‘Egocentrisme en gevoelsarmoede schaden een mens dieper dan manifeste slechtheid’
Verman je, de eerste roman van De Standaard-journalist Filip Rogiers, is tegelijk ook de eerste release van de nieuwe uitgeverij Polis.
Verman je is het verhaal van Hofman, een schijnbaar emotieloze macho die na een gefnuikte carrière als schoolpsycholoog, aan de slag gaat voor een high profile rekruteringsbureau. Zonder scrupules stapt Hofman mee in de cynische logica van het headhunten op hoog niveau. Ook in zijn persoonlijke leven lijkt Hofman even koel en berekend te werk te gaan. Tot hij zijn greep op de omstandigheden, zowel professioneel als persoonlijk, begint te verliezen.
Wat een lul is dat hoofdpersonage, zeg!
(Lacht) ‘Ik wilde sowieso geen sympathiek hoofdpersonage schetsen. Het boek moest gaan over de ravages die gevoelsarme, egocentrische mensen aanrichten, omdat ze denken dat ze verschrikkelijk goed bezig zijn in hun werk en relatie, terwijl ze eigenlijk constant zichzelf en de anderen iets wijsmaken. Zodra dat beeld barstjes begint te vertonen, slaan ze tilt en worden ze zelfdestructief of op zijn minst destructief. Hofman is niet per se slecht: hij is eerder amoreel dan immoreel, hij doet niet willens en wetens kwaad. Maar vanuit gevoelsarmoede bega je gewoon ongelukken omdat empathie en menselijkheid ontbreken. Egocentrisme en gevoelsarmoede schaden de mensen dieper en op een vuilere manier dan manifeste slechtheid of immoraliteit. Als jou een groot ongeluk of onrecht overkomt, kun je het meestal nog voor jezelf in een verhaal gieten. Word je echter het slachtoffer van zo’n type als Hofman, zoals Anita overkomt in het boek, blijf je achter met een open vraag waar geen antwoord meer op komt.’
Toch is ook Hofman schurk en slachtoffer tegelijk?
‘Hij is het eerste slachtoffer van zijn karakter. En er is de collateral damage. De lezer moet woest worden wanneer hij ziet wat Hofman allemaal doet -of niet doet- en hoe hij telkens weer een draai kan geven aan bepaalde gebeurtenissen. Bij een eerdere versie van de roman zeiden mijn lief-eerste lezer en vervolgens mijn redactrice Katrien De Loose nog dat ze geen contact met Hofman kregen. Tegelijkertijd was dat net het punt dat ik wilde maken. Alleen moest ik op zoek naar een overtuigende literaire vorm om dat personage uit de verf te doen komen. Dat een personage herkenbaar of aaibaar zou moeten zijn, vind ik sowieso niet zo’n interessante artistieke notie. Kijk naar de figuren van schilders als Francis Bacon of Goran Durovic, de personages van Céline, die wil je niet op je feestje, toch? Maar het is wel interessante kunst. Waarmee ik mezelf niet met die kunstenaars wil vergelijken, hoor.’
Aan wie is de imperatieve titel gericht? Aan Hofman?
‘Verman je is in het boek ook de titel van een zelfhulpboek, maar het is in de eerste plaats Hofman die zich zou moeten vermannen. Daar slaagt hij echter niet in: hij leert niet uit zijn fouten. In die zin is dit een anti-ontwikkelingsroman. Hij geeft altijd een draai aan wat hem overkomt. Op die manier meent hij zich te vermannen. De tragiek wordt er alleen maar groter om, want zo glijdt hij verder weg naar beneden. Bij Nederlandse auteurs als Siebelink, Roosenboom, Lieske, maar vooral Schröder kom je ook van die personages tegen, waarvan je als lezer al bij het begin weet dat ze zich vanalles zitten wijs te maken. De lezer weet van bij het begin al meer dan het personage. Die invloed werkt in mijn eigen schrijven door. Dat, en een moderne vorm van het naturalisme. Ik pas dat niet bewust zo toe, maar ook in mijn schrijven blijken personages nogal gedetermineerd door afkomst en milieu.’
Waaruit zou dat vermannen dan moeten bestaan? Hofman is op het eerste zicht de klassieke masculiene macho. Binnen een zeer nauwe, klassieke vorm van mannelijkheid heeft hij van niemand lessen te krijgen, lijkt het wel.
‘ “Verman je” betekent hier zoveel als: word mens. Hofman zou zijn aarding moeten vinden, aansluiting bij de menselijkheid die in hem zit. Tegen veel macho’s zou je kunnen zeggen dat ze zich in die zin moeten vermannen, ja.’
Het boek bevat opvallende verwijzingen naar de actualiteit, zoals het discriminatieschandaal in de uitzendsector of de reclaim the streets-beweging, of de opmars van mediatieke geluksprofeten. Is dat de invloed van je journalistieke werk?
‘Net nadat ik de passages over het BBB-schandaal (uitzendbureau Adecco werd in 2011 veroordeeld omdat de code BBB werd gehanteerd om allochtonen mee te labelen, red.) geschreven had, dook het weer op in de actualiteit. De Britse regering investeerde in 2008-2009 veel geld in gedragstherapie om iets te doen aan de epidemie van burn-outs die de maatschappij trof. Maar die therapeuten worden gedwongen om handlanger van het systeem te worden. Het absenteïsme moest naar beneden, de mensen moesten worden opgelapt om weer in het systeem te kunnen meedraaien. Dat doet Hofman ook in zijn job als psycholoog. Het was echter nooit mijn ambitie een roman te schrijven op maat van de actualiteit. Dat men op zoek gaat naar linken, is begrijpelijk. Ik heb enige naam als journalist rond maatschappelijke en politieke thema’s, dus is het haast logisch dat je boeken een politiek-maatschappelijke lezing krijgen.
In mijn hoofd zijn de journalistiek en het literaire schrijven twee aparte compartimenten. Dat politiek-maatschappelijke zit niettemin ook in Verman je. Door mijn werk als journalist heb ik nu eenmaal wat kennis van de sectoren die in het boek aan bod komen. Maar mijn eerste bekommernis als schrijver is de psyche van zo’n personage. De onderwerpen gevoelsarmoede en egocentrisme hebben wel weer te maken met het politiek-maatschappelijke, want we leven in een tijdsgewricht van onvrij vrijemarktsdenken, geobsedeerd met rendement en efficiëntie, waarin die karaktertrekken opmerkelijk goed gedijen. Dat systeem genereert drie groepen: een eerste groep van mensen die niet mee kunnen en afvallen, de outcasts onderaan de piramide. Een tweede groep omvat iedereen die woedend wordt, met gradaties van de middelvinger tot de vuist, of politieke bewegingen als Syriza, Podemos, het Labour van Jeremy Corbyn.
Een figuur als Jeroen Olyslaegers past misschien ook in die categorie, en alle kleine bewegingen die Tine Hens beschrijft in Klein Verzet. In de derde categorie zitten de cynici, die goed beseffen hoe het systeem werkt maar er met de glimlach in meedraaien. In het werk van Joris Luijendijk lees je ook over bankiers die een heldere analyse kunnen maken van waar het fout loopt, maar na het interview fluitend weer hun plaats in het systeem opnemen. Paul Verhaeghe me vertelde me hoe CEO’s hem in vertrouwen zeggen hoe ze op een onhoudbare manier naar de pijpen van de aandeelhouders moeten dansen, maar die daarna gewoon verder doen zoals ze bezig waren. Bij Hofman gaat het nog dieper, want ook zijn denken over relaties zit op hetzelfde niveau. Eenmaal je die weg bent ingeslagen, moet je doorgaan, want anders is de ontluistering te groot en te bedreigend voor de kern van je existentie. Hofman is een bom, er zit veel agressie in hem, die tot drie keer toe een uitlaatklep vindt.’
Hoe sta je zelf tegenover de geluksprofeten waar Hofman zo’n lage dunk van heeft? Ook Vlaanderen heeft zijn bestsellerauteurs -Verhaeghe, De Wachter, Rika Ponnet – wier boodschap eenvoudig kan worden samengevat als: leer accepteren dat het niet alle dagen feest kan zijn.
‘Gek toch dat je dikke boeken moet lezen om daar achter te komen? Ik ruil dat soort boeken graag in voor één goed gedicht van Rogi Wieg. Het lijkt me zo dubieus. Bond zonder Naam houdt luisterworkshops die blijkbaar veel succes hebben. Dat leidt tot hoeraberichten in de krant. Een mooi initiatief, zonder twijfel, maar het draagt ook die manie uit van het geloof in een sluitend antwoord op al je existentiële problemen. Alsof er een toverstafje bestaat dat al die problemen in één keer voor je oplost. Hofman is niet cynisch op dat gebied, hij is vrij realistisch. Misschien heeft hij het soms toch bij het rechte eind. (Lacht)
Je moet weten: in een eerste versie van de tekst had Hofman helemaal geen job. Hij was een rentenierende huisjesmelker. Collega Bart T’Jampens was onderzoek aan het doen rond recruitment, de sector waar Hofman actief in is. Door hem in die sector te plaatsen, kreeg het personage meer geloofwaardigheid, meer vlees.’
De term ‘headhunter’ vat mooi het cynisme samen van die sector?
‘Zoals het personage Ruud Schietse, die ik zelf ook maar een verschrikkelijk ventje vind, opmerkt: dat woord is ontsnapt aan de grote semantische poetsbeurt die de rest van het arbeidsmarktjargon te beurt gevallen is. De tewerkstellingssector blinkt uit in Orwelliaanse newspeak, maar die term – koppensnellers!- blijft gewoon in gebruik.’
Is Willem ‘Nachten van Hofman’ Van Zadelhoff zijn hoofdpersonage nog niet terug komen vragen?
‘Ik was eerder dan hij, haha, want de werktitel van mijn boek was Hofman. De naam Hofman komt al eerder voor in een van mijn kortverhalen. En tevoren, al weet ik het niet meer heel zeker, ook in de reportagereeks ‘Buurtpatrouille’. Hofman was voor mij een verzuurde Vlaming, Blok-stemmer, die achter het gordijn naar buiten loert naar een wereld die volgens hem tégen hem is. Die naam gaat in mijn hoofd al jaren mee.’
Ben je nu klaar met hem? Of gaan we nog incarnaties van Hofman aantreffen?
‘Met deze Hofman ben ik nu wel klaar. Al kan ik dat niet met zekerheid zeggen. Nauwelijks lichaam was een bundeling van vijf verhalen die in de vijftien jaren voordien tot stand gekomen waren. Pas wanneer je die verhalen herwerkt voor de bundeling, begin je patronen te herkennen. Bepaalde thema’s zoeken vanzelf hun weg. Ik ben nogal monomaan in die dingen. Achteraf merk ik zelf het fatalisme in die verhalen, de lezer weet vrij vroeg dat het met de personages niet goedkomt. Ik heb als schrijver niet het gevoel dat ik daar veel controle over heb. Misschien moet ik in het vervolg eens zélf mijn verhaal kiezen. Er zit een lijn in, hoor. Mijn journalistieke werk is zeer verscheiden. In het proza wordt het wat monomaner, en in de poëzie volkomen volkomen monomaan. Ik schrijf bij wijze van spreken telkens hetzelfde gedicht.’
Het is je eerste roman. Je hebt de Debuutprijs op je naam en schreef eerder al enkele non-fictieboeken. En toch werd Verman je voorgesteld in een debuutsfeer.
‘Ik blijf maar debuteren, lijkt het wel.’
Een hoofdstuk in het boek draagt de titel ‘Volkomen lichaam.’ Een verwijzing naar die bekroonde debuutbundel Nauwelijks lichaam?
‘Nauwelijks lichaam gaat over wie geen aarding meer heeft met zijn eigen lichamelijkheid: ze voelen zich mentaal, maar ook fysiek slecht in hun vel. Daar heeft Hofman geen problemen mee, want hij beleeft onwaarschijnlijke nachten, waarin het lichamelijke zo sterk en goed is dat hij en zijn partner geen moeilijke vragen meer toelaten. Ze zijn bang om de quasi-perfectie waarin ze leven kwijt te raken, waardoor ze die effectief kwijtraken, uiteindelijk.’
Hoe voel je je na de overstap naar Uitgeverij Polis?
‘Ik werk al sinds 1999 samen met Harold, toen hij nog bij Nijgh & Van Ditmar werkte. Ik ben gewoon bij Harold gebleven. Later bij Meulenhoff/Manteau, De Bezige Bij Antwerpen en nu dus Polis. Het leek me logisch hem te volgen. Ik had ook geen haast om iets uit te geven, ik moest niet per se snel onder dak zijn bij een uitgever. Harold heeft me, toen bleek dat hij onder de vleugels van Pelckmans een nieuwe uitgeverij zou beginnen, gevraagd of ik wilde meedoen. Ja dus. Zo simpel kan het zijn.’
Michiel Leen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier