Waarom ‘Een klein leven’ toch een groots boek is
Een klein leven, een vuistdikke roman over vriendschap en wreedheid, betekende de wereldwijde doorbraak van de Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara. Op donderdag 6 oktober komt ze naar cultuurhuis Flagey in Brussel voor een gesprek met radiomaakster Ruth Joos. Voor Knack nam Joos haar bestseller opnieuw ter hand.
De afgelopen zomer verspreidde de Nederlandse vertaling van A Little Life, dat vorig jaar onder meer de shortlist van de prestigieuze Man Booker Prize haalde, zich als een lopend vuurtje over vaderlandse terrassen en koffiebars, over verre vakantieoorden en – zoals dat tegenwoordig gaat – Instagram-accounts. Toch zou je de roman verre van met een zorgeloos vakantiegevoel associëren. Hij wordt bejubeld of gehaat, er wordt om gehuild of mee gelachen. ‘Authentiek!’ roepen voorstanders. ‘Goedkoop effectbejag!’ tieren tegenstanders. Hij laat niemand onberoerd, zoveel is zeker.
Dat heeft om te beginnen te maken met het onderwerp: Een klein leven is gebaseerd op het spraakmakende leven van de Amerikaanse arts Carleton Gajdusek, die de twijfelachtige eer heeft zowel Nobelprijswinnaar als pederast te zijn. Maar er is ook Hanya Yanagihara’s scherpe pen. De 42-jarige schrijfster, die Hawaïaans-Koreaanse roots heeft, zet haar lezers van bij het begin op het verkeerde been. Vier jonge mannen, afgestudeerd aan dezelfde prestigieuze universiteit, zoeken een plek om te wonen in New York – hun eerste stap in de volwassenheid. Onwillekeurig moet je denken aan de populaire sitcom Friends. Wie leren we kennen?JB Marion, een jongen van Haïtiaanse oorsprong, is beeldend kunstenaar in het diepst van zijn gedachten maar moet genoegen nemen met een job als receptionist. De zachtaardige Willem Ragnarsson droomt van een carrière als acteur maar verdient de kost als ober. De zwarte Malcolm Irvine wil het maken als architect. En dan is er Jude St. Francis, een verlegen jongen met een mysterieuze achtergrond die advocaat wil worden. Ze lijken voor een groots en meeslepend leven geboren, en ze máken het ook allemaal. Het lijkt te mooi om waar te zijn. Een sprookje. Geen enkele van de eerste vijftig, in The Big Apple spelendebladzijden bereidt je voor op de intense ellende die erna komt.
De volgende zevenhonderd bladzijden wervelt Een klein leven rond een windstille en lege plek: het hart van Jude. Yanagihara snijdt die hoofdpersoon meticuleus los uit haar cast. In flashbacks ontrafelt ze zijn levensverhaal draad na draad. Hij is, zo blijkt, een vondeling die zijn leven lang misbruikt is. Eerst door de priesters die hem opvingen. Dan door iemand die hem een beter leven belooft maar zich als pooier ontpopt. Vervolgens in een jeugdinstelling, door andere jongens én hulpverleners. Hij ontsnapt uit die instelling, maar belandt in de kelder van een pervert, een man die hem lichamelijk en emotioneel de genadeslag geeft. Het resultaat: een gekwetste, kreupele jongeman die zichzelf met scheermesjes te lijf gaat en die op elke toenadering even schichtig als afwijzend reageert. Wanneer Jude zich dan toch aan een amoureuze relatie waagt, draait ook die uit op misbruik. De calamiteitenmeter gaat zwaar in het rood. De vraag is niet alleen: hoeveel beproevingen kan één mens dragen? Maar ook: hoeveel leed kan de lezer aan?
Critici van het boek vinden dat Yanagihara te ver gaat, dat het lijden van de jonge Jude alle geloofwaardigheid tart. Tegenover dat bezwaar staat een glasheldere vraag: sinds wanneer mag literatuur geen verheviging van de werkelijkheid zijn? Niemand heeft zo hard ‘Ongeloofwaardig!’ geroepen bij het lezen van pakweg The Road, de aardedonkere bestseller van Cormac McCarthy uit 2006. Waarom? Omdat we op dat boek een genre kunnen plakken, een label. Het tekent in alle hevigheid een somber toekomstbeeld om ons iets duidelijk te maken – dat onverschilligheid het wezen van onze wereld is – maar het blijft sciencefiction, het blijft lekker ver weg. Zou het niet kunnen dat Een klein leven iets soortgelijks beoogt? Dat het geen dystopie is over de wereld buiten ons, maar over onze innerlijke wereld? Over onze emoties, over de vraag wat een mens een ander mens kan aandoen, en hoever hij daarin kan gaan? De lotgevallen van Jude mogen dan onwaarschijnlijk zijn, maar zijn ze ook onmogelijk? Als je leest wat er staat en nagaat waarom het er staat, rest alleen deze conclusie: Hanya Yanagihara heeft met Eenkleinleven een parabel van de pijn geschreven. In al zijn hopeloosheid. Waar mensen elkaar kapotmaken, is er geen redding. Alleen een verlangen naar ontroostbaarheid, zoals filosofe Patricia de Martelaere het noemde. Judes antwoord op pijn is méér pijn – hij verminkt zichzelf. Hij slaagt er niet in die pijn te delen, noch met geliefden, noch met hulpverleners. Zelfs liefde van de zuiverste soort, zoals Willem die uiteindelijk voor hem koestert, biedt geen soelaas. Stilte is zijn enige onderdak.
De personages die het dichtst bij Jude staan, zijn niet toevallig ook op zoek om een leegte op te vullen. De edelmoedige Willem, bijvoorbeeld, heeft zijn broer verloren. Universiteitsprofessor Harold, die besluit om Jude te adopteren, verloor een zoontje. Eén van de vele gedachten die bijblijven uit Eenkleinleven gaat over dat laatste verlies: ‘Maar dit is wat niemand je vertelt – wanneer het jouw kind is, een deel van jou, een heel klein, maar ontegensprekelijk deel van jou, voel je ook opluchting. Omdat het moment waarop je hebt gewacht, waarop je hebt geanticipeerd, dat je hebt gevreesd, waarop je je een leven lang hebt voorbereid sinds de dag dat je ouder werd, eindelijk daar is. “Ah, ” zeg je tegen jezelf, “het moment is aangebroken. Hier is het.”En daarna heb je niets meer te vrezen voor de rest van je leven.’
Hanya Yanagihara hanteert het scalpel uiterst precies. Hoe lang is het geleden dat een boek u na zevenhonderd bladzijden nog in zijn greep had? En u ook daarna niet losliet?
Hanya Yanagihara, Een klein leven, Nieuw Amsterdam, 752 blz., ?24,99. Ruth Joos gaat met de auteur in gesprek op donderdag 6 oktober om 20.15 uur in Studio 4 van Flagey in Brussel. Info en tickets: www.flagey.be.
DOOR RUTH JOOS
Critici vinden dat het lijden van de jonge Jude alle geloofwaardigheid tart. Maar sinds wanneer mag literatuur geen verheviging van de werkelijkheid zijn?