Roel Stynen
‘Willen we een defensiebeleid op maat van de industrie?’
‘In het debat over de rol van ons leger staat de vervanging van de gevechtsvliegtuigen centraal’, schrijft Roel Stynen van Vredesactie. Hij pleit ervoor om het momentum aan te grijpen om het defensiebeleid grondig bij te sturen.
Opeenvolgende regeringen hebben het debat over de rol van ons leger voor zich uitgeschoven. Daardoor heeft België vandaag een dure krijgsmacht met verouderd materieel. De huidige regering moet beslissen over de vervanging van de F-16’s en de modernisering van de vloot. De industrie likkebaardt. Agoria, de federatie van de Belgische technologiebedrijven, hoopt dat de overheid zwaar investeert in de defensiesector: ‘Investeren in defensie zorgt voor de stabiliteit van onze economie.’ De regering heeft daar wel oren naar. ‘Samenwerken met de industrie is wat mij betreft een plicht’, aldus defensieminister Steven Vandeput (N-VA). Maar willen we een defensiebeleid op maat van de industrie?
In het debat over de rol van ons leger staat de vervanging van de gevechtsvliegtuigen centraal. Veertig gevechtsvliegtuigen zouden al snel zes miljard kosten. Daar komen nog eens enkele miljarden bij voor onderhoud en exploitatie. Geen probleem, volgens Agoria, gevechtsvliegtuigen verdienen immers zichzelf terug. De lobbyisten van de luchtvaartsector zwaaien met cijfers over terugverdieneffecten en beloven tewerkstelling.
F-16 als onverwacht succes
Die voorspellingen zijn gebaseerd op nattevingerwerk en op de vergelijking met de F-16. Maar die vergelijking mist elke grond. De Belgische luchtvaartindustrie was vanaf het begin bij de ontwikkeling en productie van de F-16 betrokken. Voor geen van de mogelijke opvolgers van de F-16 is dat nog mogelijk. De Belgische industrie is eenvoudigweg te laat om nog meer dan een paar kruimels mee te pikken, de taart is immers al verdeeld.
Bovendien was de F-16 een onverwacht succes. Er werden er ongeveer 4.500 van geproduceerd, veel meer dan aanvankelijk gedacht werd. Van zo’n productie kunnen de producten van eventuele opvolgers voor de F-16 alleen maar dromen. Omwille van krimpende budgetten, twijfels over de technologische beloftes en oplopende vertragingen gaat het aantal bestellingen van de F-35 bijvoorbeeld voortdurend naar beneden. Nederland bestelt nu 37 toestellen in plaats van de eerst geplande 85.
Het voorbeeld van onze noorderburen is ook op andere vlakken relevant. Nederland was vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van de F-35, één van de kandidaat-opvolgers en favoriet van Pieter De Crem. Dat leverde netto nauwelijks extra werkgelegenheid op, zo becijferde de Nederlandse Rekenkamer, alleen een verschuiving van arbeid. Ook de voordelen op vlak van overdracht van technologie en kennis, onmisbaar voor economische return, worden zwaar overschat. De producenten zijn vandaag veel meer geneigd hun technologische kennis voor zich te houden.
Meegesleept in verschillende oorlogen
Het debat over de toekomst van onze defensie mag niet vertrekken van de wensen van de industrie. Het is een kans om ons defensiebeleid grondig bij te sturen. Laat de kernvraag “hoe zorgen we voor veiligheid?” het uitgangspunt zijn. Antwoorden op die vraag zijn niet noodzakelijk te vinden in militaire interventie. Ons land laat zich van oorlog tot oorlog meeslepen, zonder grondig politiek debat en zonder enige evaluatie achteraf. De afgelopen jaren stuurden we gevechtsvliegtuigen naar Afghanistan, Libië, Irak. Droegen die missies bij aan de veiligheid (ter plaatse of bij ons)? Afghanistan is er op vele vlakken slechter aan toe dan vóór 2001. Zelfs de voormalige chef van het leger geeft toe dat de NAVO-missie mislukt is. Libië is vandaag, vier jaar na de NAVO-bombardementen, volgens alle definities een ‘failed state’. De Amerikaanse ambassadeur in Libië omschrijft het land als “een kruispunt voor terroristen.” Extremistische groepen als IS krijgen er steeds meer voet aan de grond, precies de vijand die we bekampen in Irak. Daar nemen Belgische F-16’s deel aan het volgende uitzichtloze militaire avontuur. We moeten er de brokken lijmen die de Amerikaanse inval en bezetting achterlieten.
Onrustwekkend
De militaire interventies van de afgelopen jaren droegen niet bij aan veiligheid en stabiliteit in die regio’s, laat staan dat ze voor veiligheid zorgen hier. Een echt veiligheidsbeleid moet binnen alle beleidsdomeinen de meest efficiënte instrumenten uitbouwen om met conflicten elders om te gaan en veiligheidsbedreigingen hier het hoofd te bieden. De middelen zijn er: jaarlijks ongeveer 2,7 miljard euro. De vraag is: hoe zetten we die in?
Dat de industrie daar haar mening over heeft, ligt voor de hand. Maar dat de regering verkondigt dat industrie en beleid hand in hand moeten gaan is op zijn zachtst gezegd onrustwekkend. Een defensiebeleid op maat van de industrie heeft niks met een degelijk veiligheidsbeleid te maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier