Het verhaal achter de Gestapo-kelders: ‘Verzuchtingen en hartenkreten van gevangenen in hun donkerste momenten’

Jean-Paul Mulders bij het standbeeld van Jean de Selys Longchamps © Wouter Vanvaerenbergh

Drie jaar geleden bezocht Jean-Paul Mulders de Gestapo-kelders in Brussel, toen die nog niet beschermd waren. Drie vragen over een fascinerend stukje vaderlandse geschiedenis.

Wat is het verhaal achter de Gestapo-kelders aan de Louizalaan?

‘Toen Brussel in de Tweede Wereldoorlog bezet werd, ging de Gestapo er op zoek naar een gebouw om haar hoofdkwartier te vestigen. Hun oog viel op de Louizalaan, meer bepaald op de nummers 453 en 347. Zoals wel vaker, kozen ze de indrukwekkendste panden die de stad rijk was: een hoogbouw van twaalf verdiepingen, een van de indrukwekkendste die in die tijd over Brussel uitkeken. Het gebouw was modern en van alle comfort voorzien, wat niet gezegd kan worden van de cellen en de folterkamers in de kelder. Daar werden de Brusselaars naartoe gebracht met wie de Duitse bezetter een eitje had te pellen. Er ging zo’n dreiging van dat gebouw uit dat het in de hele stad een begrip was. In afwachting van hun ondervraging, krasten sommige van de gevangenen met hun vingernagels of met kleine voorwerpen inscripties in de muren van hun cellen, die tegenwoordig fungeren als kelder van privé-appartementen. Je ziet er vrouwennamen. Woorden van liefde en afscheid. Je leest er verzuchtingen en hartenkreten als: Plutôt mourir debout que vivre à genoux! Graffiti aangebracht door gevangenen in hun donkerste momenten.

Naast die aangrijpende getuigenissen, is er nog een tweede indrukwekkend verhaal verbonden aan het Gestapogebouw aan de Louizalaan: dat van Jean de Selys Longchamps, die als Belgisch piloot diende bij de Royal Air Force. Op 20 januari 1943 had hij al treinen en spoorweginstallaties bestookt tussen Kortrijk en Gent. Daarop gaf hij zijn vleugelman de opdracht naar Engeland terug te keren. Zelf vloog hij verder naar Brussel. Hij wou er een gewaagd plan uitvoeren waar hij al een hele tijd op broedde: een strafexpeditie ondernemen tegen het hoofdkwartier van de Gestapo in Brussel, waar zijn vader was gefolterd. Hij kende de stad als zijn broekzak en vond het gebouw gemakkelijk terug, uittorenend boven de brede avenue. Hij dook erop af en zette zijn vier kanonnen van 20 mm in werking. Een regen van kogels sloeg in op het gebouw en doodde onder meer Muller, een van de hoogste Duitse officieren in Brussel. Ik heb dat altijd een fantastisch verhaal gevonden: hoe zo’n piloot in zijn eentje de gevreesde Gestapo te grazen neemt. Toen de Selys terugkwam in Engeland, konden zijn superieuren met zijn eenmansactie wel niet lachen… Hij is er zelfs gedegradeerd voor geworden. Maar voor de bevolking van Brussel was het een geweldige opsteker te zien dat de Duitsers toch niet zo onaantastbaar waren.

Hoe bent u op dit eigenaardige stukje vaderlandse geschiedenis gebotst?

In 1979, toen ik een jaar of elf was en de dieren nog spraken, was ik een hevige fan van de dramareeks Secret Army, met onder meer SS-Obersturmbannführer Kessler. Dat was een coproductie van de BRT en de BBC die toen op televisie speelde. Later zou ze model staan voor Allo Allo!, een van die zeldzame gevallen waarbij de parodie veel bekender is geworden dan het origineel. Welnu, in een van de afleveringen van Secret Army werd het hoofdkwartier van de Gestapo, gevestigd aan de Brusselse Louizalaan, door één Britse Mosquito onder vuur genomen. De piloot speelde zo’n beetje lonely cowboy. Ik vond dat zo’n sterke verhaallijn dat ze mij altijd is bijgebleven. Veel later pas, toen ik al groot was, ben ik erachter gekomen dat dat verhaal niet zomaar aan het brein van een vindingrijke scenarist was ontsproten. Het was gewoon echt gebeurd, met dien verstande dat in werkelijkheid niet een Mosquito maar een Hawker Typhoon het gebouw had aangevallen. Geen idee waarom ze dat in de televisiereeks hebben veranderd. Misschien omdat de Mosquito gewoon een sexyer vliegtuig was.

3. Waarom is het van belang om deze kelders te beschermen?

Opdat we niet zouden vergeten wat voor wreedheden hier zo dichtbij gebeurd zijn – en nog terug kunnen komen. Het verbaast mij altijd hoe gemakkelijk mensen het verleden vergeten. Toen ik het gebouw bezocht, een jaar of drie geleden, waren veel keldermuren al eens overgekalkt en geschilderd. De minst diepe inscripties gingen daarbij al verloren. Daar werd ik droevig van, en kwaad. Het gros van de eigenaars leek vooral niet te willen dat de kelders beschermd zouden worden. Ze waren bang dat hun eigendom daardoor in waarde zou dalen. Alleen een Britse vrouw die ik er toevallig tegenkwam en die ons in de kelders binnenliet, deelde mijn verontwaardiging. ‘Het is een schande dat ze dit niet willen openstellen voor het publiek’, zei ze. ‘Deze getuigenissen zijn van historisch belang en de eigenaars zouden verplicht moeten worden om hun kelder toegankelijk te maken.” Dat was precies wat ik er zelf ook van vond. Ik herinner mij dat ik dat zei tegen de fotograaf die mij vergezelde. Laconiek merkte hij op: “Als ze hun kelder kwijt zijn, kunnen ze nergens hun vuilniszak meer zetten.’

Ook waar, natuurlijk. Maar dan vind ik die schrijnende getuigenissen uit een nog niet eens zo ver verleden toch nét iets belangrijker. Ik ben bijzonder blij dat ze na al die jaren nu eindelijk beschermd zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content