‘In Engeland zitten nu zelfs twaalfjarigen in de cel’
Terwijl criminaliteitsbestrijding vroeger focuste op het bestraffen van daders, maakt in heel Europa een nieuwe aanpak school: risicomanagement. ‘Alles is gericht op het beheersen van risico’s die zich nog moeten voordoen.’
In hun nieuwe boek Policing European Metropolises vergelijken criminologen Paul Ponsaers (UGent) en Elke Devroe (Universiteit van Leiden) het veiligheidsbeleid in 22 Europese steden, van Antwerpen en Brussel tot Londen en Parijs. Het resultaat van dat grootschalige internationale onderzoek is verontrustend. Ponsaers: ‘In heel Europa zie je dezelfde tendens: stadsbesturen voeren meer en meer een eigen veiligheidsbeleid dat ontsnapt aan de greep van de nationale wetgever. Zo krijg je als het ware verschillende stadsrepublieken en verdwijnt het basisprincipe van iedere rechtsstaat, namelijk dat iedereen gelijk is voor de wet.’
Vroeger richtte de lokale politiewerking zich vaak op ‘sociale justitie’: ze wilde de oorzaken van criminaliteit aanpakken door in te zetten op sociale cohesie. Ponsaers: ‘Die klassieke preventie is volledig verschoven naar zuivere crime-assessment. De technologische ontwikkelingen in de veiligheidsindustrie én het angstklimaat dat is ontstaan na de terreuraanslagen in Parijs hebben die verschuiving mee in de hand gewerkt.’
Het risicomanagement in de Europese steden heeft volgens Ponsaers en Devroe een dubbele focus. Het is gericht op de openbare ruimte – denk aan bewakingscamera’s en automatische toegangspoortjes – en op dadergroepen. In hun boek geven ze het voorbeeld van de Amsterdamse Top 600, een watchlist met 600 veelplegers.
Hoe volgt Amsterdam die 600 personen precies op?
ELKE DEVROE: Het achterliggende idee is dat veelplegers het grootste risico lopen om in de toekomst nieuwe criminele feiten te gaan plegen, en daarom volgt de politie die 600 personen van nabij op. Later dit jaar wordt die lijst trouwens uitgebreid tot 1000 personen. De politie gaat er geregeld op huisbezoek, ook om te voorkomen dat broertjes of zusjes overlast gaan veroorzaken of crimineel gedrag gaan vertonen. Ze past bij die 600 personen ook een lik-op-stukbeleid toe: de straf of maatregel volgt onmiddellijk op het delict. Zo krijgen de slachtoffers sneller voldoening. Maar op die manier valt de rechterlijke controle weg, want het gaat om een bestraffing door het parket. De vervolgende partij spreekt dus ook de straf uit. De feitenrechter staat alleen nog in voor beroepszaken in de tweede lijn. Dat is volgens ons niet zo’n goede evolutie. In België is die ‘gedwongen hulpverlening’, zoals ze dat in Nederland noemen, gelukkig nog niet aan de orde.
PAUL PONSAERS: En als je de hulp niet aanvaardt, komen er meer controles. In Nederland loopt er nu zelfs een proefproject – overgewaaid uit Scandinavië – waarbij ‘ernstig overlastgevende gezinnen’ worden weggestopt in containerparken in het bos.
DEVROE: Als zo’n ‘familie Flodder’ sociale hulp blijft weigeren en het toch klachten blijft regenen, dan kan de burgemeester ze naar die containers sturen. Buitensluiten als oplossing, dat is ook een vorm van risicomanagement.
Zonder een beslissing van een rechter?
DEVROE: Ja, de burgemeester is daarvoor verantwoordelijk. Een ander voorbeeld is huisarrest: ook dat kan in Nederland door een burgemeester worden opgelegd, als administratieve maatregel. In België zijn de bevoegdheden van de burgemeester iets minder ruim. Hij kan wel panden sluiten of vergunningen schorsen. Maar op het persoonlijke vlak gaat het niet zover als in Nederland.
In welk Europees land gaat dat risicomanagement het verst?
DEVROE: Zonder enige twijfel in het Verenigd Koninkrijk. Dat heeft te maken met de zaak-James Bulger, de peuter die in de jaren negentig door twee jongens van tien jaar werd ontvoerd en doodgemarteld. De maatschappelijke reactie was toen: we moeten gedragingen inperken voor ze uit de hand lopen. Dat vertaalde zich in de ASBO’s, de Anti Social Behaviour Orders: een rechter beslist dan bijvoorbeeld dat je een jaar lang niet meer met bepaalde vrienden mag optrekken of niet meer naar de discotheek mag gaan. Als je je daar niet aan houdt, krijg je een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar. En dat kan al vanaf twaalf jaar. Door dat systeem zitten in Engeland nu ook heel jonge kinderen in de gevangenis.
Op welke manier werken technologische ontwikkelingen de keuze voor risicomanagement in de hand?
DEVROE: Dankzij die nieuwe technologie is het vandaag veel gemakkelijker om aan risk assessment te doen. Tien jaar geleden moest je als overheid met probleemjongeren gaan praten. Nu kun je gewoon hun Twitter- en Facebookgebruik analyseren.
In Nederland gebruiken ze tegenwoordig een nieuwe app, Burgernet, waarmee mensen de politie kunnen informeren over wat ze op straat zien. Ze krijgen dan een sms-bericht met het verzoek om uit te kijken naar een bepaalde persoon of voertuig. De helft van mijn studenten heeft die app geïnstalleerd. Ze vinden dat leuk: een beetje detective spelen. Of het ook echt helpt om misdaden op te lossen, is nog niet bewezen.
Dat klinkt als een verkliksysteem.
DEVROE: Inderdaad. In België zou dat nooit werken. Maar in Nederland wordt de responsabilisering enorm gepromoot: elke burger en onderneming moet zich betrokken voelen bij veiligheidsoplossingen. Zo staat het letterlijk in het beleidsplan van Amsterdam.
Vertrouwen we te veel op technologie als oplossing voor onze veiligheidsproblemen?
DEVROE: Ja en dat is heel spijtig. Het gebrek aan menselijk contact zie je overal: in trams, metro, bussen, flatgebouwen. Overal zijn de mensen vervangen door camera’s en technologie.
PONSAERS: Op zich is er niets mis met die technologie. Maar we weten dat ze ook misbruikt kan worden. Denk aan de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA die Merkels telefoon heeft afgetapt. En als bij ons de federale politie tot tweemaal toe nalaat om bij de Privacycommissie toegang te vragen tot de databank van de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV), dan hou ik mijn hart vast: wie controleert dat eigenlijk allemaal nog? En is het überhaupt nog controleerbaar?
Welke gevolgen heeft dat voor de openbare ruimte?
DEVROE: Die wil men zo clean mogelijk maken. Bedelaars krijgen een GAS-boete, Roma’s moeten weg uit het straatbeeld. Al het hinderlijke moet verdwijnen uit de openbare ruimte, waar voor iedereen een soort stadsetiquette heerst. Iedereen moet zich gedragen naar de norm van de stad, bepaald door de burgemeester. Alleen: door mensen buiten te sluiten, creëer je net meer ongelijkheid en polarisering.
Onder Bart De Wever is er in Antwerpen een strenger veiligheidsbeleid gekomen. Een goede zaak?
DEVROE: Voor sommige zaken werkt een lik-op-stukbeleid wel. Maar er wordt niet verder gekeken. Het jammere is dat heel het sociale luik, het bestrijden van de mogelijke oorzaken van criminaliteit, wegvalt. Die sociale aanpak levert natuurlijk geen directe politieke winst op. Daarvan zie je de resultaten pas op lange termijn.
PONSAERS: Je had in Antwerpen bijvoorbeeld het U-Turn-project, dat hulp bood aan jonge recidivisten.
DEVROE: Onderzoek wijst uit dat dat project efficiënt was. Toch is net dat luik in Antwerpen weggevallen.
Worden in de Europese steden politietaken ook uitbesteed aan privéspelers?
PONSAERS: Het zogenaamde geweldsmonopolie van de overheid is in België nooit doorbroken. In Nederland wel. In Arnhem loopt een proefproject in een uitgaanswijk: het is de politie die dronken mensen oppakt, maar het afvoeren gebeurt door een privébedrijf, G4S. Dat gaat gepaard met dwanguitoefening natuurlijk.
DEVROE: Die taken overlaten aan privébedrijven vind ik een heel slechte evolutie. Je wéét dat zo’n privébedrijf dat enkel voor de centen doet. De centrale vraag is: aan wie moeten zij verantwoording afleggen?
Policing European Metropolises. The politics of security in city regions door Elke Devroe, Adam Edwards en Paul Ponsaers verschijnt op 27 februari bij Routledge.
Door KRISTOF CLERIX, foto WOUTER VAN VAERENBERGH
‘In Nederland loopt er nu zelfs een proefproject waarbij “ernstig overlastgevende gezinnen” worden weggestopt in containerparken.’ Paul Ponsaers