François Levrau
‘Waarom zijn we bang van de terrorist?’
‘Niet alles wat ons kan doden, zorgt blijkbaar voor evenveel angst. Hoe komt dat?’, vraagt François Levrau, doctor in de Sociale Wetenschappen van de UAntwerpen, zich af.
Opnieuw een aanslag. En, opnieuw de angst en de twijfel. In hoeverre moeten we ons leven herschikken in een tijd van terreuraanslagen? Maar, waarom die angst? Moeten we wel in de eerste plaats bang zijn voor de terrorist?
Waarom zijn we bang van de terrorist?
De waarschijnlijkheid om een terreuraanslag via de krant, de televisie of de alomtegenwoordige sociale media te vernemen is (gelukkig) veel groter dan om het werkelijk mee te maken. De kans om te sterven aan een kwalijke kanker ten gevolge van de verontreiniging van het milieu is daarentegen een stuk realistischer. De kans om te sterven door een auto-ongeluk is (gelukkig) gering, maar ook die kans is groter dan de kans dat men komt te overlijden als gevolg van een terroristische aanslag. Wat nu is gebeurd en daarvoor in Londen en andere plaatsen, is intriest, maar niet meer/minder dan het feit dat er mensen sterven ten gevolge van een kanker of een auto-ongeluk. Niet alles wat ons kan doden, zorgt blijkbaar voor evenveel angst. Hoe komt dat?
Hypertrofie van de angst
Als gevolg van de berichtgeving over de terreuraanslag zal de angst ongetwijfeld opnieuw als een zwarte aal menig grijze hersenmassa zijn binnengedrongen. Velen zullen het wel opnieuw gedacht hebben: ‘Zou ik me nu nog wel in die drukke winkelstraat begeven?’, ‘Kan ik nu nog wel zorgeloos van mijn drankje genieten op dat drukke terras?’, ‘Zou ik toch niet beter dat zomerconcert annuleren? En, met nog veel meer klem: ‘Wat bezielt die terroristen toch dat ze, in het wilde weg, onschuldige burgers doden?!’
Die eerste reacties zijn goed te begrijpen. Maar, waarom stellen we ons niet soortgelijke – door angst doordrongen – vragen wanneer we de auto instappen of van het zonnetje genieten en ons blootstellen aan de UV-stralen? Opnieuw, de kans dat we sterven ten gevolge van een verkeersongeluk of kanker is beduidend groter. Blijkbaar heeft de angst voor de kanker of het verkeersongeluk plaats geruimd voor een zekere gewenning of een soort berusting.
Terreuraanslagen zijn in het Westen betrekkelijk nieuw, waardoor we sneller panisch worden.
De angst voor het wezenlijke verkeersongeluk (elk weekend eist de autoweg zijn slachtoffers op) of de concrete kanker (wie kent niet iemand die aan kanker is gestorven?) haalt het niet van de angst voor de abstracte terreur. Blijkbaar is er iets in ons dat nood heeft aan een soort hypertrofie van angst, iets dat ons even uit de lege ratio, de emotionele windstilte en het opgelegde levensritme haalt.
Terreuraanslagen zijn in het Westen betrekkelijk nieuw, waardoor we sneller panisch worden. Een onbekende vijand maakt angstiger dan een bekende omdat die eerste zich gemakkelijk kan wentelen in het imaginaire, waar de mug snel een olifant wordt en de mug het liefst met een kanon moet worden beschoten.
Wie angst zaait, zal verdeeldheid oogsten
Mensen sterven aan kanker waarvan geweten is dat die afkomstig is van de verontreiniging van het milieu. Zoals gezegd: we zijn er in grote mate aan gewend en het lijkt erop dat we berusten in de gedachte dat we er op individuele wijze wel iets kunnen aan doen. In het Westen zal het met de klimaatverandering nog wel meevallen en ja, eens goed de huid insmeren is nu ook niet zoveel werk. Wel dan, wie huidkanker heeft, heeft die dat dan niet minstens voor een deel over zichzelf afgeroepen?
Maar, waarom zouden we zo denken? Dat zou van dezelfde strekking zijn als zeggen dat wie komt te sterven door een terroristische aanslag dat minstens deels aan zichzelf te danken heeft. We weten immers goed dat de actieradius van terroristen zich gewoonlijk in drukbevolkte plekken bevindt. Niemand echter die dit soort redenering (terecht) aanvaardt. Waarom dan wel met datgene wat ons milieu verontreinigt en ons op latere termijn de gezondheidsrekening zal presenteren? Het is duidelijk: de oorzaak van de kanker is diffuus en op het eerste zicht nogal triviaal. Met uitzondering van wat smog door de CO2-uitstoot en een wat brandende zon merken we daar eigenlijk niet zoveel van.
En kijk, uit het niks daagt de terrorist die op schier apocalyptische wijze ageert. Dat is bijzonder handig, want de angst is als een naakt en kaal spook naarstig op zoek naar een laken dat het enige substantie biedt. De mens is bang, maar hij weet niet altijd waarom en voor wie/wat hij moet bang zijn. Het zijn verwarrende tijden, maar de terrorist biedt hem een antwoord en structuur. We weten plots opnieuw waarom en voor wie we moeten bang zijn! Dat nu de ganse moslimgemeenschap bij voorbaat verdacht wordt, dat is collateral damage. Jammer, maar die moslims zijn we toch liever kwijt, niet? Wat een geschenk is die terrorist toch. U begrijpt de ironie. Wie angst zaait, zal verdeeldheid oogsten.
De terrorist als mythisch monster
Het is daarom van belang na te denken of de terrorist wel de aandacht verdient die hij nu krijgt. Moeten we in de 21ste eeuw onze angst inderdaad op de eerst plaats laten voeden door iets wat ons, zoals hoger aangegeven, naar grote waarschijnlijk niet zal treffen? Er zijn voldoende andere zaken om terecht (ook) bang voor te zijn.
Hoe is de terrorist van een wat sullige sneeuwpop kunnen groeien tot een yeti, een mythisch monster dat er ons toe belet nog van eender welk sneeuwlandschap te genieten?
In sneltempo enkele opgesomd: angst voor de geleidelijke neergang van de planeet en de gezondheidsrisico’s die dat met zich meebrengt, angst voor het einde van het zoveelste kortdurende contract dat me in een onzekere toekomst zal duwen, angst voor de afbouw van de welvaartsstaat en de daarmee gepaard gaande bestaansonzekerheid. Het is duidelijk dat een bepaald media-optreden (kijkcijfers: niks zo beklijvend als een terroristische aanval) en een bepaald politiek bestel (stemmen: niks zo paaiend voor het electoraat als slagkrachtig reageren tegen terroristen!) garen spint bij de sneeuwbal die de terrorist ons toewerpt. Duidelijk moet immers zijn dat de terrorist niet eigenhandig dermate veel angst kan zaaien dat een ganse samenleving in een angstkramp zit.
Hoe is de terrorist van een wat sullige sneeuwpop kunnen groeien tot een yeti, een mythisch monster dat er ons toe belet nog van eender welk sneeuwlandschap te genieten? Het antwoord op die vraag is wellicht meer beangstigend dan de terrorist zelf. Hoe meer aandacht voor de terrorist, hoe minder aandacht voor de andere bronnen van angst. Zoals gezegd, angst is een spook dat een laken zoekt. Hetzelfde overigens voor frustratie. De grond voor angst en frustratie is altijd vruchtbaar, het is daarom belangrijk na te gaan door wie, hoe en waarom hij op een bepaalde wijze wordt gevoed en beplant.
De scharnieren van het geweten moeten van olie worden voorzien
Wie beweert niet meer gerust op een terrasje te kunnen zitten of naar een concert te gaan, die lijkt de les van de 21ste eeuw te hebben gemist. Als men al de gelukzaligheid van het terrasje of het concert laat afhangen van de potentiële terrorist, waarom dan niet van de vele andere (potentiële en reële) Angstgegners? Zonder terrorisme te willen relativeren, lijkt het er vooral op dat we ons een zekere angst laten aanpraten omdat het paradoxaal comfortabel is. De terrorist is de baarlijke duivel. Wees maar bang voor de terrorist, het behoedt u er wat van op andere fronten, bijvoorbeeld sociaal-economische, bang, verontwaardigd en opstandig te zijn. We zijn daarom verplicht de scharnieren van ons geweten wat vaker van olie te voorzien, of het zou wel eens kunnen dat anderen de deuren van onze ‘ethische emotie’ voorgoed zullen dichten. Ik betwijfel sterk of het oliepotje dat de media en politiek ons aanreikt er wel kan in slagen de corrosie van het ‘gewetensscharnier’ tegen te gaan.
Op het einde van ‘Candide ou l’optimisme’ schrijft Voltaire dat de mens zijn eigen tuin in orde moet maken (Il faut cultiver notre jardin). Dit wordt gewoonlijk begrepen als een pleidooi om afstand te nemen van de samenleving omdat die dermate is verscheurd dat men alleen nog in de eigen tuin enig geluk kan vinden. De gewetensdeur is dicht. Maar, men zou ook kunnen denken dat de verscheurdheid net een uitnodiging is om deze wereld niet langer te accepteren als de zogenaamd beste van de mogelijke werelden. Er bestaan vast betere werelden en daarom moet iedereen opgeroepen worden om die te cultiveren, dat wil zeggen mogelijk te maken. De gewetensdeur is open. De mens is een angstig beestje. Hij heeft niet zoveel nodig om op zijn nagels te bijten en in zijn holletje te kruipen. Het is tijd dat men zich uit het hol graaft en de innerlijke stem niet langer laat tiranniseren. Het is lente! Ga naar buiten. De kans dat u een terrorist zult zien, is klein.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier