Een ludieke maar tegelijk te betreuren indicatie dat er nog altijd te weinig vrouwen doorstoten naar de top van het Amerikaanse bedrijfsleven: er zijn minder grote bedrijven die worden geleid door een vrouw dan door mannen met de voornaam John.
Dat schrijft The New York Times op basis van een rapport van Ernst & Young.
Meer Johns dan vrouwen
Onder de CEO’s van de bedrijven in de S&P 1.500, zo blijkt, zijn er voor elke vrouw – ongeacht haar voornaam – vier mannen die John, Robert, William of James heten. De krant noemt dat de Glass Ceiling Index.
De naam John komt het meest voor: van alle CEO’s van de S&P 1.500 heeft 5,3 procent die voornaam. Slechts 4,1 procent van die CEO’s is een vrouw.
Politiek
The New York Times maakt de vergelijking met de politiek en constateert daar een groot verschil tussen de Republikeinen en de Democraten in het Congres. In de Republikeinse fractie in de Senaat zijn er evenveel ‘Johns’ als vrouwen. De verhouding van het aantal mannen met de voornaam John, Robert, James of William tegenover het aantal vrouwen bedraagt 2,17/1. In het Huis van Afgevaardigden is dat 1,36/1. Een ander verhaal is het bij de Democraten, daar zijn er zowel in de Senaat als in het Huis meer vrouwen dan mannen met een van die vier voornamen (0,33 op 1 vrouw).
Toegegeven, John, Robert, James en William zijn veel voorkomende namen onder de Amerikaanse mannelijke bevolking, maar de cijfers geven toch een goede indicatie dat er nog altijd te weinig vrouwen doorstoten naar de top van het bedrijfsleven. Ter vergelijking: de nationale verhouding bedraagt 0,12 per vrouw. (KVDA)
