De Belgische fotograaf Willy Kessels is een dubbelzinnige figuur geweest.
De tentoonstelling over het oeuvre van Willy Kessels (Dendermonde 1898 – Brussel 1974) moet misschien nu eens duidelijkheid scheppen over de waarde en de betekenis van zijn fotografie voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Hij werd aangekondigd als de belangrijkste vertegenwoordiger van de “modernistische” fotografie in België maar in hoeverre strookt dat met de werkelijkheid ? Nadat hij zijn artistieke studies (o.m. als beeldhouwer) had beëindigd werkte hij bij een vooruitstrevend architectenbureau en begon hij met het fotograferen van hun realisaties. Daaruit vloeiden reclameopdrachten voort en de avant-garde richting, die hij had leren kennen via kunsttijdschriften, ging hij toepassen in zijn opdrachten. In het spoor van Laszlo Moholy Nagy en Man Ray, de experimentelen van de jaren twintig van de vorige eeuw, volgde Kessels vanaf 1931 op eigen houtje die weg. Bij zijn vrije architectuur opnamen zijn de gebouwen slechts voorwendsels om gedurfde composities op te zetten en zijn publiciteitsfoto’s gaan niet alleen maar over het product zelf maar meer nog over de gewaagde vormgeving. Zijn artistieke verdiensten op dat vlak en in die periode mogen niet betwist worden. Eerlijkheid gebiedt om hem een plaats te geven in een rij van andere experimentele fotografen uit zijn generatie. Hij was dus geen unicum en participeerde aan een tijdsverschijnsel dat in Europa in het vroege interbellum de aandacht afleidde van een nog latent picturalisme. De modernisten, men vond geen betere naam, waren de broeders van de abstracte Belgische schilders uit dezelfde periode. Ook Jozef Peeters, Victor Servranckx, Felix De Boeck en Michel Seuphor zetten zich af tegen het Vlaams Expressionisme met een diametraal tegengestelde stijl. De gelijkgestemde fotografen zochten ook in geabstraheerde of constructivistische vormentaal een nieuw kader om fotografie tot kunst te verheffen. Dat was zeker ook zo bij de picturalisten al was die hun streven de schilderkunst zoveel mogelijk te benaderen zonder eigenlijk een nieuwe kunstvorm te creëren
Dat Willy Kessels, als autodidact, zich als experimenteel openbaarde had veel te maken met zijn artistieke opleiding maar vooral met zijn werk op een innoverend architectenbureau waar hij ook via tijdschriften als het ware ingeleid werd tot de modernistische strekkingen. In zijn fotografie was hij alternerend zowel een vrij kunstenaar als een beoefenaar van de toegepaste kunst en met dat laatste bedoelen we dat hij ook in opdracht, semi-commercieel werk uitvoerde. Dat laatste was innoverend voor zij tijd. Dat zijn vrij werk hoog stond aangeschreven bewijst zijn deelname, in 1932, aan de eerste Internationale van de Fotografie in Brussel in het gezelschap van o.m. Germaine Krull, André Kertesz; Cami & Sasha Stone, Laszlo Mohly-Nagy en Man Ray. Betere entourage kon hij zich niet wensen en ook het daaropvolgend jaar was hij opnieuw uitgenodigd voor een tweede editie van hetzelfde evenement.
Maar dan gebeurt er iets merkwaardigs. Via Sasha Stone was hij opgemerkt door Henri Storck en Joris Ivens en gevraagd om foto’s te nemen tijdens het draaien van hun film “Misère du Borinage” in 1933. Die reeks heeft niets meer met het experimentele te maken, integendeel, ze ademt vooral de sfeer van het “verdoemde” picturalisme. Het is te begrijpen dat de geëngageerde film geen experimenten toeliet en dat Kessels zich plooide naar de vormgeving van de film. Tot daar aan toe maar in de daaropvolgende jaren schaatst hij van de ene richting naar de andere. De talrijke naaktfoto’s die dan ontstaan zijn meestal van een ontgoochelend traditionele opvatting en ook de verscheidene reportages die men hem vraagt of die hij op eigen initiatief maakt (zoals over de bewoners van de Brusselse Marollenwijk) zijn wel heel ver van het experiment. Zijn sympathie voor Joris van Severen en voor het Verdinaso drijven hem tijdens de Tweede Wereldoorlog naar een latente collaboratie die hij met zijn foto’s dient. Portretten en reportages in de meest gangbare vorm van fotografie en zijn deelname aan de Vlaams-nationalistische groep “De Meivis” leiden naar foto’s van het Scheldeland die passen in de bloed- en bodem theorie en leveren niet meer dan traditionele natuurbeelden. Na de oorlog neemt hij dan weer de draad op van het experiment maar die foto’s bezitten niet meer de inventieve kracht van het verleden.
Slotsom : Kessels was een cameleon fotograaf die zijn huik naar de wind hing. Wat niet belet dat hij in zijn beste periode inderdaad tot een avant-garde fotograaf van waarde mag gerekend worden.
Ludo Bekkers
Tentoonstelling “Willy Kessels”, Antwerpen Fotomuseum nog tot 16 januari 2011.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier