Wanneer is uw kans het grootst om in Vlaanderen parlementslid te worden? Als u een man bent van 44 die rechten heeft gestudeerd. Voorheen werkt u best ook voor een partij of een kabinet. U vergroot uw kans als u burgemeester of schepen bent. Als u rechts bent, dan bent u best wat ouder: bijna vijftig. Linkse kandidaten beginnen er jonger aan, rond hun veertig. Dat zeggen de statistieken, de cijfers, na de verkiezingen van 25 mei. Wie zetelt in ons nieuw Vlaams parlement, dat vandaag aan haar werkjaar begint? Wie vertegenwoordigt ons?
De Moeder van Aller Verkiezingen heeft niets veranderd aan de sociologische samenstelling van het Vlaams parlement. Er zetelt slechts één arbeider en allochtonen zijn ondervertegenwoordigd. Ook ondernemers blijven afwezig. Advocaten en juristen zijn in de meerderheid. En apparatsjiks: het is moeilijk om parlementslid te worden, als je niet eerst cabinetard of burgemeester bent geweest. Het parlement is niet en nooit een afspiegeling van de ruimere Vlaamse samenleving. Net zoals voorheen. Het professionele profiel van de parlementsleden is al decennialang quasi constant.
Mannen
57 procent van de Vlaamse parlementsleden is man. De fractie met de meeste mannen is de Open VLD, met 12 van de 19 mandatarissen of 63 procent. De meeste dames die er zetelen, zoals Ann Brusseel (foto), zijn van de strak-feministische obediëntie, en dus terecht. De N-VA volgt als mannenpartij met 60 procent. Bij de SP.A is het omgekeerd: de dames maken daar tien van de 18 parlementsleden uit.
De gemiddelde man-vrouw-verdeling ligt hoe dan ook in de lijn van de voorbije legislaturen. Sinds de wet Smet-Tobback uit 1995 en de latere quotawetten stijgt het aantal vrouwelijke parlementsleden gestaag, maar die toename lijkt te stagneren op een ruime 40 procent. De CD&V slaagt in een bovengemiddeld evenwicht: er zijn 13 dames in de 27-koppige fractie, bijna de helft. De interne vrouwenclub Vrouw&Maatschappij mag dus iets ontkurken.
Hoe rechtser hoe ouder
De jongste fractie is het Vlaams Belang met een gemiddelde leeftijd van 39. Van links naar rechts volgen Groen en SP.A met respectievelijk 40 en 41 jaar. Zonder de 77-jarige Herman De Croo is de gemiddelde liberaal ook 41 jaar jong. Een CD&V’er is gemiddeld 45 jaar. De N-VA levert de oudste parlementsleden, met een gemiddelde van 46. De mega-fractie van de Vlaams-nationalisten weegt op het gemiddelde van heel het parlement: dat is 44,3 jaar. Benevens de gedecimeerde minifractie van het Vlaams Belang kan je stellen: hoe rechtser, hoe ouder.
Het Vlaams parlement is qua fysionomie vrij onervaren. Medio veertig lijkt intuïtief een correcte leeftijd om aan het toppunt te zitten van de loopbaan maar een andere factor weegt door: de gemiddelde parlementaire carrière duurt momenteel slechts zeven jaar. Daardoor geldt voor de overgrote meerderheid die hier in juli de eed heeft afgelegd, dat na 2020 het Wetstraatleven alweer voorbij is. Zeker nu na de laatste kiesslag de statistische duur van een loopbaan nog zal inkorten.
Verveling op de achterbanken
Die onervarenheid verzwakt het parlement. Het duurt minstens een tweetal jaar alvorens de allerbeste mandatarissen het complexe spel enigszins in de vingers krijgen. De meeste anderen komen en gaan zonder enige rimpeling teweeg te brengen in de nationale politiek. Die latente irrelevantie voedt ook de machtsconcentratie bij het partijmanagement – de particratie – en de suprematie van de regeringsleden.
De meesten zullen dit huis ook verlaten zonder ooit een nationaal persmoment op de palmares. In de subjectieve belevenis beoefent men een eervol mandaat, terecht, en de naaste omgeving zal dat fier bevestigen, maar ik hoorde al bij veel onbekende parlementsleden – die men in de gehaaide Wetstraat dan soms ‘B- of C-figuren’ noemt – telkens dezelfde frustratie: stil vreet het besef dat ze eigenlijk niets te zeggen hebben. Sommigen vervallen dan in een lethargie, en doen het op het einde van de rit eigenlijk enkel nog omdat ze zich sterk identificeren met de uiterst unieke functie en de titel – en tevens de loonbrief.
The New Kid in Town
Een derde van de Vlaamse parlementsleden is nieuw in de Wetstraat. Anderen zetelden voorheen al hier of in het federale en soms Brusselse parlement. Het infuus van 25 mei met één derde nieuw bloed lijkt een mooie wissel op de generatie. Bij de N-VA zijn zelfs vier op de tien parlementsleden newbee, maar met het laatste sterke verkiezingsresultaat kon dit ook niet anders. ‘Kent u die allemaal’ vroeg VTM Nieuws voor de camera’s op de dag van de eedaflegging aan voorzitter Bart De Wever. ‘Geen moeilijke vragen stellen’ antwoordde hij.
Het is eigenlijk de SP.a die verrast: zes van haar 18 fractieleden waren voorheen nooit parlementslid. Onder de nieuwelingen is er ondermeer Jan Bertels, directeur-generaal van de overheidsdienst sociale zaken, waarvan het één en ander inhoudelijk mag verwacht worden – ‘als hij nu ook nog leert politicus te zijn’, zei een SP.A-topper. Nieuw is ook Tine Soens. Zij is samen met Francesco Vanderjeugd van Open VLD slechts 26 jaar en samen zijn zij de jongsten van dit parlement. Wat geen garantie is op succes, integendeel, eerder een toevalligheid waartoe een lijstvorming dwingt, maar Kristof Calvo van Groen (foto) heeft recent bewezen dat het ook als jongeling kan lukken.
Wijlen Innesto
De fractie van de CD&V is de output van haar vrij conservatieve lijstvorming: zowat een heruitgave van die van 2009. Van de 27 zijn er slechts vier die voor het eerst in een parlement zetelen, hetgeen ver onder het gemiddelde ligt. De meerderheid van de fractie is hier al jarenlang, en anderen zoals Peter Van Rompuy komen uit het federale parlement. Wouter Beke heeft eieren voor zijn geld gekozen in de voorbije riskante kiesslag, door in te zetten op zekerheden: oudgedienden, lokaal sterke figuren ook. Een nieuwe generatie accelereren, en in haar zog de filosofie en christendemocratie 2.0 van Innesto, zal door de CD&V pas in 2019 kunnen gebeuren. Tegen dan waarschijnlijk electoraal accuut, noodgedwongen, om na de steden ook niet de minus-zestigjarigen te verliezen.
Welk diploma?
64 procent van de parlementsleden heeft een universitair diploma. Bijna de helft daarvan studeerde rechten. De SP.a is de grootste leverancier, met tien juristen onder haar 18 fractieleden. De N-VA heeft als jonge, winnende partij – en dus gezegend met een makkelijke lijstvorming – dat cliché kunnen vermijden: slechts 8 juristen. De VLD levert dan weer de meeste advocaten – dat strookt lokaal ook met het volkse liberale profiel.
Maar belangrijk: het globale aandeel van één derde juristen is bijna constant sinds de eerste wereldoorlog. Juristen zijn het ‘meubilair’ van elk parlement. Ook al heeft het diploma ondertussen veel status verloren: wie reeds jong geïnteresseerd is in politiek, kiest toch nog die studierichting.
Het parlement telt slechts één arbeider: N-VA-er Bart Nevens, schepen in Kortenberg. Ik heb hem even opgebeld, want dit is uniek: ‘Ik werkte tot voor mijn verkiezing inderdaad als arbeider, als technicus. Ik werkte met mijn handen. Nu kies ik voltijds voor de politiek.’ De krant Het Laatste Nieuws titelde daags na de verkiezingen van 25 mei op haar regionale pagina: ‘Het gaat hard voor Bart.’ Sinds 1960 neemt het aantal arbeiders gestaag af, en parallel daarmee trouwens de score van de socialisten. Een andere ondervertegenwoordigde beroepsgroep is wat we de ‘ondernemers’ noemen: managers, zelfstandigen, zakenlui. Er bestaat in de Wetstraat ook de idee dat het parlement veel leerkrachten telt, maar dat is nergens op gebaseerd: slechts 8 van de 124 staat voor de klas, waarvan 5 met een N-VA-lidkaart.
De gemeenteraad
In de Wetstraat wordt het Vlaams parlement soms smalend ‘de gemeenteraad’ genoemd, wegens het ambtelijk, braaf en (zelfs volgens voorzitter Jan Peumans) vaak ‘luie sfeertje’. Het gaat dan ook over de vele burgemeesters die er zetelen, die louter ten dienste van hun lokale besognes zouden staan. 23 Vlaamse parlementsleden zijn burgemeester; dat is 18 procent. Die burgemeesters worden vooral geleverd door de partij CD&V: negen van haar 27 fractieleden, of een derde. Groen en het Vlaams Belang leveren er geen. De 43-koppige fractie van de N-VA telt vijf burgervaders, of amper 12 procent. Als je de schepenen meetelt dan spant de CD&V ook de kroon met maar liefst 62 procent van de parlementsleden dat een lokaal uitvoerend mandataris is. Het blijft de partij van de lokale verankering.
Cabinetards
Eerst het engagement, dan het parlement: een derde van de verkozenen heeft recent gewerkt voor een kabinet, de partij of de parlementaire fractie. Apparatsjiks zijn er vooral bij de CD&V: 44 procent komt niet zomaar tevoorschijn in het parlement. 10 van haar 27 volksvertegenwoordigers waren de voorbije tien jaar eerst cabinetard, anderen leerden dit huis al kennen als parlementair medewerker. De Open VLD blijft consequent de partij van het atomaire individu: slechts twee van de 19 parlementsleden heeft een recent kabinetsverleden, met Jo De Ro en ex-kabinetchef, nu voorzitter, Gwendolyn Rutten. Bart Tommelein en Bart Somers werkten ook ooit als woordvoerder voor een kabinet, maar dat valt buiten de categorie ‘recent’, vermits dat pakweg meer dan tien jaar geleden is. Ziedaar dus de partij van de burger, en niet die van een middenveldorganisatie: ook hun huidige kabinetten worden nauwelijks gevoed door een zuil.
Ook de absolute nieuwelingen hebben in één op de drie gevallen eerst meegedraaid in de partij. De nieuwe generatie bevestigt dus het bestaand gemiddeld profiel. Dat ligt in de lijn van de geschiedenis, tenzij het zou stagneren: federaal stijgt het aandeel van partij- en kabinetsmedewerkers in het parlement al sinds 1945 van tien tot bijna veertig procent, een gevolg van onder meer de middelen die partijen en kabinetten krijgen sinds de jaren zestig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier