Bedrijfsafval geniet van tweede leven
Een groot deel van het afval dat moet worden verwerkt, is afkomstig van de industrie. Maar net als particulieren produceren de bedrijven de jongste jaren steeds minder afval. Bovendien moeten ze net als u en ik het afval zo breed mogelijk sorteren, zodat een groot deel ervan via recyclage een tweede leven krijgt, bijvoorbeeld als secundaire of nieuwe grondstof.
Om een zicht te krijgen op de afvalproductiecijfers werkt de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) met een statistisch onderbouwde steekproef bij een reeks bedrijven. Het maakt wel een onderscheid tussen primaire en secundaire bedrijfsafvalstoffen. Primaire komen rechtstreeks van de betrokken, oorspronkelijke onderneming. Secundaire zijn afvalstoffen van het bedrijf dat ze verwerkt. Zo blijkt dat tot 77 procent van het bedrijfsafval een tweede leven krijgt.
In 2014 produceerden de Vlaamse bedrijven 13,9 miljoen ton (primair) afval, twee jaar eerder was dat nog 14,7 miljoen ton, of dus 800.000 ton meer. De daling deed zich vooral voor bij de drie grootste afvalstromen: slib en ander afval uit de waterzuivering (18 procent), bouw- en sloopafval (15 procent) en vervuilde grond (13 procent). Toch zijn dat net de afvalstromen waar het beleid niet echt naar een daling streeft. “Er zijn dikwijls verbouwingen nodig om een materiaal- en energie-efficiënter gebouw te bekomen. Bovendien stimuleert het Vlaamse milieubeleid de aansluiting op rioleringen en een doorgedreven bodemsanering. Dat heeft onvermijdelijk veel afvalstoffen tot gevolg”, zegt de OVAM.
Meer en meer bedrijfsafval krijgt een nieuw leven via hergebruik, recyclage, compostering of als secundaire of nieuwe grondstof.
Met uitzondering van 2005 en 2006, toen de percentages kunstmatig hoog lagen door de sloop van enkele grote gebouwen, is er een constante daling van het primaire bedrijfsafval sinds 2004. Ook na de economische en financiële crisis in 2009 is er een lichte verhoging, maar nadien zet de daling zich voort. De hoeveelheid secundaire bedrijfsafval is tussen 2012 en 2014 met bijna een miljoen ton gestegen. Dat is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van efficiëntere recyclagetechnieken, waarbij de verwerkingsketen met een extra stap wordt uitgebreid. Hoopgevend is dat de economische activiteit aantrekt, zonder dat de bedrijfsafvalproductie stijgt. Integendeel, ze vermindert.
Slechts 1,5 procent bedrijfsafval naar stortplaats
Meer en meer bedrijfsafval krijgt een nieuw leven via hergebruik, recyclage, compostering of als secundaire of nieuwe grondstof. In 2014 ging 40 procent rechtstreeks naar materiaalrecyclage. Dat is 5 procent meer dan in 2012. Voorts kreeg 54 procent met het oog op verdere recyclage een voorbehandeling, onder meer door sortering. Bedrijven staan zelf in voor de inzameling en de verwerking van het afval en betalen ook de kosten. Ze moeten 18 afvalstromen gescheiden aanbieden. In 2014 werd nog 4,5 procent van het bedrijfsafval meteen naar de verbrandingsoven afgevoerd en slechts 1,5 procent naar een stortplaats. Beide cijfers dalen constant sinds 2010. Van het afval dat een voorbehandeling kreeg, ging nog eens 69 procent naar materiaalrecyclage. Alles samen kon in 2014 toch 77 procent van het afval van bedrijven rekenen op een tweede leven. Dit cijfer lag toen 2 procent hoger dan in 2012. De verwachting is dat dit percentage nog verder is gestegen.
Bij het primair bedrijfsafval overheersen afvalstromen afkomstig uit de waterzuivering (18 procent), bouw- en sloopafval (15 procent) en grond (13 procent). Daarna volgen het afval van plantaardige en/of dierlijke oorsprong (10 procent), het gemengde afval (7 procent) en papier- en kartonafval (6 procent). Het gemengde afval is het restafval van ondernemingen, in 2014 goed voor 920.826 ton. Ter vergelijking: dat is minder dan de hoeveelheid restafval van huishoudens in dat jaar (938.918). Twee jaar eerder was dat nog omgekeerd. De OVAM besteedt sinds 2013 extra aandacht aan de selectieve inzameling bij bedrijven. Opgedeeld per sector werd in 2014 het grootste deel van het afval (logischerwijze) geproduceerd door de afvalverwerkende sector. Dat afval heeft al een verwerkingsstap ondergaan. De bouwsector is verantwoordelijk voor 9 procent van de totale bedrijfsafvalproductie. Daarop volgen de rioolwaterzuiveringsinstallaties (7 procent), de voedingssector (4 procent) en de chemie (4 procent).
Aangezien de kmo’s een grote rol spelen in de Vlaamse economie, is het logisch dat die ook de grootste hoeveelheid afval produceren.
Aangezien de kmo’s een grote rol spelen in de Vlaamse economie, is het logisch dat die ook de grootste hoeveelheid afval produceren: in 2014 was 56 procent afkomstig van ondernemingen met minder dan 50 werknemers, vooral dan actief in de afvalverwerkende sector. Er zijn ook eenmanszaken zonder werknemers die relevante hoeveelheden afval produceren, zoals garages, schilders, sanitaire installateurs, enz. Het is niet altijd duidelijk of hun afval via het gemeentelijk circuit wordt afgevoerd.
Tonnen voedselafval
In het kader van een proefproject werden de cijfers van het afval in de sector van de voedselproductie, -distributie en -diensten uitgebreider belicht. In 2014 was die goed voor 1.190.000 ton afvalstoffen en nieuwe grondstoffen van dierlijke en plantaardige oorsprong. Ongeveer de helft komt van de vleesproductie. Het gaat voornamelijk om slachtafval. Op de tweede plaats staat de sector van de diepvriesproducten en conserven met 168.000 ton. Een belangrijk onderdeel hier is het slib dat vrijkomt bij het wassen. De olie- en vettenproducenten bezetten de derde plaats.
In de top tien is ook de distributiesector vertegenwoordigd. De supermarkten en voedingswarengroothandels zijn respectievelijk goed voor 39.000 en 20.000 ton afvalstoffen en materialen van plantaardige of dierlijke oorsprong. Tot slot leveren eet- en drinkgelegenheden ook nog eens ongeveer 13.000 ton afval, vooral de biologisch afbreekbare soort uit de keuken.
Lees hier de andere artikels van dit dossier.