zij steken er ver bovenuit. Daaronder staat Primoz Roglic, en Evenepoel een trapje lager. In zijn eerste Tour moet hij mikken op top vijf. En vooral proberen om een slechte dag in het hooggebergte te vermijden. Zoals in de Vuelta vorig jaar, toen hij bijna een halfuur verloor. Met het oog op volgende deelnames is zo’n constante lijn over drie Tourweken cruciaal. Zeker in de zware bergetappes, met meerdere cols – het grote vraagstuk voor Remco. Daarom moet hij zich ook intomen in de eerste anderhalve week. Ja, hij mag voor ritwinst gaan, maar niet door al op dertig kilometer van de finish aan te vallen.

‘Zelfs als Evenepoel honderd procent is, haalt hij in een grote ronde niet het niveau van Pogacar en Vingegaard.’

Vorig jaar won hij na zijn inzinking nog drie ritten in de Vuelta, waarvan zelfs een de dag erna. Ziet u daar een verklaring voor?

Bruyneel: Wat de precieze oorzaak was, weet ik niet. Maar Remco legt wel bijzonder veel druk op zichzelf. Misschien heeft dat een rol gespeeld. Dat hij nog drie etappezeges behaalde, zegt veel over zijn weerbare karakter. Maar wel vanuit de vlucht. En hoeveel zijn die waard, met oog op de toekomst? Ik had liever gehad dat hij zichzelf had getest in de zware bergetappes tegen Roglic, Vingegaard en co. Daar had hij meer uit geleerd. Die langetermijnvisie ontbreekt soms.

Evenepoel is nu 24. Heeft hij de kwaliteiten om ooit de Tour te winnen?

Bruyneel: Als Pogacar en Vingegaard, die nog altijd pas 25 en 27 jaar zijn, hun niveau aanhouden, wordt dat moeilijk. Waar gaat hij hen kloppen? In een vlakke tijdrit kan hij een beetje tijd nemen, maar in een tijdrit bergop al veel minder. En in de cols zal Remco hen zeker niet lossen. En misschien staat er binnenkort een nieuw supertalent op. Want met die jonge mannen van tegenwoordig gaat het zeer rap.

Lees ook: Het nieuwe realisme van Remco Evenepoel: ‘Ik sta nog niet op het niveau van Pogacar’

Johan Bruyneel

1964: Geboren in Izegem.

1987-1998: Profrenner. Won twee ritten in de Ronde van Frankrijk (1993 en 1995). Werd derde in de Ronde van Spanje (1995).

1999-2012: Ploegleider/manager bij US Postal, Discovery Channel, Astana en RadioShack. Won met Lance Armstrong zeven keer de Ronde van Frankrijk (zeges die later werden geschrapt).

2014: Wordt 10 jaar en later, in 2018, levenslang geschorst voor zijn rol in de dopingzaak rond Armstrong.

Partner Content