Christiaan Weijts gelooft niet in schrijfcursussen of digitale zegeningen
De Nederlandse auteur Christiaan Weijts is een ouderwetse, romantische vakman die absoluut niet houdt van taalanorexie. Die conclusie dringt zich op na lezing van ‘Achternamiddagen’, een essaybundel over lezen en schrijven die morgen verschijnt.
Een achternamiddag is een onverwacht vrijgekomen moment, als het echte werk is gedaan en je opeens tijd hebt om bij te praten met een collega, uit te puffen met een glas bier of nog snel wat extra werk te verzetten waar je nooit op had gerekend. Dat Christiaan Weijts zijn bundel columns en essays over lezen en schrijven Achternamiddagen heeft genoemd, geeft dus aan dat hij ze in de eerste plaats als voetnoten bij zijn romans beschouwt. Korte beschouwingen die hij heeft genoteerd zonder er meer denkwerk aan te besteden dan nodig was.
Die indruk kan bedrieglijk zijn. Weijts heeft wel degelijk zijn best gedaan op deze teksten. De bespiegelingen hadden niet misstaan in zijn zeer essayistische romans. Zo diepgravend en verrassend zijn ze wel. Ook heeft hij ze in een zinvol verband geplaatst. Alle teksten zijn zorgvuldig in drie afdelingen ondergebracht: schrijven, lezen en gelezen worden. Deze afdelingen worden doorsneden door een ‘zelfportret in alfabet’: een eclectisch geheel van autobiografische herinneringen, observaties en mini-essays, afwisselend gespreven vanuit een ik-, jij- en hij-perspectief.
Vakman
Het eerste dat opvalt is de vakman die Weijts wil zijn. Een schrijver moet zijn lezers verbluft achterlaten, omdat hij zijn mechanieken en trucks vakkundig heeft weggewerkt achter een glanzend plot. Hij dient hen vanaf de eerste pagina ’toeschouwer’ te maken – hem ‘dwars door de letters heen een wereld [doen] binnentuimelen’. En hij gebruikt daarvoor taal die de lezers de illusie geven ‘dat hij het zelf ook had gekund, en dat jij per ongeluk net wat eerder was’. Maar wel met zwier. Van ’taalanorexia’ moet Weijts niets hebben.
Opperste genot
Het helderst komt Weijts verlangen om een toegewijd ambachtsman te zijn, tot uiting in een column die helemaal niet over schrijven gaat maar niet voor niets bij deze afdeling is ondergebracht. In drie pagina’s vertelt hij dat hij ooit, in haast, in een op dit uur nog verlaten trattoria in Venetië om een spaghetti vongole vraagt. Ook al staat het niet op de kaart, de kok doet voor hem zijn uiterste best – alsof het de lekkerste maaltijd van de dag moet zijn. Dát is schrijven: ongeacht wat het oplevert, proberen met plezier en smaak de lezers een opperste genot bieden.
Tegelijkertijd gaat dit vakmanschap gepaard met een onverbloemd romantisch verlan-gen naar een ouderwets schrijverschap. Schrijfcursussen? Daar gelooft Weijts niet in: alleen door te lezen kan een schrijver het ambacht onder de knie krijgen. Door Bourdieu geïnspireerde exegeten die het meer om de context van het meesterwerk gaat dan het meesterwerk zelf? Zonde dat die de leerstoelen moderne letterkunde bezetten. Het verdwijnen van het handschrift? Het schokt Weijts dat zelfs zelfmoordbriefjes digitaal worden. Of literaire tijdschriften? Die ondergang moet voorkomen worden.
Hotelkamer in Rome
Het liefst ziet Weijts dat de zegeningen van de moderne tijd zich tégen de moderne technieken keren. Op zoek naar een hotelkamer in Rome, zo schrijft hij, ontdekt hij dat je online nergens op kunt vertrouwen. Niet op de beschrijvingen van een riant ontbijtbuffet of de charmante, authentieke wijk. En niet op de onafhankelijke beoordelingen van eerdere bezoekers, die kunnen zijn geschreven door de hotelier zelf. Conclusie: ‘Ik leg mij erbij neer en accepteer dat reizen weer het ongewisse avontuur is dat het was in de tijd van Goethe’, besluit hij vergenoegd.
Dat hoeft niet in de weg te zitten – zolang Weijts zijn pretenties waarmaakt en eersteklas, met zwier geschreven vakwerk aflevert. Dat doet hij in Achternamiddagen. Hoewel er al veel soortgelijke boeken over lezen en schrijven bestaan, laat Weijts zijn lezers regelmatig opveren. Zelfs in de oudbakken redenering (zoals de auteur overigens toegeeft) dat een schrijver het sterkst verrast als hij de lezer het gevoel geeft dat hij het zelf zo had kunnen formuleren, schrijft Weijts het zó op dat het is alsof je een schrijver het voor het eerst ziet uitleggen.
Maarten Dessing
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier