Ambras in de verkaveling: Geert van Istendael en Kevin Absillis bekvechten over tussentaal
Vliegende reporter Michiel Leen ging luisteren naar de linguïstieke boksmatch over schoon Vlaams tussen fundi Van Istendael (Standaardnederlands moet!) versus pragmaticus Absillis (Verkavelingsvlaams mag).
Onder de noemer ‘Schoon Vlaams’ organiseerde Behoud de Begeerte gisteravond een debat tussen Geert van Istendael (zie afbeelding) en Kevin Absillis. De uitvinder van de term Verkavelingsvlaams had nog een appeltje te schillen c.q. een eitje te pellen met de taalkundige die de euvele moed had gehad te oppperen dat tussentaal in het klaslokaal geen ramp hoeft te zijn.
Het debat tussen Absilils en van Istendael heeft als concrete aanleiding het boek ‘De manke Usurpator’ waarin Absillis en zijn collega’s een lans breken voor het bestaansrecht van de informele tussentaal (of tussentalen) die te lande worden gesproken. Een idee waarmee je bij Van Istendael hoegenaamd niet moet komen aanzetten. De uitvinder van de term Verkavelingsvlaams zit er nog voor de aanvang van het debat enigszins roodaangelopen bij. Dat belooft. De aula van de Permeke-bibliotheek, bij andere gelegenheden plaats van aangenaam kabbelend debat, had vanavond net zo goed vervangen kunnen worden door een boksring, met de uit Nederland ingevlogen moderator Marc van Oosterdorp als referee, die zich met gevaar van eigen lijf en leden tussen de twee kemphanen moet gooien.
In the right-hand corner:
Van Istendael werp t zich op als een ‘patriot van het Nederlands.’ Zoals Pessoa het Portugees als een vaderland beschouwde, zo kijkt Van Istendael naar het Nederlands. Dat Nederlands is een moeilijk veroverd vaderland: de schrijver behoort nog tot een generatie die omwille van haar taal op ondubbelzinnige discriminatie stuitte. Het Standaardnederlands is niet minder dan een instrument van volksverheffing, dat er voor zorgt dat Vlaanderen zich verzekerd weet van toegang tot een groter Nederlandstalige (cultuur)geheel. Het verklaart meteen van Istendaels extreme gevoeligheid wanneer dat felbevochten Nederlands in gevaar dreigt te komen. Want het Verkavelingsvlaams, gaande het debat ook wel door elkaar gegooid met termen als tussentaal en informele omgangstaal, is in van Istendaels visie niet minder dan een bedreiging voor het Nederlands. Als patriot geef je je vaderland niet zomaar prijs, en zeker niet aan een taaltje dat, dixit van Istendael, lelijk, slap en uitdrukkingsloos is.
In the left-hand corner:
Kevin Absillis, taalkundige en literatuurwetenschapper, die samen met zijn collega’s de euvele moed heeft gehad om te suggereren dat het gebruik van de tussentaal in het klaslokaal geen doodzonde hoeft te zijn. Absillis stelt vast dat er op het terrein vooral een informele variant van het Nederlands gesproken wordt. Tegelijkertijd dreigt het emancipatorische ideaal van de standaardtaal een nieuwe discriminatie in het leven te roepen: wie deze taal niet tot in de puntjes beheerst, zou niet aan de bak komen. Absillis heeft het ook moeilijk met de manier waarop tussentaalsprekers worden afgeschilderd.
Ambras in de verkaveling
Tja, beste lezer, ik vat het maar even kort samen, want nauwelijks zijn de twee sprekers aan het publiek voorgesteld of de twee praatgasten vliegen elkaar in de haren. De Vlaamse taal is wonderzoet, maar dit gezegd zijnde, is het een mirakel dat de twee debaters van vanavond elkààr geen geweld aandoen. Algauw vliegen de argumenten sneller heen en weer dan uw dienaar ze kan noteren. Absillis wil weleens weten waarom Van Istendael per se zo argwanend staat tegenover de taal die de oud-VRT-journalist Verkavelingsvlaams heeft genoemd. Blijkt die ergernis warempel sociologisch gegrond te zijn. De verkaveling als uitwas van de ruimtelijke ordening werkte van Istendael al in de jaren ’60 op de zenuwen, net als het ‘nieuw soort volk’ dat daar woonde. Ook het taaltje dat daar volgens Van Istendael gesproken wordt, is verdacht. De Verkavelingsvlaming voelt zich te goed om een dialect te spreken, maar is te lui om fatsoenlijk Nederlands te praten. De taal is gans het (klootjes)volk, kortom.
Wanneer Absillis de verkavelingsmetafoor wil doortrekken (de stad heet de locus te zijn van de genormeerde standaardtaal, het dorp de plaats van het authentieke dialect, met de verkaveling als taalkundig niemandsland daartussenin), wordt hij net niet neergebliksemd door van Istendael. “En het Antwerps dan? Ook een dorpsdialect zeker?” Kom er maar om, in ’t Stad!
Ter afkoeling wordt even naar een filmpje gekeken, waarin acteur Johan Petit iets spreekt waarvan hijzelf waarschijnlijk vermoedt dat het Antwerps is, maar dat de talrijke Sinjoren in de zaal toch niet weet te bekoren. Voice of sanity in het hele gebeuren is VRT-taaladviseur Ruud Hendrickx: de standaardtaal dien je in zijn visie op zijn minst passief te beheersen, omdat er nu eenmaal omstandigheden zijn waarin je die nodig hebt. Dat betekent echter niet dat je die taal te allen tijde hoeft te spreken.
Witse
Niet veel later haalt Absillis aan dat gebleken is dat een poging tot Standaardnederlands het hoogst haalbare is als taal van het klaslokaal, en dat die in de meeste gevallen volstaat om onderricht te bieden. De gevreesde taalverloedering blijft volgens hem echter uit. Volgens Van Istendael is die tussentaal, of toch de vorm ervan die als standaardidioom is gaan gelden in de Vlaamse TV-fictie (het taaltje van soaps als ‘Thuis’ en ‘Witse’, of series als ‘De Smaak van de Keyzer’, die zich in Limburg afspelen maar waarin geen woord Limburgs te horen valt) een leugen: “Men moet niet doen alsof heel Vlaanderen zo spreekt. De talige realiteit is anders.’ Absillis wordt dan weer bang van de hatelijke connotaties die de tussentaal krijgt. De verkavelingsbewoner heet aangeschoten wild te zijn in de publieke opinie, de tussentaalspreker wordt gediscrimineerd, en de rabiate comments bij een recente petitie om het Nederlands in het onderwijs op te waarderen doen hem griezelen.
Schoon Vlaams
Heel de avond wordt er vrolijk op de man gespeeld. “En jij doceert literatuurwetenschap?” laat Van Istendael zich ontvallen, wanneer in de discussie over stad, verkaveling en platteland even de Vlaamse kop van Cyriel Buysse voorbijrolt. Absillis steekt dan weer niet onder stoelen of banken dat hij de overdaad aan biografische anekdotes in Van Istendaels discours een zwaktebod vindt. Moderator van Oostendorp krijgt er amper een vraag tussen gegooid.
Moeilijk een winnaar aan te duiden na anderhalf uur linguïstische bekvechterij. Misschien is het wel de Antwerpse dame uit het publiek, die haar schroom overwint om ‘in de microfoon te spreken’ en Van Istendael aanspreekt op zijn rabiate verketteren van de tussentaal. Net die tussentaal zorgde ervoor dat ze, na jaren, eindelijk ene begrijpelijk gesprek kon voeren met haar West-Vlaamse familieleden, die tot dan toe een even sappig als onverstaanbaar dialect gesproken hadden. De taal waarin ze dat doet, mag met recht en reden Schoon Vlaams genoemd worden.
Michiel Leen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier