In beeld: De internationale visvangstbonanza in West-Afrika
Visser Ali Ebnou (33), hier tijdens het gebed, spreekt naast Arabisch en Frans ook aardig wat Russisch, Spaans en zelfs Mandarijns. Zijn thuisstad Nouadhibou, in het uiterste noordwesten van, officieel, de Islamitische Republiek Mauritanië, is de voorbije jaren het toneel geworden van een internationale goldrush in de visvangst. Ebnou is vaak tot een maand uit vissen aan boord van Europese en Chinese industriële schepen.
Net als de 3.000 Mauritaanse matrozen die vanuit Nouadhibou op buitenlandse schepen werken hangt ook Ali Ebnou af van de deining van de visvangst. Nu eens werkt hij op dek, dan weer in de keuken. ‘Zo lang je maar keihard werkt, zijn de Russen tevreden en zorgen ze voor je’, zegt hij, tijdens een gesprek afgelopen winter. ‘Met de Chinezen is het een ander verhaal. Die leven echt op het absolute minimum en hebben zelfs geen medicijnen mee. Ze werken voor het vaderland, denk ik, en verwachten van iedereen hetzelfde.
De voorbije vijf jaar is in het Mauritaanse Nouadhibou een geheel nieuwe industrie gegroeid: vismeel, voeder voor kweekvis en gevogelte en vee in Europa en Azië. Het kapitaal is voornamelijk Chinees, maar ook Turken en Libanezen ruiken een kans. Vismeel is niet vrij van controverse, en draagt in Mauritanië bij tot overbevissing. Omdat Mauritaniërs zelf amper vis eten, laat de overbevissing zich vooral voelen in buurland Senegal.
Mauritaanse vissers spelen een partijtje dammen wanneer ze niet uit vissen zijn.
Vissers uit het Senegalese Joal, zo’n 80 kilometer ten zuiden van hoofdstad Dakar, zijn twee à dragen op zee op groten houten kano’s. Heel wat vissoorten migreren tussen Senegal en Mauritanië. Door industriële overbevissing in het buurland neemt de vangst van Senegalese vissers gestaag af.
‘Senegal heeft geen olie, geen goud, geen diamanten’ zegt Abdou Karim Sall (50, links). ‘Enkel vis. Als dat verdwijnt, wat dan?’ De voorzitter van de vissersassociatie van Joal, milieuactivist en kandidaat-burgemeester vreest dat overbevissing ongewenste gevolgen kan hebben voor Europa. ‘Nog geen tien jaar geleden vertrokken er vanuit Joal dagelijks twee à drie pirogues (grote, houten kano’s, red.) afgeladen vol richting de Canarische eilanden. Als Senegal niets gaat doen aan de overbevissing gaan we nog eens hetzelfde meemaken, daar steek ik mijn hand voor in het vuur.’
Pape Kamara (22) is al sinds zijn achtste kok aan boord. Vissersfamilies sturen hun kinderen vaak niet naar school, omdat ouders redeneren dat ze maar beter een stiel leren om zo snel mogelijk op hun eigen benen te kunnen staan.
Aan boord klagen de vissers in gebroken Frans over de vooruitzichten in Joal. ‘Pas argent’, klinkt het. Frankrijk of België lijkt veel aantrekkelijker, geven ze aan, al hebben ze geen concrete plannen om binnenkort te vertrekken.
Op het eind van de dag wordt de (magere) vangst meteen verkocht. In de omliggende landen die geen kust hebben stijgt de vraag naar vis, een goedkope vleesvervanger. ‘De vraag blijft toenemen vanuit heel West-Afrika, en het aanbod gestaag afnemen. Dit kan tot een echte crisis uitgroeien’, zegt dr. Alassane Samba, een vooraanstaande oceanoloog in Senegal.
In de Senegalese hoofdstad Dakar maakt Mohamed Abd-Ali (64) een bootje klaar om illegaal vissende Russische schepen te gaan filmen. Zijn visverwerkingsbedrijf van 300 werknemers ligt al een week stil omdat er geen vis is. ‘Dat ligt aan de trawlers, Russen en Europeanen, die alles opscheppen, vooral in Mauritanië.’
De Spaanse kapitein Avelino Soto Fuentes (53) heeft La Isla Santa net aangemeerd in het Mauritaanse Nouadhibou na acht dagen op zee. Aan de kade liggen ook andere, ogenschijnlijk minder opgeknapte, schepen aangemeerd. ‘Chinezen en Russen’, weet de kapitein. ‘Verroeste wrakken zijn het. Wij Europeanen moeten aan veel strengere normen voldoen. Ik maak me er zorgen over, want we moeten ook competitief blijven.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier