Dirk Draulans
De mens is een carnivoor
Het is officieel: het succes van de mens raakte in een stroomversnelling toen wij op grote schaal vlees begonnen te eten.
Toen wij nog in de bomen hingen, meer dan 3 miljoen jaar geleden, waren we omnivoren, zoals de mensapen nu: we aten vooral groenten en fruit, en af en toe, als we de kans kregen, een beetje vlees. Maar toen we als gevolg van een globale opwarming van het klimaat noodgedwongen naar open landschap moesten, waar groenten en fruit schaarser zijn dan in een woud, dienden we ons aan te passen, of we zouden het niet gehaald hebben. We evolueerden geleidelijk in de richting van meer vlees eten, waarschijnlijk via een tussenfase van het exploreren van karkassen.
De overstap naar een bestaan als carnivoor maakte de explosieve ontwikkeling van onze hersenen mogelijk : tussen 1 en 2 miljoen jaar geleden verdriedubbelden ze in omvang. Een kwart van de energie van een mens in rust gaat naar het voeden van zijn brein. Het hielp dat we door de sterke uitbouw van dat cruciale orgaan techniek in de vingers kregen, zoals werktuigen om efficiënter te jagen en methodes om de voedselvergaring te vergemakkelijken, waarvan de macht over het vuur ongetwijfeld de belangrijkste is geweest. Een chimpansee zit in zijn regenwoud minstens vijf uur per dag op zijn voedsel te kauwen, een pygmee in datzelfde regenwoud amper een uur: door de mogelijkheid van koken kan hij meer energie uit minder voedsel halen.
Nieuwe inzichten wijzen uit dat vlees nog andere dramatische ontwikkelingen in het mens-worden mogelijk maakte. Vlees eten verkortte de tijd tussen twee zwangerschappen substantieel, omdat een moeder meer energie in haar melk kon pompen. In vergelijking met chimpansees is de zoogtijd van de mens gehalveerd, ondanks het feit dat onze baby’s prematuurder geboren worden. De hersenontwikkeling van de kleintjes gaat sneller, waardoor ze sneller kunnen worden losgekoppeld van de moederborst.
Dat fenomeen moet aanleiding gegeven hebben tot druk op de oorspronkelijk kleine mensenpopulaties, die zich over de wereld begonnen te verspreiden. Daarbij zouden ze in eerste instantie vooral kustlijnen gevolgd hebben, waar ze via schelpdieren en vooral vissen extra energie voor hun hongerige brein konden vergaren. Vissen is gemakkelijker dan jagen, zeker als je in gebieden terechtkomt waar je de aanwezige fauna nog niet goed doorgrondt. Interessant is dat wetenschappers onlangs ontdekten dat er ongeveer 300.000 jaar geleden een genetische aanpassing is gebeurd, waardoor wij ook rijke omega-3-vetzuren (talrijk aanwezig in vis) uit plantaardige oliën konden puren. Zo konden we misschien de kusten verlaten om zonder energetische flessenhals voor de hersenen het binnenland met zijn vele vlees te gaan exploreren.
Het is nuttig met deze gegevens rekening te houden als we de invloed van campagnes ter promotie van een vegetarische levensstijl correct willen inschatten. Het is evident dat het terugdringen van het verbruik van vlees een gunstig effect heeft op de ecologische druk die de gemiddelde mens op zijn omgeving legt. Maar het is minder evident om een grootschalige gedragsverandering naar voren te schuiven als een manier om de huidige snelle klimaatsverandering te counteren. Het is ook niet gemakkelijk om de strijd tegen zoet en vet te voeren, twee elementen die uiterst instrumenteel zijn geweest in het in leven houden van mensenlichamen in het niet zo verre verleden. De software in ons hoofd, onze biologische programmatie, is zo sterk op die overlevingselementen gericht dat we nu een moeizaam gevecht moeten leveren tegen de gevolgen van overdaad, omdat ze niet meer beperkend zijn in ons succes. In de Westerse wereld lijden sinds de Tweede Wereldoorlog bijna geen mensen echt honger meer.
Het argument dat het erg is dat er zoveel dieren voor de mens moeten sterven, houdt vanuit biologisch standpunt bekeken evenmin veel steek, want de meeste dieren die in onze slagerijen of supermarkten terechtkomen zouden er niet geweest zijn als wij ze niet voor onze voeding zouden kweken. De kip en de koe zouden nooit zo’n biologisch succesnummer geworden zijn als ze zich niet hadden kunnen lenen voor menselijke consumptie. Er zijn nooit meer kippen- en koeiengenen in de wereld geweest dan nu.
Toch dreigen de dieren alsnog het slachtoffer te worden van hun succes, en van evoluerend menselijk vernuft. Er is namelijk synthetisch vlees op komst, niet in de betekenis van vleesvervangers, wel van gekloonde vleesproducten. Er wordt, onder meer in Nederland, gewerkt aan het klonen van stamcellen tot vleesweefsel, waarbij je dus echt vlees zult kunnen produceren zonder de tussenstap van dieren. Het valt te verwachten dat de impact daarvan op het dierenwelzijn en op de ecologische druk van menselijke voedselpatronen veel groter zal zijn dan de hardnekkige campagnes die overtuigde vegetariërs vandaag voeren. Artificieel vlees zal veel dichter bij de menselijke natuur aanleunen dan geen vlees.
Dirk Draulans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier