Waar zijn de Europese IS-strijders en hun vrouwen naartoe?
Nu de Islamitische Staat nauwelijks grondgebied over heeft in Syrië rijst de vraag waar al die jihadisten gebleven zijn. Een verhaal van burenverraad en omkoopgeld.
Of we koperen munten van de Dawla Islamiya (Islamitische Staat) willen kopen? Kadija uit Tunesië blijft aandringen. Ze heeft geld nodig. ‘Drie munten voor 30 dollar. Geen geld. Ze zijn veel meer waard. Maar ik kan niet anders.’ Kadija woont met ruim twintig andere IS-vrouwen in het vluchtelingenkamp bij Ain Issa in Noord-Syrië. We ontmoetten haar eerder deze zomer, toen ze met haar vier kinderen wegvluchtte uit het kalifaat: haar man was gearresteerd omdat hij actief was bij de IS. Sindsdien is ze opgeklommen tot verantwoordelijke van de IS-echtgenotes in het kamp. ‘Zij beslist over de schoonmaakbeurten en over onze uitgaven’, zegt Ilham Borjani (23) uit het Nederlandse Gouda. Ze is de vrouw van de Antwerpse Syriëstrijder Bilal Al Marchochi. Haar man zit in de gevangenis in afwachting van zijn verhoor door de Koerden. De Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) arresteerden hem toen hij zich tijdens het offensief tegen Raqqa overgaf, samen met Ilham en hun zoontje van nog geen anderhalf. Sindsdien zitten Borjani en het kind in Ain Issa.
Sommige West-Europese landen doen geen enkele moeite om de vrouwen en kinderen terug te halen
‘Ik had veel zilveren en gouden munten van Dawla’, zucht ze. ‘Ze werden allemaal afgepakt. Eén gouden munt heb ik gehouden. Die wilde ik als cadeau voor mijn moeder meenemen, een uniek geschenk. Jammer genoeg heb ik hem moeten verkopen, voor 150 dollar. Een schijntje, maar ik had geld nodig.’
De teneur onder de vrouwen varieert van gelatenheid tot hoop om naar huis terug te keren. Ze klagen over het gebrek aan eten, over de beperkte voorzieningen van het kamp, over luizen bij de kinderen, over schulden bij de kampwinkeltjes. ‘We zijn afhankelijk van voedselpakketten. Maar daar komen we niet mee toe, dus kopen we eten op krediet’, zegt Borjani. ‘We staan al maanden in het rood bij de winkel. Maar ik moet overleven voor mijn zoon.’ Ze wijst op het kereltje naast haar op de grond, dat bedremmeld om zich heen kijkt naar de rennende kinderen. ‘En voor mezelf. Ik ben vijf maanden zwanger.’
‘Ik mis de Goudse kaas’, zegt ze. ‘En de stroopwafels. En de centrale verwarming.’ Wanneer ze met haar moeder in Nederland belt om te vragen of ze met ons mag praten, horen we luid protest. Ze zijn achter de schermen druk bezig om haar naar huis te krijgen, zegt de moeder op een toon die geen tegenspraak duldt. En dan is de pers niet gewenst.
Maar in de praktijk gebeurt er weinig. Er is veel onduidelijkheid over het lot van buitenlandse IS-vrouwen en -kinderen in de vluchtelingenkampen. Volgens kampmanager Hazem Homedi verschilt de aanpak voor een terugkeer van land tot land. De vrouwen uit Indonesië die we deze zomer in het kamp spraken, werden door hun regering opgehaald. Ook Rusland heeft een aantal echtgenotes en hun kroost opgenomen. ‘Van Nederland en België komt voor zover ik weet geen initiatief’, zegt de manager. ‘Het is allemaal nogal onoverzichtelijk, omdat sommige vrouwen een valse nationaliteit opgeven. Ook van de kinderen die in het kalifaat geboren zijn, kennen we de nationaliteit niet, tenzij het om Syriërs gaat. Het ligt allemaal heel gevoelig. Ik heb begrepen dat het initiatief van de families zelf moet komen als ze hier weg willen. Maar ik heb de indruk dat sommige West-Europese landen het liever aan ons overlaten. Ze doen geen enkele moeite om de vrouwen en kinderen terug te halen.’
Geen uitleveringsverdrag
Niet iedereen ziet een terugkeer zitten. Een Russische met felblauwe ogen zegt dat ze absoluut niet naar huis wil: ze heeft geen zin om de cel in te vliegen. Ook voor Mohammed, haar blonde zoontje van zes, ziet ze geen toekomst in haar thuisland. Haar eerste man, een Rus, is omgekomen. Echtgenoot nummer twee is van Syrische afkomst en zit achter de tralies. ‘Mijn nieuwe schoonmoeder is dus Syrische. Ik hoop dat ik bij haar terechtkan.’
Haar Duitse kamergenote met twee kleine kinderen zegt dat ze wel terug kan naar Duitsland. Ze wil het dolgraag: ‘Ik ben niet bang voor de gevangenis. Alles is beter dan de vuile boel waar we nu in zitten.’
Een Turkse spreekt ons aan. Ze was getrouwd met een Nederlandse man, zegt ze. Ze wijst op een jongen met kortgeschoren haar: ‘Dat is René Barendse. Elf jaar. Ik ben gescheiden van mijn man toen René nog klein was, hij spreekt geen Nederlands. Drie jaar geleden vertrok ik met mijn tweede echtgenoot, een Turk, naar het kalifaat. Ik heb een vreselijke tijd gehad, en ik wil helemaal niet terug naar mijn tweede man. Hij zit in de gevangenis. Maar ik wacht niet op hem, ik blijf liever hier.’ Of we de Nederlandse vader van René kunnen opsporen, vraagt ze, zodat hij weet dat zijn zoon nog leeft. ‘Nee, mijn jongen is niet geradicaliseerd. Ik heb hem drie jaar lang zo veel mogelijk in huis gehouden, weg van extreme invloeden.’
Het is een verhaal dat we opvallend vaak horen. De vrouwen zijn al die tijd in het kalifaat binnengebleven, zeggen ze. Net als hun kinderen. Hun man werd gedwongen om te vechten, hij wilde het zelf niet.
Een Française vertelt dat drie Franstalige Belgische vrouwen naar de gevangenis in Kobani zijn gebracht. Maar de Koerdische inlichtingendienst Istikhbarat, die elke dag aanwezig is om de vrouwen in de gaten te houden, weigert er iets over te zeggen. Niemand wil praten over Syriëstrijders die de afgelopen maanden gearresteerd werden door de SDF. Alleen bij het ministerie van Justitie van de autonome regering in het Koerdische deel van Syrië laten ze iets los. We vernemen dat er ongeveer 1000 jihadisten gevangen zitten, ook buitenlanders. Het merendeel wacht zijn proces af. België heeft geen uitleveringsverdrag met Syrië (en Irak). Maar de Koerden hebben een autonome regering en hopen dat zij – in tegenstelling tot Damascus – wél een regeling kunnen treffen om buitenlandse jihadisten zo snel mogelijk uit te leveren. ‘Ze zijn een grote last voor ons.’
Speurdersploeg
Nu de Islamitische Staat in Syrië steeds verder in het nauw gedreven wordt, vraagt iedereen zich af waar al die jihadisten zijn gebleven. Volgens recente cijfers van het onderzoeksbureau Soufan waren bijna 30.000 buitenlandse strijders aangesloten bij de IS in Syrië en Irak. Ruim 5700 van hen komen uit Europa. Een groot deel is inmiddels dood en ligt ergens onder het puin in steden als Mosul en Raqqa. Van de 157 Belgische strijders die volgens het Orgaan voor de Coördinatie van de Analyse van de Dreiging (OCAD) nog in leven zijn, zit een deel achter de tralies in Turkije, Irak en Syrië. Bij het Koerdische ministerie van Justitie in Syrië horen we alleen dat Bilal Al Marchochi vast zit. Over andere Belgen kunnen ze niets zeggen, klinkt het. De rest van de Belgen is ofwel op de vlucht, ofwel nog aan het vechten.
Over de hoeveelheid jihadisten die zich in het laatste Syrische IS-gebied aan de grens met Irak verschansen, lopen de cijfers uiteen. Van hooguit 1000 tot minstens 5000, horen we van verschillende bronnen. Volgens de BBC hebben zeker 4000 IS-strijders Raqqa kunnen verlaten volgens afspraak met de SDF. Ze zouden naar het gebied ten noordoosten van Deir ez-Zor zijn gebracht, waar de gevechten tussen de SDF en IS nog altijd doorgaan. Ook ten zuiden van Deir ez-Zor heeft IS nog altijd terrein in handen.
Sommigen betalen enorme bedragen aan smokkelaars om de grens over te steken, zegt een activist (‘Noem me maar Mo’) uit Deir ez-Zor. Samen met andere burgers uit zijn streek is Mo actief op zoek naar verdwenen IS-strijders. ‘Wie geld heeft – en dan hebben we het over bedragen die kunnen oplopen tot een paar honderdduizend dollar – kan vanaf elke plek in Syrië ontsnappen. We weten dat IS-strijders opgepikt worden in Al Hasaka (in Noordoost-Syrië, nvdr) en in Jarablus (ten noorden van Aleppo nvdr). Ze kunnen niet langer dan twee dagen blijven omdat ze te veel opvallen, zeker als het om buitenlanders gaat.’
Het netwerk van Mo en zijn speurdersploeg is uitgebreid: ‘In Deir ez-Zor en Raqqa weten de mensen precies welke Syriërs uit de streek bij de IS zaten. We weten wat ze hebben uitgespookt en we zijn vastbesloten ze op te sporen. Via een Facebookpagina verspreiden we foto’s en namen. Zo zijn we al heel wat te weten gekomen. Twee broers uit een dorp bij Deir ez-Zor die beiden een hoge functie bij de IS hadden, zijn twee weken geleden gesignaleerd in Griekenland, samen met enkele familieleden. Andere IS-commandanten zijn in Turkije opgedoken. En afgelopen week werd een Saudische IS-strijder uit Raqqa vlak voor de Turkse grens aangehouden met een vals Syrisch paspoort. Hij wilde het land uit met een groep vluchtelingen.’
15 miljoen dollar
Vluchtende IS-strijders zouden hun heil ook zoeken in de Noord-Syrische provincie Idlib, waar een allegaartje van rebellengroeperingen zich ophoudt. Officieel is de route van Raqqa naar Idlib afgesloten omdat ze door een gebied loopt dat onder controle staat van de Syrische regering. Toch konden jihadisten uit Raqqa het gebied bereiken. Nadat ze eerst slaags raakten met de lokale fractie van Al-Qaeda zou er dan toch een soort deal gesloten zijn tussen de twee. Tenminste, dat beweert de Molenbeekse sjeik Bassam Ayachi aan de telefoon. Ayachi vertrok eind 2013 uit Brussel naar zijn vroegere woonplaats op het platteland van Idlib om mee te strijden tegen de regering van Bashar al-Assad. De plaatselijke Al-Qaedabeweging gaat er tegenwoordig door het leven als Hayat Tahrir al-Sham (HTS) en is uitgegroeid tot een jihadgroepering van formaat. De leden beweren niets met Al-Qaeda te maken te hebben om van hun slechte imago af te komen, maar het gedachtegoed en de werkwijze komen overeen.
Volgens Ayachi zouden zo’n 400 IS-families na de val van Raqqa in de provincie Idlib zijn aangekomen: ‘Er wonen twee families op een paar honderd meter van mijn deur. Eén uit Syrië en één uit Saudi-Arabië. Blij ben ik er niet mee, maar ik kan ze niet tegenhouden.’
Ayachi is zich bewust van de problemen tussen de lokale Al-Qaedafractie en de IS. ‘Al-Qaeda is bang dat de IS zich tegen hen keert en terrein wil innemen. Ze laten dus niet zomaar iedereen binnen. Ik vermoed dat de families die hier wonen forse bedragen hebben betaald aan HTS, en ik weet dat ze in de gaten worden gehouden.’
Het is een terugkerend verhaal: wie geld genoeg heeft, kan zich om het even waar vrijkopen.
Matay, een Assyriër die al drie jaar tegen de IS vecht, waarvan de laatste twee jaar onder de vlag van de SDF, vertelt dat IS-strijders in het nauw wel vaker geld aanbieden in ruil voor hun vrijheid. ‘In Raqqa stonden we in een huis van een Franse IS-familie: man, vrouw en twee kinderen. De man was wanhopig. “Ik betaal 15 miljoen dollar als jullie me hieruit krijgen”, zei hij. Hij klonk heel zelfverzekerd. We zeiden niets en lieten hem praten. “Waar wil je naartoe?” vroegen we. “Voorbij Ain Issa”, antwoordde hij. “We brengen je”, zeiden we. Hij deed vaag over het geld, zei dat hij het ter plaatse zou regelen. We namen hem mee en brachten hem naar de gevangenis, voorbij Ain Issa. Daar zit hij nu nog.’
Matay heeft de voorbije drie jaar tientallen IS-strijders naar de gevangenis gebracht, zegt hij trots. ‘In Raqqa zaten de strafste mannen. Tijdens het offensief toonden de lokale media filmpjes op het internet van bewoners uit Raqqa die bevrijd waren. Een eigenaar van een groot zakenkantoor vertelde dat hij de IS haatte omdat ze hem zo vaak hadden lastig gevallen. Zijn haar was netjes geknipt, hij had een korte baard. Net op dat moment kregen wij informatie binnen dat het voltallige personeel van dat zakenkantoor bij de IS hoorde, en dat de man die werd geïnterviewd nota bene een emir was en in hoog aanzien stond bij de IS. We spoorden hem op en arresteerden hem. Ook hij bood geld aan. Hij had een gouden zwaard, zei hij, en wat weet ik nog allemaal. Als we hem naar de Turkse grens zouden kunnen brengen, zouden we beloond worden.’
Matay grijnst. ‘Hij eindigde zoals de Fransman. We hebben hem regelrecht naar de gevangenis voorbij Ain Issa gebracht.’
Verstopt in de kampen
We zijn samen met Matay en zijn Arabische collega van de SDF op weg naar Raqqa, al kunnen we het centrum niet binnen. De afgelopen week zijn er te veel ongelukken gebeurd met burgers en mijnen. Ook doken er plots twee IS-strijders midden in de stad op die om zich heen begonnen te schieten. Ze waren via een tunnel binnengekomen. De SDF besloten dat voorlopig niemand het hart van Raqqa in mag. In een ziekenhuis dicht bij de Turkse grens hoorden we dat er elke dag zo’n vijf mensen uit Raqqa en Deir ez-Zor worden aangevoerd die zwaargewond zijn geraakt door explosieven.
‘Het is een ramp’, klaagt Brahim. Hij woont net buiten de verboden zone in Raqqa. Twee dagen geleden keerde hij voor de eerste keer na de oorlog terug naar huis, samen met zijn vrouw en twee zonen. ‘Tijdens de Amerikaanse bombardementen hadden jihadisten zich in mijn huis verscholen. Ik was doodsbang voor boobytraps, ik durfde de poort niet open te doen. In plaats daarvan klom ik over de muur. Al snel vond ik twee zelfgemaakte bommen. Ontmijners hebben ze opgehaald. En daarnet hebben we er nog gevonden.’ Hij laat een soort handgranaat zien. Made by Islamic State staat erop, gevolgd door een houdbaarheidsdatum. ‘Alsof je een blik groenten koopt’, schampert Brahim. Een meter verder steekt er een mortier uit de grond. Niet ontploft. Matay graaft het ding voorzichtig uit.
Het zijn de Syrische jihadisten over wie we ons zorgen maken. Ze verdwijnen tussen de bevolking, tussen de gevluchte bewoners
De woede en de onmacht onder de bewoners zijn groot. Hun huizen zijn zwaar vernield, en het ziet er niet naar uit dat er snel hulp komt voor de opbouw. Ze moeten van nul herbeginnen, klinkt het. Het enige gebouw in de straat dat nog overeind staat, is een bommenopslagplaats van de IS. ‘Als dáár een bom op was gevallen, was de hele straat weg.’
De bewoners komen van alle kanten aangewandeld. Matay is er niet gerust op. Het wordt donker, en hij wil weg. ‘Er is veel haat tegenover de IS, maar ook nog altijd sympathie’, weet hij. ‘Heel wat gezinnen verstoppen IS-strijders in hun huis.’ Wanneer we teruglopen naar de auto checkt hij of er explosieven onder liggen. ‘Doe ik altijd. Sommigen haten ons.’
’s Avonds krijgt hij een telefoontje. Hij moet weg, zegt hij geheimzinnig. De volgende morgen vertelt hij dat hij een tip kreeg over vijf IS-strijders die zich verborgen hielden bij bewoners in een dorp niet ver van Raqqa. Matay heeft ze samen met collega’s van de SDF van hun bed gelicht. Een jihadist raakte gewond toen hij weg wilde rennen en ze op hem schoten. ‘We krijgen constant tips van bewoners’, zegt Matay. ‘Plots heeft de buurman een IS-strijder in huis verstopt, horen we dan. We gaan er meestal ’s nachts op af, zo onopvallend mogelijk.’
Ook in het vluchtelingenkamp Shaddadi, ten noorden van Deir ez-Zor, houden IS-strijders zich verscholen, vertelt kampcoördinator Mazen. ’90 procent van de mensen komt van Deir ez-Zor. In oktober hebben we er 50.000 opgevangen. Eerst stromen ze bijeen aan de controleposten, waar ze worden gecontroleerd op banden met de IS. Natuurlijk lukt het niet om iedereen grondig te screenen. Daardoor zitten we met IS-leden in het kamp. Vaak komt zoiets na een paar dagen uit. Het probleem zit ‘m niet bij de buitenlandse strijders: die zijn meestal makkelijk herkenbaar. Nee, het zijn de Syrische jihadisten over wie we ons zorgen maken. Ze verdwijnen tussen de bevolking, tussen de gevluchte bewoners. We kunnen er wel een paar pakken, maar niet allemaal. Sommigen steken de grens over tussen echte vluchtelingen. Op weg naar een nieuw bestaan, ver van Syrië.’
De Belgische Staatsveiligheid en het OCAD wensten niet te reageren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier