Bij de dood van de Helga M. Novak, een rebelse dichteres

Helga M. Novak © GF

Helga M. Novak is dood. De Duitse schrijfster en dichteres (°1935) overleed in Rüdersdorf nabij Berlijn, niet ver van Köpenick, waar ze in 1935 geboren werd. Haar leven was een rebels avontuur.

‘Im Schwanenhals’ (Schöffling) is de titel van het pas verschenen derde deel van Novaks autobiografie. Een ‘Schwanenhals’ is een vossenklem. De dieren die erin gevangen raken, slepen de klem met zich mee, of bijten hun eigen poot af om zich te bevrijden.

De titel alludeert op de eigen situatie van de schrijfster. In ‘Im Schwanenhals’ beschrijft Helga Novak hoe ze zich, een overtuigde communiste, als jonge vrouw van twintig jaar niet kan verzoenen met het doctrinaire en totalitaire leven in de DDR, waar ze in het zogenaamde Rode Klooster in Leipzig, jaren vijftig, journalistiek probeert te studeren. Ze raakt zelf in de klem als ze ingaat op een voorstel van de staatsveiligheid (Stasi) om een groep IJslanders, die de DDR bezoeken, te bespioneren. Maar ze bevrijdt zich uit die val door de gasten vrijwel direct op de hoogte te brengen van haar opdracht. Sindsdien is ze voor de DDR-autoriteiten méér dan suspect.

Een klomp hoop

‘Im Schwanenhals’ is een uniek document, geschreven door een impulsieve, intelligente en sensibele vrouw, die altijd bereid is om voor haar vrijheid een hoge prijs te betalen. Ze beschrijft zichzelf als een wezen dat met ‘een klomp hoop’ aan het been gekluisterd door het leven gaat. Qua toon is Novaks relaas alleen vergelijkbaar met het autobiografisch werk van haar jong gestorven tijd- en landgenote Brigitte Reimann (1933-1973), nog een rebel in de DDR, van wie het relaas ‘Ik heb nergens spijt van’ in vertaling in 1999 bij De Geus verscheen.

‘Im Schwanenhals’ is zo fascinerend omdat we geen herkauwd beeld krijgen van een schrijfster die op leven en werk terugblikt, maar een ‘real time’-zelfportret dat steunt op talloze notities, dagboekaantekeningen en documenten. Het gaat om het relaas van een jonge vrouw wier vader zelfmoord pleegde en die haar jong gestorven moeder niet heeft gekend. Ze groeit op in een gehaat pleeggezin (de stiefmoeder noemt ze Kältesophie) dat ze alleen kan ontvluchten door als jong meisje haar intrek in een internaat te nemen. Vanaf het begin is Novaks leven een strijd tegen dwang en kneveling. Daaraan is in de DDR, waarin ze opgroeit, geen gebrek. Helga Novak kleedt zich in het zwart zoals Juliette Gréco. Ze ontdekt, na Faulkner en Hemingway, het werk van Sartre en wordt existentialiste. In de ogen van de DDR-dictatuur is ze een decadente persoonlijkheid.

Doodgezwegen

Twee keer trok Helga Novak vanuit de DDR naar IJsland, een eerste keer in 1957, een tweede keer in 1966. Ze schreef gedichten, maar geen enkele van haar bundels is ooit verschenen in de DDR, het land waarvoor ze even veel liefde als haat opbracht. In de DDR werd haar werk doodgezwegen. Haar eerste bundel, ‘ostdeutsch’, verscheen in 1963 in Reykjavik.

In 1965 keerde ze naar de DDR terug. Terwijl ze in Leipzig aan het Literatuurinstituut Johannes Becher studeerde, ging ze een verhouding aangaan met de dissident Robert Havemann. Tegelijk publiceerde ze bij de West-Duitse uitgeverij Luchterhand de dichtbundel ‘Ballade von der reisenden Anna’. Geen wonder dat ze in de DDR werd weggepest. In 1966 werd ze definitief uit het land gegooid en van haar burgerrechten beroofd, lang vóór de rebelse zanger Wolf Biermann, die haar nog altijd als de grootste dichteres van Oost-Duitsland bewondert.

Opnieuw probeert Novak in IJsland, waar ze als arbeidster in een visfabriek aan de kost komt, grond onder de voeten te krijgen. Tevergeefs. Ze verlaat het eiland en leidt een zwervend bestaan. Na een verblijf in Spanje en op Sicilië vestigt ze zich in de Poolse bossen, die ze twintig jaar niet verlaat, trouw aan de enige wezens die voor haar een belofte van thuiskomst en heimat betekenen: de bomen. In tal van Novaks gedichten wordt de pijn om het afscheid gethematiseerd.

Nu is Helga M. Novak, die van zichzelf eens zei dat ze altijd op de plek stond waar de lawines neerdonderen, op kerstavond, 78 jaar, in het aan het Kalkmeer gelegen dorpje Rüdersdorf gestorven. Behalve talrijke dichtbundels en ‘Im Schwanenhals’ publiceerde ze ook de twee autobiografische bundels ‘Die Eisheiligen’ (1979) en ‘Vogel federlos’ (1982).

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content