Help! Mijn kind is een toptalent
Kinderen met sporttalent worden sneller zelfstandig, zegt men. Ze moeten ook wel. Maar wat met de ouders, die hun zoon of dochter vroeger loslaten dan ze zelf misschien wel zouden willen? Vic Alderweireld: ‘Je hebt soms foute mensen die je zoon zien als een stapel bankbiljetten.’
Komend weekend rijdt Thibau Nys zijn laatste cross van het seizoen. De veertienjarige zoon van Sven Nys groeide de voorbije maanden uit tot een mediafenomeen. Hij heeft zelfs al een supportersclub, die na zijn Belgische juniorentitel een heus kampioenenfeest organiseerde. Nys stond met zijn prille liefje in Dag Allemaal en wordt dezer dagen constant gefilmd voor een documentairereeks. Dat is wel heel veel aandacht voor zo’n jonge knaap. Vooral omdat je van een jongen van veertien nog niet zeker kunt weten of hij uiteindelijk profrenner zal worden. Laat staan dat je al kunt zien of het ook een goede prof wordt. Sven Nys is niet blij met al die voortijdige belangstelling. Maar de trein is vertrokken, en vader zit willens nillens in de locomotief.
Sven Nys is bijlange niet de enige ouder van een puberatleet die het gevoel heeft dat de situatie hem wat boven het hoofd groeit. Voor vaders en moeders die zelf geen sportcarrière achter de rug hebben, is het vaak nog een pak moeilijker. Is het niet te heftig om hun zoon of dochter meer dan twaalf uur per week te laten trainen? En zit er dan nog wel een degelijk diploma in? Dat is wellicht de grootste bekommernis van de meeste sportouders: dat hun kind het ook op school goed blijft doen. Sommige leerlingen vinden dat vanzelfsprekend, andere zijn zo op hun sport gericht dat ze hun schoolwerk niet zo ernstig nemen. Zeker voetballers, wielrenners en tennissers, die weten dat ze met hun sport meer kunnen verdienen dan met een gewone job. ‘Niet verstandig’, zegt Bob Browaeys, jeugdcoach bij de Voetbalbond. ‘Zelfs het grootste talent dat alles voor zijn sport wil opofferen, kan nog naast een profcarrière grijpen. Het volstaat dat hij geblesseerd raakt of te maken krijgt met een trainer die niets in hem ziet. Maar ook als hij het wel maakt, is zijn carrière op een dag onvermijdelijk voorbij. Dan mag hij nog veel verdiend hebben, in de meeste gevallen is dat niet genoeg voor de rest van zijn leven. Een diploma is echt wel nodig.’
Sinds er in Vlaanderen topsportscholen zijn opgericht, werd het makkelijker om sport op een hoog niveau met een klassieke schoolloopbaan te combineren. De 670 leerlingen die vandaag zo’n richting volgen aan de topsportschool van Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven, Hasselt of Vilvoorde, hebben een lesrooster met veel ruimte om te sporten. ‘Onze leerlingen trainen elke dag tot 11 uur en beginnen dan pas met de gewone lessen’, zegt Sarah Heirwegh, topsportschoolcoördinator van het GO! atheneum Voskenslaan Gent. ‘Er blijft dan nog 20 uur per week over waarin ze de leerstof krijgen die normaal in 32 uur wordt gegeven.’ Daarbij komt nog dat jonge sporters vaak afwezig zijn voor een trainingsstage of om aan wedstrijden deel te nemen. ‘De leerstof die ze dan missen, moeten ze bijhouden of inhalen, maar natuurlijk begeleiden we hen daarbij’, zegt Heirwegh. ‘Toch maken ouders zich daar vaak zorgen over. Net zoals ze me geregeld vragen of hun kind wel een hogere studie zal kunnen doen. Op dat vlak kunnen we de meesten geruststellen: ook al zijn de studierichtingen die je met een topsportopleiding kunt combineren beperkt, toch kunnen onze leerlingen na school alle richtingen uit. Ook naar de universiteit.’
Afstand nemen
Omdat er in Vlaanderen maar zes topsportscholen zijn, die elk in specifieke sporten zijn gespecialiseerd, gaan veel jonge sporters op internaat. Anderen verhuizen naar een home die aan hun team is verbonden of trekken bij een begeleider in. Hoe dan ook moeten hun vader en moeder hen jaren vroeger loslaten dan verwacht. ‘Ouders moeten de verantwoordelijkheid voor hun kind delen met trainers, coaches en andere begeleiders’, zegt Heirwegh. ‘Dan is de vraag: hoeveel afstand kun je nemen, en hoeveel afstand wil je nemen? Dat is niet gemakkelijk.’
Zeker als ze zien hoe zwaar hun zoon of dochter het heeft, want naast al dat trainen en studeren blijft er meestal amper vrije tijd over. ‘Veel ouders zijn bang dat hun kind hen later zal verwijten dat het geen gewone jeugd heeft gehad. Ze kunnen natuurlijk niet weten of al die offers het achteraf waard zullen zijn geweest’, zegt een kinder- en jeugdpsychologe, die uit respect voor de privacy van de topsporters in haar praktijk anoniem wil blijven. ‘Een sporter moet heel gedisciplineerd leven: niet naar de frituur, geen alcohol, haast nooit uitgaan. Wat doe je dan als ouder: je kind tot nog meer discipline aanzetten of het af en toe stimuleren om de teugels eens te vieren? Voor beide aanpakken valt iets te zeggen.’
Topsporters zijn op veel vlakken ook normale pubers en dus verschillen veel van de dilemma’s waar hun vader en moeder voor staan niet zo van die van andere ouders. ‘In essentie moet je net hetzelfde doen als om het even welke ouder: je kind stimuleren, aanmoedigen en helpen om het beste uit zichzelf te halen’, zegt Browaeys. ‘Gaat het moeilijk, dan moet je toch positief blijven. Een tiener pushen is alleen maar contraproductief. Je mag de rol van ouders ook niet overschatten. Uiteindelijk is het hun zoon of dochter die het moet doen. De beste trainer blijft altijd de speler zelf.’
Door Ann Peuteman en Jef Van Baelen, foto’s Jonas Lampens