William Boeva: ‘Ik zal altijd de gehandicapte zijn die – ah ja, just! – ook nog comedy doet’

Wiiliam Boeva © Diego Franssens

Vele volle zalen waren laaiend enthousiast over 13, de vierde show van comedian William Boeva. En toch knaagt er ook onbehagen: ‘Als het er echt om gaat, vallen mensen met een beperking uit de boot.’

‘Proficiat met alles wat je doet.’ Een koffiebar aan de rand van het historische centrum van Antwerpen, we zijn anderhalf uur ver in een bij momenten emotioneel gesprek wanneer een aimabele oudere man William Boeva komt complimenteren: ‘Het is altijd een plezier om naar u te kijken en te luisteren.’ Boeva neemt de accolade enigszins blozend in ontvangst: ‘Merci, da’s lief.’

Boeva zou het onderhand gewoon moeten zijn, met lof overladen worden. Zijn zaalshow 13 – over zijn dwangstoornis, magisch denken en bijgeloof – oogstte niets dan vier- en vijfsterrenrecensies. Vijftig keer speelde hij de voorstelling voor uitverkochte zalen. In het najaar pikt hij de draad weer op met nog eens s vijftig voorstellingen. Maar nu mag de riem er even af. Comedy is een wintersport, weet Boeva, en op de Belgische festivals is er al enige tijd geen plaats voor comedians. De zomerse jours sans komen ook gewoon gelegen na die vijftig shows en een voorafgaandelijke creatieve olifantendracht: ‘Het was een heel heftig proces, zoals altijd.’

William Boeva: Nog nooit is dat bij mij gemakkelijk gegaan, een show schrijven. Geen idee waarom, maar er komen altijd liters bloed, zweet en tranen bij kijken. Altijd komt er een moment dat ik tegen de muur loop, dat ik niet verder kan. Dit keer was het nog erger dan anders, omdat het thema mij zo dicht op de huid zit. Het was mijn eerste show sinds corona, en tijdens de lockdowns heb ik heel erg hard geworsteld met mijn obsessive-compulsive disorder, zoals mijn dwangstoornis in de handboeken heet.

Ik heb altijd last gehad van dwanggedachten, maar nu was ik op het punt gekomen dat ik er vier uur over deed om ‘s avonds van mijn sofa naar mijn bed te gaan. Vier uur, voor vijf meter. Ik moest een lange lijst handelingen afvinken voor ik gerust naar bed kon. Mijn psycholoog heeft me eens gevraagd om ze te tellen. Het waren er, geloof ik, 792. En dat waren alleen handelingen die ik moest doen voor ik kon slapen.

‘Ik was op het punt gekomen dat ik er vier uur over deed om ‘s avonds van mijn sofa naar mijn bed te gaan.’

Veel mensen hebben in zekere mate last van dwanggedachten. Als ik moe ben, check ik soms ook drie keer of ik het strijkijzer wel heb uitgezet.

Boeva: Klopt, veel mensen hebben er last van, en stress en vermoeidheid zijn risicofactoren. Het wordt pas als problematisch beschouwd als je er een uur per dag mee verliest. Ik was er veertien, vijftien uur mee kwijt. Alleen als ik sliep, dacht ik er niet aan. Zo begint het natuurlijk niet, het verergert gradueel. Eerst had ik er alleen thuis last van, dan ook buiten. Het begon ermee dat ik één keer terugkeerde om te voelen of de voordeur op slot was. Dan twee keer. Daarna moest ik een rondje rond de auto maken, om er zeker van te zijn dat ik geen lekke band had. Op den duur link je die handelingen aan elkaar, doet de volgorde er ook toe en begin je te tellen. Twee keer teruggaan is oké, drie keer niet, want dat is een oneven getal.

Dat moet vermoeiend zijn.

Boeva: Verschrikkelijk. (lacht) Mijn dwangstoornis was als een strop om mijn nek, die altijd maar harder werd aangespannen. Mijn brein ging in overdrive.

Wisten uw vrienden en familie ervan?

Boeva: In het begin niet. Er rust een taboe op OCD, honderd procent. Jij aarzelde ook toen je zei dat je er soms last van hebt, omdat je weet dat zulke gedachten irrationeel zijn. Een vriend van mij neemt foto’s om er zeker van te zijn dat hij zijn fornuis heeft uitgezet. Nu zit hij op het punt dat hij twijfelt over de foto’s: misschien zijn ze niet duidelijk? Je weet dat die gedachten nergens op slaan, maar ze zijn zo overweldigend dat ze met je aan de haal gaan.

Aan wie hebt u voor het eerst opgebiecht dat u een probleem had?

Boeva: Mijn broer is de eerste die het te weten is gekomen. Ik heb hem op een avond eens gevraagd om bij de deur te wachten, ik hoopte dat het dan vlotter zou gaan, dat ik sneller in bed zou liggen. Hij is het type dat nooit ergens een probleem ziet, maar toen heeft hij direct naar mijn moeder gebeld: dit is niet oké. Toen wist mijn moeder het ook. Zij had altijd wel een vermoeden. Ze dacht bijvoorbeeld dat ik aan smetvrees leed, omdat ik zo vaak mijn handen waste. Maar ik was niet bang voor microben, ik waste de slechte energie van mijn handen.

U bezoekt een psycholoog, zei u. Wist zij ervan?

Boeva: Ik heb het lang niet durven te vertellen. Een typisch geval van magisch denken: ‘Als ik er iets over zeg, gebeurt er een catastrofe.’ Maar dan kwam er een punt waarop ik het woord ‘godverdomme’ niet meer durfde te gebruiken. Ik ben niet gelovig, verre van, maar ergens zeurde het in mijn achterhoofd: wat als? (lacht) Stel dat Hij toch bestaat en dat Hij – nadat ik ben komen te gaan – oplijst wat ik fout heb gedaan. Dan kon ik Hem tenminste zeggen: ik heb nooit ‘godverdomme’ gezegd. (lacht) Omdat dat mij zozeer afremde, heb ik het opgebiecht. Ze heeft me medicatie voorgeschreven. Ik heb nog een half jaar gewacht om ze te nemen, ik voelde me een zwakkeling – ‘kun je je eigen emoties niet aan?’ Toen ik ze toch nam, merkte ik heel snel dat alles gemakkelijker ging. Ik had ze vijftien jaar geleden moeten nemen, dacht ik toen. Het had veel dingen eenvoudiger gemaakt, want angst is een geweldige rem.

Wiiliam Boeva © Diego Franssens

Waarom ging u in de eerste plaats naar de psycholoog?

Boeva: Dat doe ik al jaren. Dat is voor mij zoals naar de fitness gaan, waar ik voor de duidelijkheid nooit kom. (lacht) Een brein, dat is als deeg waar je aan moet trekken en dat je moet kneden. Soms praat ik een uur aan een stuk en vraag ik me achteraf af wat ik eigenlijk verteld heb. Maar het helpt om te ventileren.

Praat u gemakkelijk over uw gevoelens?

Boeva: Ja, eigenlijk wel. (denkt lang na) Ik ben gaandeweg alle schaamte kwijtgeraakt. Ik ben het van kindsbeen gewoon om afhankelijk te zijn. Om maar iets te zeggen: je wilt niet weten hoeveel mensen mijn gat hebben afgeveegd.

Eigenlijk is dat gebrek aan schaamte toch pure winst?

Boeva: Ja, maar het komt me ook wel op kritiek te staan. ‘Je bent onbeschaamd’, zeggen ze dan. Maar ik zet het zo veel mogelijk van mij af. Het is ballast. Met mijn angsten is het net zo gegaan. Ik heb een soort rust gevonden. Als er een moment komt dat ik niet meer bekend of populair ben, dan is dat maar zo. Dan zoek ik wel iets anders. Je kunt altijd uit de put klauteren, daar geloof ik nu sterk in, hoe diep hij ook is. En als het niet zo is, dan kun je jezelf niets kwalijk nemen. Ik vind het ook een heel bevrijdende gedachte om me te realiseren dat ik niet perfect ben. Als ik iets fout doe, dan zeg ik sorry en de volgende keer probeer ik het beter te doen. Krampachtig binnen de lijntjes kleuren, doe ik niet meer, dat brengt je nergens.

De reacties op uw zaalshow waren kamerbreed lovend.

Boeva: Dat was een pak van mijn hart. Hoe erg het ook was, soms moest ik, als ik weer eens bezig was, enorm hard lachen met mezelf. Als ik het grappig vind, dan de mensen misschien ook. Dat bleek dus mee te vallen.

‘De geestigste en meest innemende van de Lage Landen’, noemde de collega van Knack Focus u.

Boeva: Ja. Een mooi compliment, hè? (lacht luid) Dat is fantastisch om te lezen, maar… (aarzelt)

Ik heb de indruk dat u het moeilijk hebt met complimenten?

Boeva: Niet per se. Ik heb zitten huilen toen ik die recensies las. Omdat je toch altijd wel… (stokt) Heel vaak is de ondertoon, als het over mij gaat: ‘Allemaal goed en wel, maar je wilt hem toch niet zijn.’

Wie suggereert dat?

Boeva: Ik heb het nu niet specifiek over de recensenten, maar over een soort algemeen gevoel in de samenleving. Wat is een idool? Dat is iemand naar wie je opkijkt: ‘Ik wou dat ik ook zo was.’ Zo denken mensen nooit over mensen met een beperking. Ik zal altijd de gehandicapte zijn die – ah ja, just! – ook nog comedy doet.

13 is mijn vierde show. Mijn vorige shows hebben ook altijd vier sterren gekregen. Maar veel mensen bleven argwanend, ze bekeken mij als een soort curiositeit. Het gebeurt dat mensen naar mij komen en zeggen dat ze mij niet grappig vinden. ‘Ben je al eens komen kijken’, vraag ik dan? ‘Nee’, is dan altijd het antwoord. Dat is zoals zeggen dat Sergio Herman niet kan koken zonder dat je bij hem bent gaan eten. Ik heb de indruk dat de twijfelaars nu pas overtuigd zijn, nu pas de stap zetten om naar de show te komen. De Standaard zegt het letterlijk: ‘De beste comedyshow in tijden.’ Ik word nu pas voor vol aangezien. Maar het blijft dubbel. Als ik een nieuwe voorstelling heb, tekenen de programmatoren nog altijd niet blind. ‘We komen eerst eens kijken’, zeggen ze dan. Collega’s die het met minder goede recensies moeten doen, leggen ze wel onmiddellijk vast. (zucht) Ik moet opletten wat ik zeg, want je bent snel de zagevent van wie de plaat blijft hangen. Ik sta dit najaar één keer in de Stadsschouwburg. Ik weet zeker dat elke andere comedian met deze show niet één maar acht keer in de Stadsschouwburg gestaan zou hebben.

‘Ik ben het van kindsbeen gewoon om afhankelijk te zijn. Je wilt niet weten hoeveel mensen mijn gat hebben afgeveegd.’

Hoe komt het dat u met één keer vrede moet nemen?

Boeva: Ik denk dat dat nog altijd te maken heeft met het glazen plafond, met vooroordelen. Velen beweren dat ze die niet hebben. Maar is dat echt zo? Stel: jij bestelt een Uber. Wanneer je instapt, blijkt dat de chauffeur iemand is met het syndroom van Down. Durf jij dan te beweren dat je dan zelfs geen nanoseconde denkt: oei, is dat wel veilig? Dat is trouwens geen fictief scenario, want er heeft iemand met het syndroom van Down zijn rijbewijs gehaald in België.

Vorig jaar zat ik in vijf programma’s die genomineerd waren voor de Kastaars. Denk je dat ik ben uitgenodigd voor de uitreiking? Ik zat in het promofilmpje, dat wel, maar op de avond zelf mocht ik thuisblijven. Ik ben nog nooit uitgenodigd voor de Mia’s. Als de redactie van Humo voor de pop-poll een longlist van dertig mensen maakt voor de categorie ‘om wie hebt u het hardst moeten lachen’, sta ik daar niet tussen.

Aan mijn bekendheid kan het niet liggen. Als ik over straat loop, moet ik constant stoppen voor selfies. Een van mijn beste maten is bevriend met James Cooke en zegt dat James en ik qua bekendheid niet voor elkaar onderdoen. Maar bij de zenders word ik niet ontvangen zoals James Cooke. Ik mocht meedoen aan Celebrity Masterchef, maar alleen omdat iemand anders op de valreep had afgehaakt. Ik had nochtans al vaak genoeg gezegd dat dat programma me op het lijf geschreven was. Ik heb vorig jaar voor VTM GO een programma over auto’s mogen maken. Ze hadden eerst Andy Peelman gevraagd, maar die kon niet. Dan vroegen ze Kamal Kharmach. Hij zei tegen de makers: maar waarom vragen jullie William niet, die is geobsedeerd door auto’s. Ik ben gewoon niet top of mind. De sticker ‘beperking’ is nog altijd groter dan de sticker ‘foodie’ of ‘autofreak’.

Ik ben gewoon niet heel erg belangrijk. Ik werk al acht jaar samen met dezelfde manager. Acht jaar geleden heb ik hem verteld wat ik jou nu vertel, vorig jaar zei hij: ‘Ik snap eindelijk wat je bedoelt.’ Het is gewoon de realiteit: als het er echt om gaat, vallen mensen met een beperking uit de boot.

Comedian William Boeva: ‘Veel games zijn ook een soort literatuur’

Twee jaar geleden schreef u een open brief – ‘Zullen we dat afspreken?’ – waarin u de manier aanklaagde waarop de media met mensen met een beperking omgaan. U hebt het er moeilijk mee dat mensen met een beperking in programma’s als Out of Office en Down the Road louter als knuffelbeertjes worden opgevoerd.

Boeva: Mensen zeggen dan: ‘Ja maar William, ze zijn toch de sterren van het programma?’ Waarop ik: ‘Zullen we hun loon eens naast dat van de presentator leggen?’ De makers van Out of Office hebben mij trouwens ook gebeld, toen. Ik heb gevraagd hoeveel mensen met een beperking er op hun redactie zitten. Geen enkele, zeiden ze, maar er waren er een paar die ‘zo iemand’ in de familie hebben. Dat is hoe er in de sector gesproken wordt over mensen als ik. Als dat over mensen met een andere huidskleur zou gaan, zou niemand zo’n zin durven uit te spreken.

U hebt na die open brief doodsbedreigingen gekregen.

Boeva: O ja, verschillende. Een paar maanden geleden heb ik er nog een gekregen. (zoekt in zijn gsm) Voila, 31 maart. (Toont een lange lijst verwensingen, met ‘ik maak u kapot’ als kers op de taart.) En zo heb ik een heel arsenaal.

Zijn we minder streng voor validisme dan voor racisme?

Boeva: Ik weet het niet. Het vertrekt vaak ook vanuit goede bedoelingen. De mensen van de zenders vragen soms: je wilt toch niet dat we je vragen omdat je gehandicapt bent? Nee, denk ik dan, maar dan weet ik tenminste waar je mee bezig bent. Je kunt het ook niet negeren. Mijn beperking definieert mij niet, maar het is een belangrijk deel van mij, dat zal het altijd zijn. Ook in goede zin. Als ik met mijn rolstoel in een lastige buurt in New York op hangjongeren stoot, dan komen die mij een vuistje geven. Als ik backstage op Pukkelpop rondloop, komt Danko Jones mij goeiedag zeggen en wil Seasick Steve een pint drinken met mij. Toen ik James McAvoy van X-Men ging interviewen, moest ik niet zoals de rest na vijf minuten ophoepelen. ‘Vertel eens wat jouw verhaal is’, zei hij. ‘Vanwaar kom jij?’ Twintig minuten hebben wij gebabbeld. Ik ben ook blij met de steun die ik krijg vanuit de academische wereld. Ik mag gastcolleges geven aan universiteiten en hogescholen. Als je in Antwerpen orthopedagogie gaat studeren, gaan de eerste zes slides die je te zien krijgt over mij. Dan denk ik: oef, ik vertel geen onzin. Mensen horen het niet graag, maar dit is mijn realiteit, ik wil niet meer zwijgen.

Wiiliam Boeva © Diego Franssens

In De Morgen zei u ooit dat mildheid uw meest kenmerkende eigenschap is. Had u niet beter gezegd: moed?

Boeva: Roekeloos is misschien een beter woord. (denkt na) Door wat ik heb meegemaakt, heb ik al vaak gedacht: het is genoeg geweest. Word ik morgen niet meer wakker? Dat maakt me niet meer uit. Daaruit groeit dan stilaan het besef: wat is het ergste wat mij nog kan overkomen? Is dat moed? Misschien, maar ook je-m’en-foutisme. Dat hangt samen.

Heeft het ook niet met uw opvoeding te maken? Uw moeder en vader lijken me ook moedige mensen.

Boeva: Zonder hun onvoorwaardelijke steun en hun inspanningen om mij een zo normaal mogelijk leven te geven, had ik hier niet gezeten. Dan was ik niet geworden wie ik ben.

Uw vader was tijdens de oorlog lid van het verzet.

Boeva: Hij was boodschapper voor Marcel Louette, codenaam Fidelio, de leider van de Witte Brigade in Antwerpen. Na de oorlog heeft hij het archief van de Brigade beheerd, dat was zijn levenswerk.

Hij was een notoir moeilijk mens.

Boeva: Koppig.

Zijn eerste vrouw zei dat hij twee stenen kon doen vechten. En toen hij stierf, schreef Het Laatste Nieuws dat hij ‘al wat zachter’ was voor zijn tweede lichting kinderen, van wie u er een bent.

Boeva: (lacht) Hij hechtte ook veel belang aan mildheid, dat heb ik van hem. Hij was financieel directeur en had veel vrienden en kennissen in de bankwereld. Maar zijn echte vrienden waren de schilders en andere kunstenaars met wie hij op café ging. Die kennissen uit de bankwereld nam hij mee als zijn vrienden exposeerden, zodat zijn schildersvrienden werken konden verkopen. Mijn vader is 91 geworden en heeft tot een paar weken voor zijn dood gewerkt. Hij was altijd aan het werk, maar als ik hem nodig had, liet hij alles vallen. En mijn moeder… Als je vindt dat ik veel durf, dan zou je haar eens bezig moeten zien. (lacht) Mijn moeder heeft aan de modeacademie gestudeerd, ze deed de kostuums in het Fakkeltheater, maar ze is gestopt met werken om voor mij te zorgen.

Ze nam die taak ter harte. Zoals die keer dat uw klas ging skiën…

Boeva: …en ik niet mee mocht, omdat dat ‘te veel gedoe’ zou zijn. ‘Als het zo zit,’ zei mijn moeder, ‘ga ik met William naar Egypte.’ Dat mocht ook niet, ze wilden dat ik op school in de studie zou komen zitten, om aan een takenpakket te werken. Mijn moeder heeft die reis toch geboekt en ze heeft zelfs nog een postkaartje gestuurd. (lacht) Toen ik klein was, kon je niet zien dat ik een beperking had. Mijn moeder zegt altijd: ‘Tot je derde was jij een kind dat alles kon worden.’ Misschien wordt hij wel astronaut, zeiden ze, of chirurg. Na de diagnose zeiden de specialisten: ‘Hij wordt een debiel, misschien leert hij behoorlijk spreken en hopelijk wordt hij gelukkig.’ Over een van de drie hebben ze gelijk gekregen. (grijnst) ‘Steek hem weg’, zeiden omstanders. ‘Je gaat je leven toch niet opofferen?’ Maar mijn moeder zei: ‘Ik heb geen kind gekregen om het te verstoppen.’ Mijn ouders hebben me opgevoed met het idee: jij kunt worden wie je wilt.

Ze hebben u dan ook ten volle gesteund toen u besliste om comedian te worden?

Boeva: Honderd procent. Ik zat in mijn derde jaar rechten, deed al comedy, maar de combinatie werd te zwaar: ik moest een keuze maken. Ze stonden erachter: ‘Als het niet lukt, kun je nog altijd terugkeren naar de unief.’

‘De meeste comedians hebben gewoon niet zo’n heel gelukkig leven gehad. Je wordt niet grappig als je knap en slim bent en alles vanzelf gaat.’

Wanneer hebt u voor het eerst gedacht dat het iets kon worden?

Boeva: Nooit. (lachje) Er was wel een soort kantelmoment toen ik in het zesde middelbaar zat en mijn leraar Nederlands ons een show van Alex Agnew liet zien. Hij had ook lesgegeven aan Alex, in een andere school. Dat was een openbaring: ‘Die doet wat ik altijd doe. In mijn hoofd.’ Ik had altijd een antwoord klaar, soms sprak ik dat uit, meestal niet. Ik ben toen alle Vlaamse comedy beginnen te kijken die ik op Youtube kon vinden. Alex. Michael Van Peel. Bart Cannaerts. Nigel Williams. Hoe doen die dat, hoe werkt dat? Later ben ik naar hun shows gaan kijken.

Klopt het wat Conan O’Brien zegt, dat de wereld van comedy uniek is, omdat alle comedians elkaar het licht in de ogen gunnen?

Boeva: (denkt lang na) Ja, dat denk ik wel. Voor een stuk omdat de meeste comedians gewoon niet zo’n heel gelukkig leven hebben gehad, en dat bij elkaar herkennen. Je wordt niet grappig als je knap en slim bent en alles vanzelf gaat. Alex is zwaar gepest. En Amelie Albrecht moest post ronddragen om rond te komen. Amelie en ik sturen vaak sms’jes – wauw, graaf gedaan. En Alex heeft mij ooit – hij had iets op – gezegd: ‘Gij weet niet hoe fier ik op u ben.’ Ik denk dat we een sterke community zijn omdat wij allemaal aan de grond hebben gezeten.

En humor is dé manier om de zwaarte van het leven draaglijk te maken?

Boeva: Toen mijn vader gestorven was, waren wij na – wat zal het zijn? – tien minuten al aan het lachen. Hij was zelf ook zo. Ik heb nooit goed geweten of hij echt begreep waar ik mee bezig was. Ik had hem wel al vaak gezegd dat ik ooit een show over hem wilde maken. Hij was koppig, zoals je zei, hij haalde stoten uit. Gesneden koek voor een voorstelling. Op zijn sterfbed gaf hij zijn toestemming: ‘Maar praat vooral over de slechte dingen, want dat vinden de mensen het grappigst.’ Toen wist ik: hij snapt het.

Meer info: williamboeva.be

WILLIAM BOEVA

1989: Geboren in Antwerpen.

Lijdt aan pseudoachondroplasie, dat de groei van de ledematen afremt.

2012: Wint Humo’s Comedy Cup.

2014: Maakt zijn eerste zaalshow, Megalomaan.

2023: Werkt mee aan het boek Excluses, over de uitsluiting van mensen met een beperking.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content