Over de vrouwen die wél achter Trump staan
In de weken en maanden die voorafgingen aan de verkiezing van Donald Trump leken de vrouwelijke kiezers de uitslag te zullen bepalen. Zij zouden de ondergang inluiden van ’s werelds beroemdste pussy grabber, maar het draaide anders uit.
53 procent van de blanke vrouwelijke kiezers zou voor Donald Trump gekozen hebben. Heel wat Republikeinse vrouwen kunnen uit gewoonte voor hun partijkopstuk gestemd hebben, zagen simpelweg geen alternatief, of wilden de partijlijn niet oversteken. Maar de meerderheid heeft natuurlijk een bewuste keuze gemaakt.
En als we een volledig beeld willen krijgen van wat Amerikaanse vrouwen ertoe heeft gebracht voor Trump te stemmen, moeten we ook de impact van misogynie en seksisme in rekening brengen.
Conservatisme en feminisme
In 1920 mochten Amerikaanse vrouwen voor het eerst gaan stemmen, maar daar waren ze niet allemaal even blij mee. Onder impuls van de echtgenotes van vooraanstaande industriëlen, politici en notabelen was in 1911 de National Association Opposing Women Suffrage ontstaan. De leden waren hoofdzakelijk vrouwen die vonden dat zij vrijgesteld hoorden te worden van politieke verantwoordelijkheid en dat de wetgeving hun status moest beschermen. Ze noemden hun tegenstanders radicalen die het gemunt hadden op het gezinsleven en hun recht op levenslang financieel onderhoud in gevaar brachten.
Sinds de jaren zeventig bedienen conservatieve vrouwen zich van een gelijkaardige retoriek om de feministische beweging aan te vallen.
Hoewel politieke analisten er nauwelijks aandacht aan besteden, woedt er ook vandaag nog een heuse strijd tussen de vrouwenbewegingen over wie het best geplaatst is de belangen van vrouwen te verdedigen. Dat vrouwen niet als monoliet benaderd mogen worden, zorgt dat de strijd eindeloos is.
Aan de ene kant staan de feministen, die decennialang de meeste media-aandacht hebben gekregen en al een pak hebben verwezenlijkt, maar nu aan populariteit lijken in te boeten.
Aan de andere kant staan de conservatieve vrouwenbewegingen, met op kop de CWA (Concerned Women for America) en het IWF (Independent Women’s Forum). Zij zijn het oneens met de feministen over wat nu precies de belangen van vrouwen zijn.
De CWA werd opgericht in 1979 als reactie tegen het Equal Rights Amendment (wetsvoorstel dat vrouwen dezelfde rechten gaf als mannen) en bestaat hoofdzakelijk uit evangelische christenen die strijden tegen abortus en anticonceptie.
Het IWF is ontstaan in 1992 toen een groep vrouwen de aartsconservatieve rechter Clarence Thomas in het Amerikaanse Hooggerechtshof wilden krijgen – wat hen overigens gelukt is. Hun leden hebben vooral een economische agenda waarbij minder overheidsinmenging centraal staat (lees: ze zijn tegen vrouwenquota en tegen maatregelen in bedrijven om vrouwen te beschermen tegen geweld).
De macht van deze beide organisaties is niet te onderschatten. Ze hebben toegang tot beleidsmakers op het hoogste niveau en zijn bedreven lobbyisten. Zo bekleden Lynne Cheney, de vrouw van de voormalige minister van Defensie Dick Cheney, en Elaine Chao, minister van Werk onder George W. Bush, topposities binnen het IWF. Hoewel zowel de CWA als het IWF enigszins teert op de verwezenlijkingen van het feminisme, noemen ze zichzelf antifeministisch. Hillary Clinton heeft zich altijd opgeworpen als voorvechter van vrouwenrechten en noemt zichzelf een feministe. Logisch dus dat ze niet op de steun van deze organisaties kon rekenen.
Geïnternaliseerd seksisme
Het presidentschap van de Verenigde Staten is een van de machtigste functies ter wereld. Heel wat mensen voelen zich ongemakkelijk bij de gedachte dat een vrouw op die stoel zou zitten, ook mensen die beweren dat ze maar wat graag eens een vrouwelijke president zouden hebben.
Wat een vrouw vrouwelijk maakt, botst met wat een man presidentieel maakt.
Jo Freeman, een Amerikaanse advocate en politieke wetenschapper die verscheidene onderscheidingen in de wacht heeft gesleept voor haar publicaties en boeken over vrouwen en politiek, verwoordde dat als volgt toen we met haar spraken: ‘Wat een vrouw vrouwelijk maakt, botst met wat een man presidentieel maakt.’
Zij heeft het over een klassiek geval van twee maten en twee gewichten. Ze stelt dat een man competent is tenzij hij met daden het tegendeel bewijst, bij vrouwen is dat nog steeds omgekeerd. Door de decennia heen is die perceptie misschien ietwat geëvolueerd, maar de dubbele standaard geldt nog steeds als het gaat om jobs die traditioneel als mannelijk worden gezien. Dat vrouwen ook op die manier denken, noemt Freeman ‘geïnternaliseerd seksisme’.
Geïnternaliseerd seksisme is de onvrijwillige overtuiging van vrouwen en meisjes dat de seksistische leugens, stereotypen en mythes over hen kloppen, met als gevolg dat ze aan zichzelf twijfelen, dat ze zichzelf haten, dat ze hun gedrag aanpassen, maar ook dat ze andere vrouwen wantrouwen. Het resultaat is dat ze vaak de kant kiezen van mannen.
Doordat het om een onbewust proces gaat, zullen veel van deze vrouwen rationele excuses zoeken om niet voor een vrouw te stemmen: ‘Ze is een zwakke kandidaat’, ‘Ze komt koud over’, ‘Ze heeft gelogen over haar gezondheidstoestand’, ga zo maar door.
Jo Freeman maakt graag de vergelijking met de verkiezingscampagne in 1966 in Alabama, waar ze meehielp met de kiezersregistratie: ‘Ik bevond me in Macon County, waar 83% van de bevolking zwart was. Daarmee was het niet alleen het zwartste district van Alabama, maar van heel de Verenigde Staten. Het was de eerste keer dat zwarten er mochten stemmen en 51% van de bevolking die in aanmerking kwam om te stemmen, was zwart. Er moest een nieuwe sheriff worden verkozen en dat is zowat de machtigste functie in een landelijk district. Een van de kandidaten was de Afro-Amerikaan Lucius Amerson, een oorlogsveteraan. Tot mijn verbazing had ik de grootste moeite om de zwarte kiezers te overtuigen om voor Amerson te kiezen, hoewel hij veel competenter was dan zijn blanke tegenstander. Na heel wat moeilijke gesprekken begon het me te dagen dat ze niet twijfelden aan zijn kwalificaties. Het zat hen niet lekker dat een zwarte een machtspositie zou bekleden. Ze waren opgegroeid met de idee dat blanken de macht hadden. Uiteindelijk hebben we het wel gehaald, maar Amerson kreeg veel minder stemmen dan andere zwarte mannen die zich kandidaat hadden gesteld voor een veel lagere functie.’
Welwillend seksisme
Een maffioso komt een winkel binnen en zegt tegen de eigenaar: ‘Het zou toch zonde zijn als zo’n mooie zaak in vlammen opgaat. Ik kan je beschermen als je me betaalt.’ Zulke vormen van chantage behoren niet tot het exclusieve werkterrein van The Sopranos en The Godfather. Welwillend seksisme werkt volgens hetzelfde principe en Donald Trump heeft er handig gebruik van gemaakt.
Om dat mechanisme te begrijpen, moeten we het onderscheid kennen tussen vijandig seksisme en welwillend seksisme, die vaak samen voorkomen.
Vijandig seksisme houdt in dat je niet zo hoog oploopt met vrouwen en hun beweegredenen, en dat je het doorgaans eens bent met beweringen als ‘vrouwen vinden het leuk om mannen uit te dagen en hen dan af te wijzen’, ‘vrouwen willen bevoordeeld worden op het werk’, ‘vrouwen zijn lichtgeraakt, je mag niets zeggen of ze vinden het seksistisch’. Wanneer deze mensen Trump horen opscheppen over hoe hij vrouwen ongevraagd bij het kruis grijpt, zullen ze dat vergoelijken met argumenten dat het maar woorden zijn of dat het gezond mannelijk gedrag is.
Welwillend seksisme vertrekt vanuit eerder positieve, maar betuttelende stereotypen van vrouwen: ‘vrouwen moeten beschermd worden door mannen’ en ‘vrouwen zijn moreel superieur’. Mannen die zich bezondigen aan deze vorm van seksisme, zullen met afschuw reageren op diezelfde uitspraken van Trump ‘omdat ze zelf een dochter hebben’ of een zus of een echtgenote.
Op bijeenkomsten van Trump zagen we mannen rondlopen met T-shirts waarop ‘Trump that bitch’ stond die beweerden respect te hebben voor vrouwen en het nog meenden ook. Zij zijn zowel vijandig als welwillend seksistisch. In die categorie valt ook Donald Trump zelf. Wanneer hij een vrouw leuk vindt, zal hij haar op een betuttelende manier complimenteren, meestal met haar schoonheid. Vindt hij haar niet leuk, dan wordt hij gemeen. Denken we maar aan Rosie O’Donnell, die hem in 2006 beledigde en sindsdien geregeld verwijten naar het hoofd geslingerd krijgt via Twitterberichten waarin hij haar een ‘dikke slons,’ ‘een varken’ en ‘dom’ noemt.
Volgens de Amerikaanse psycholoog Peter Glick, die samen met zijn collega Susan Fiske onderzoek heeft gedaan naar vrouwvijandigheid, fungeert welwillend seksisme als de wortel en vijandig seksisme als de stok: ‘Als je een ‘goeie’ vrouw bent die zich charmant gedraagt, er mooi probeert uit te zien en een leven aan de haard ambieert, word je beloond met affectie, bescherming en lof. Stap je buiten die normen, dan ben je een ‘slechte’ vrouw die geen bescherming verdient en die het zelf heeft gezocht als ze misbruikt wordt.’
Het baanbrekende onderzoek van Glick en Fiske heeft uitgewezen dat wanneer vrouwen zich bedreigd voelen, ze hoger scoren op welwillend seksisme. Tijdens de verkiezingscampagne schetste Trump een beeld van een gevaarlijke wereld. Die boodschap sloeg vooral aan bij laagopgeleide vrouwen. Ze wilden dat een sterke man hen beschermde (tegen werkloosheid, criminaliteit, terrorisme), iemand die zich niet inhield om andere mannen aan te vallen. Op zulke momenten zijn ze graag bereid het vijandige seksistische gedrag van mannen te vergeven en zich zelfs tegen hun seksegenoten te keren.
Het fenomeen Ivanka Trump
Volgens de Amerikaanse feministische blogster Jessica Valenti mogen we de impact van Ivanka Trump niet onderschatten als stemmenronselaar voor haar vader.
Ze is hem de hele campagne blijven verdedigen, en noemde hem zelfs een feminist nadat de beruchte tape van het gesprek op de bus was gelekt. Daarin had hij opgeschept dat hij als celebrity ongestraft en ongevraagd vrouwen bij het kruis kon grijpen en hen op de mond kon kussen.
Het merk ‘Ivanka Trump’ draait om een wereld waarin mannen het voor het zeggen hebben .
Die onvoorwaardelijke steun in combinatie met haar afgeborstelde imago heeft een bepaalde groep vrouwen overtuigd. Volgens Valenti geloofden ze dat iemand die zo’n stijlvolle dochter heeft voortgebracht geen monster kan zijn.
Het is een reden als een ander om voor iemand te stemmen, maar veel zullen de vrouwen toch niet van haar hoeven te verwachten. Ivanka is namelijk een postfeminist. Dat betekent dat ze de vruchten heeft geplukt van het feminisme, vooral op het vlak van werk en onderwijs, maar zich erbij heeft neergelegd dat echte gelijkheid onhaalbaar is en geen verdere politieke verandering nastreeft.
Het merk ‘Ivanka Trump’ draait om een wereld waarin mannen het voor het zeggen hebben en vrouwen zo dicht mogelijk bij die macht moeten proberen te komen. Wanneer mannen zoals haar vader winnen, behoudt ze haar bevoorrechte plek binnen het patriarchale systeem, waar ze weliswaar altijd de tweede viool zal moeten spelen. Ze zou perfect aan de kar kunnen trekken om het systeem te veranderen want ze bevindt er zich middenin en ze heeft via haar vader macht, maar dat interesseert haar niet.
Daarnaast is ze een meritocraat. Ze wil nog wel toegeven dat haar wieg op de juiste plaats stond, maar ze gelooft dat iedereen uiteindelijk dezelfde wedstrijd moet lopen. Wie dat niet op eigen kracht kan, is een loser. Quota voor vrouwen in bestuursorganen bijvoorbeeld passen niet in dat plaatje. Uiteraard zul je haar, net als haar superrijke vriendenkring, nooit racistische of seksistische opmerkingen horen maken, maar ze zal een beleid dat racisme en seksisme mogelijk maakt wel altijd stilzwijgend steunen in het stemhokje.
Donald Trump heeft de eed nog maar net afgelegd, maar feministen houden hun hart nu al vast voor het beleid dat hij mogelijk zal voeren. De conservatieve vrouwen nemen een meer afwachtende houding aan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier