?Ik wil met mijn werk een index van mogelijkheden voor het beeldverhaal uitbouwen.? Een gesprek met de Brit Dave McKean, één van de meest toonaangevende stripauteurs van het moment.
Niet voor niets wordt de Brit Dave McKean algemeen beschouwd als een van de meest toonaangevende stripauteurs van het moment. Hij kiest in zijn werk steevast voor een zoektocht naar nieuwe mogelijkheden van het beeldverhaal.
Strips worden vaak op een stereotiepe manier getekend. Vooral binnen de Anglo-Amerikaanse traditie van de comics is deze standaardisering nagenoeg algemeen. McKeans werk steekt hier fel tegen af. Hij gebruikt zowat alle denkbare technieken en materialen, zowel traditionele als nieuwe, om heel diverse en meestal spectaculaire beelden te scheppen. Zijn experimenten hebben hem niet verhinderd om door te breken. Hij ontwerpt nu illustraties voor grote ondernemingen en is er in geslaagd om met de eigenzinnige Batmanstrip ?Arkham Asylum? een ruim publiek voor zich te winnen. De vrijheid die dit succes hem schenkt, gebruikt hij echter geenszins om succesformules uit te melken. Integendeel, ook in zijn recente werk blijft hij rusteloos zoeken naar andere manieren om goede beeldverhalen te maken.
Samen met Neil Gaiman laat McKean voor het eerst van zich horen met ?Violent Cases?, een verhaal over een man die jeugdherinneringen ophaalt. Terwijl de verteller gebeurtenissen probeert te reconstrueren, zien we hoe samen met de soms nog onduidelijke beelden in zijn hoofd, ook de tekeningen vorm krijgen. Dat is een typisch voorbeeld van hoe Gaiman en McKean met beelden omgaan. Dankzij ?Violent Cases? krijgen ze hun kans in de grote Amerikaanse stripindustrie, wat onder meer leidt tot ?Arkham Asylum?. Voortbordurend op de idee die Frank Miller had aangebracht, wordt Batman afgeschilderd als een psychopaat die zelf zo mogelijk nog onevenwichtiger is dan zijn tegenstanders.
Het resultaat is visueel indrukwekkend. McKean brengt een heel nieuwe tekenstijl in de ingedommelde wereld van de comics. Als strip functioneert ?Arkham Asylum? echter niet altijd. De overdadige, soms bijna fotografische illustraties van McKean verhinderen een vlotte lectuur. Ze verstoren het verhaal in plaats van het te ondersteunen. McKean leert zijn les en zal zich later meer concentreren op de samenwerking tussen woord en beeld. Dat wordt duidelijk in het eerste verhaal dat hij volledig zelf maakt, ?Cages?. Het is een tiendelige strip van ongeveer vijfhonderd bladzijden, waarin hij op een sobere manier een vreemd verhaal vertelt over zijn visie op het leven. Het is ongetwijfeld zijn meest persoonlijke werk. Tijdens de acht jaar waarin hij aan ?Cages? werkt, maakt hij ook nog ?Mr. Punch?, alweer een verhaal over herinneringen. Recentelijk verscheen nog het leuke ?The day I swapped my dad for two goldfish?.
Uw recentste boek, ?The day I Swapped my dad for two goldfish?, is heel verschillend van uw voorgaande boeken.
DAVE MCKEAN : Ja, het is een jeugdboek en dat heeft zo zijn eigen problemen. Ik hoop dat de kinderen ervan houden, maar het is eigenlijk bedoeld om uit voor te lezen, dus de ouders moeten er ook iets uit halen. Ook in de tekst is er een volwassen humoristisch element, waaraan ouders hopelijk plezier beleven.
Ook grafisch is het opmerkelijk, u werkt bijvoorbeeld met foto’s naast vaak heel eenvoudige tekeningen.
MCKEAN : Ja, dat ligt in de lijn van de zoektocht naar nieuwe mogelijkheden. Uitzoeken wat werkt en wat niet. Toen ik aan ?Arkham Asylum? werkte, had ik al het gevoel dat je eender welk soort beelden kan gebruiken voor strips, er is geen reden waarom het altijd die ene stijl met pen moet zijn, je kan alles. Dat denk ik nog, maar wat ik wel heb ontdekt, is dat er stijlen zijn die niet zo goed werken in het kader van een verhaal. Sommige tekeningen trekken teveel de aandacht op zichzelf en bevriezen de bladzijde. Er is te veel tijd nodig om één tekening te bekijken en je stopt, het verhaal valt stil. Er zijn dus beelden die niet werken in een strip en ik zou iets als ?Arkham Asylum? niet meer doen. De tekeningen in ?The day I swapped my dad for two goldfish? zijn vloeiend. Je hebt een gevoel van uitdrukking, karakters die bewegen en zo ga je doorheen het verhaal.
Kunnen we stellen dat bepaalde soorten stijlen geschikt zijn voor bepaalde soorten verhalen ?
MCKEAN : In elk geval vragen verschillende verhalen om verschillende manieren van werken. Ik denk dat er stijlen zijn die heel goed werken voor verhalen en dat er stijlen zijn die dat niet doen. In één enkele illustratie kan je werkelijk alles doen. Om een verhaal aan de gang te houden, zijn er echter heel specifieke vereisten en daardoor zijn er dus beperkingen wat betreft de stijl.
In ?The day I swapped my dad for two goldfish? valt het op dat de mensen eenvoudig getekend zijn. Is dat een spelregel ?
MCKEAN : Nee, ik denk niet dat er welbepaalde regels zijn. In dit boek heb ik me gebaseerd op de iconografie van cartoons, waarin heel sterk wordt vereenvoudigd. Mensen worden enkele lijnen, twee puntjes voor de ogen, twee lijnen voor de neus. Ik hou daarvan. Ik probeer tegelijk toch ook goed te observeren en dat te vatten in mijn tekeningen. Er zitten dus cartoonelementen in, maar ik heb er toch geen echte cartoons van gemaakt, dat wilde ik niet.
Ook in ?Cages? zien de personages er eenvoudig uit.
MCKEAN : Alhoewel ze iets complexer zijn. Het verhaal vereist subtiele bewegingen. Heel kleine bewegingen van de wenkbrauwen, bijvoorbeeld, die toch veel zeggen. Een kleine beweging met de hand, dat is vaak waar het echte verhaal zit. Wat de mensen zeggen, is slechts één niveau, maar hoe ze het zeggen, dat is de echte inhoud. Dat vereist een tekenstijl die sterk bouwt op waarneming.
Is dat telkens opnieuw zoeken naar andere manieren van vertellen belangrijk voor u ?
MCKEAN : Ja. Ik werk nu aan een boek ?Pictures that tick?, een collectie van ongeveer twintig kortverhalen. Telkens probeer ik op een andere manier een strip te maken. Kleurenfotokopie, digitale camera’s, computerfonts, ik zoek uit hoe die bouwstenen kunnen dienen voor welk verhaal. Ik probeer verder te gaan en hopelijk stoot ik op iets nieuws. Ik wil met mijn werk een index van mogelijkheden voor het beeldverhaal uitbouwen. Strips zitten in het algemeen vast in het cinematografische. ?Cages? is dat ook in de manier waarop het geknipt en gekadreerd is : alle pagina’s bevatten negen afzonderlijke tekeningen en we krijgen een kijk op hoe de mensen zich in de ruimte bewegen. Dat zijn zeer cinematografische conventies. Maar strips zijn geen films, er is geen echte beweging.
Ik zoek manieren om statische beelden te laten samenvloeien tot een verhaal en er ook de aandacht op te vestigen dat het om statische beelden gaat. Dit zijn tekeningen die niet bewegen. Maar zodra je er twee naast elkaar zet, zodra je dat doet, leg je verbindingen tussen beide. Als je er tien naast elkaar plaatst, worden er allerlei verbanden gelegd. Dat doen onze hersenen nu eenmaal. Ze verbinden de puntjes, ze leggen verbanden en onmiddellijk ontstaat er een verhaal. Dat soort zaken zie ik nauwelijks aan bod komen in strips. Je ziet vooral veel letterlijke, enge strips. Altijd opnieuw hetzelfde.
Maar naast het grafische blijft het verhaal belangrijk.
MCKEAN : Zeker. Het uiteindelijke doel is niet om alleen maar mooie prentjes te maken, of experimenteren om te experimenteren. Je moet altijd een verhaal of een gegeven dienen. Het script is altijd de basis, alleen denk ik dat dat vaak met heel wat meer verbeelding kan worden uitgedrukt.
Vraagt het maken van een goede strip bijzondere vaardigheden ?
MCKEAN : Ik denk dat de fundamentele bouwstenen van een strip, als je die afzonderlijk bekijkt, zeer eenvoudig zijn. Je moet tekeningen baseren op waarnemingen, er zijn fundamentele illustratieve technieken en je hebt ook enig gevoel voor kleur, design, vorm, plaats en ruimte nodig. Dat zijn de zaken die aan de basis liggen. Voor het verhaal is dat, bijvoorbeeld, karakterontwikkeling en plot. Maar als je die zaken wil samenbrengen om een goede strip te maken, dan wordt dat een zeer specifieke combinatie van vaardigheden.
Het is niet zo dat als je net een film hebt gemaakt, je dan meteen aan een strip kan beginnen. Zo werkt het niet. Je moet echt wel specifieke vaardigheden ontwikkelen en dat vraagt tijd. Ik heb verschillende boeken gemaakt waarvan ik nu, als ik er op terugkijk, vind dat ze niet bepaald goed werken. Je kan zien dat ik worstelde met een aantal zaken. Persoonlijk vind ik dat het pas met ?Cages? allemaal goed op zijn plaats begon te komen. En ook wel met ?Mr. Punch?, het recente materiaal dus.
Is ?Mr. Punch? een soort vervolg op ?Violent Cases? ?
MCKEAN : Ik herinner me dat we indertijd met ?Violent Cases? min of meer van plan waren om een aantal verhalen vier geloof ik te maken over een verteller die jeugdherinneringen ophaalt, van verschillende leeftijden. In ?Violent Cases? gaat het over een leeftijd waarop we nog niet bang zijn. Er is dan nog geen vrees in ons leven. Er gebeurt van alles en we kijken ernaar en stellen vragen. Alles is geweldig en opwindend. Er is geen andere betekenis.
In ?Mr. Punch? is het personage enkele jaren ouder, de leeftijd waarop we bang worden van alles. Achter alles zit nog iets anders. Volwassenen doen van die vreemde onbegrijpbare dingen waarvan we helemaal uitgesloten zijn. Je wordt aan de kant gezet. Er is deze vreemde onderwereld van volwassenen waar je je niet in kan terugvinden, je begrijpt niet wat er gebeurt. Dat is het personage in ?Mr. Punch?. Als we nog zo een boek maken, zal het personage weer wat ouder zijn en dan zijn er weer heel andere problemen. Het is een prachtig gebied met enorme mogelijkheden.
U gebruikt in uw strips vaak beelden waarvan de betekenis niet meteen duidelijk is.
MCKEAN : Ik probeer te werken met beelden die bijblijven, die beklemmend zijn. Niet enkel indrukwekkend spektakel dat iedereen buitensluit. In ?Cages? zit er een zekere logica in wat we zien, er is een open deur. We worden in die wereld uitgenodigd, maar er is geen compromis. We volgen of we zijn verloren. We moeten helemaal in de geest komen. Er zitten nogal wat vreemde elementen in ?Cages?. Gebouwen die instorten, mensen die katten worden, het is niet bepaald een logische wereld, maar hopelijk houdt het steek binnen het verhaal zelf of als metafoor. Hopelijk zullen de lezers er kunnen inkomen en er een betekenis aan geven. Dan kunnen ze de stukken bij elkaar brengen en er iets meer van maken dan een rechttoe rechtaan verhaaltje.
Maar wat de lezers ervan maken, probeert u niet op voorhand vast te leggen.
MCKEAN : Nee. Een deel van de ervaring is de interpretatie van het publiek. Dat is het punt, het is een dialoog. Ik breng de helft van de conversatie, de lezers moeten met de andere helft komen, daar gaat het om. Ik hou niet van films of strips of eender wat, waarvoor je gewoon in je stoel moet zitten en luisteren, passief. Ik word graag ergens bij betrokken. Ik ga ervan uit dat ik een intelligent publiek heb dat actief wil zijn, dat deel wil nemen aan het gesprek.
Als u terugkijkt op het begin van ?Cages?, ziet u daar dan ook al de zwakke punten van ?
MCKEAN : Met ?Cages? heb ik nog meer geleerd dan met ?Arkham Asylum?. Ik heb enorm veel geleerd over schrijven en over de techniek van hoe verhalen in elkaar worden gezet. Daar moest ik me vroeger niet mee bezighouden. Maar in het algemeen ben ik nog altijd blind in verband met ?Cages?. Het is mijn kind. Als je me nog enkele jaren geeft, zal ik er wel een kijk op hebben, maar nu nog niet.
Wat was uw gevoel toen u de laatste plaat tekende ?
MCKEAN : Dat was gek, want die pagina was een van de eerste zaken die ik bedacht had toen ik eraan begon. Ik wist precies wat het moest worden. Dat was dus acht jaar geleden. Het was bijna alsof ik het al getekend had en het was heel vreemd om dat dan echt te tekenen. Het leek bijna een droom, heel bizar. Het gaf wel een goed gevoel. Ik wist altijd dat ik het zou afwerken, maar er waren heel wat hindernissen onderweg. Het duurde uiteindelijk veel langer dan ik zelf had gedacht.
Maak u zich soms zorgen als u weet dat uw boeken in stripwinkels tussen een heleboel zwakke strips terechtkomen ?
MCKEAN : In Europa is dat nog beter dan in Amerika. Daar zijn muren vol felgekleurde nonsens. Doorgaans zijn dat verschrikkelijke winkels. Iemand die een goede bespreking leest van het soort strips dat ik probeer te maken en denkt, ?dat klinkt goed, dat ga ik me aanschaffen?, die zet één stap in een Amerikaanse stripwinkel en verandert snel van idee. Het is verschrikkelijk. Het is als porno kopen of zo, het is alsof je iets smerigs aan het doen bent. In Europa zijn er winkels waar de striplezer zich op zijn minst welkom voelt. Het is hier vaak een opwindende plek met een hele variëteit aan zaken. Hier snuffel ik graag rond. Er is een publiek voor alle soorten strips, maar ze moeten weten dat jouw werk bestaat en waar ze het kunnen vinden. Dat is noodzakelijk, maar blijkt vaak heel moeilijk te verwezenlijken.
Erik Lesire
?The Dave McKean touring exhibition? geeft een goed overzicht van de verschillende facetten van McKeans werk en loopt tot eind november in de Antwerpse stripwinkel Mekanik.
Cages (laatste pagina) : Een deel van de ervaring is de interpretatie van het publiek, het is een dialoog.
Dave McKean : Je moet altijd een verhaal of een gegeven dienen.