Bart Buysse
‘We moeten langer werken om onze pensioenen te kunnen blijven betalen, maar hoe doen we dat?’
‘De discussie over ‘werkbaar werk’ is voor ons te beperkt’, schrijft Bart Buysse van het VBO. ‘Nu wordt ten onrechte de indruk gewekt dat het werk momenteel niet werkbaar zou zijn in België.’
De voorbije decennia is onze samenleving drastisch veranderd. Mensen studeren en leven langer, maar het aantal gewerkte jaren is gedaald. De pensioenen financieren, blijkt daardoor geen evidente opdracht te zijn. Waar vroeger vier werknemers bijdroegen voor één pensioen in privésector, zullen dit er in 2060 nog maar 1,7 zijn. Terwijl de gemiddelde levensverwachting jaarlijks stijgt (tot 80,47 jaar in 2015), blijft de gemiddelde pensioenleeftijd constant op nauwelijks 60 jaar. We moeten dus langer werken om onze pensioenen te kunnen blijven betalen, maar hoe? Ik geef u graag enkele recepten om over na te denken.
Als Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) zijn we een van de voortrekkers in het debat omtrent wendbaar en werkbaar werk. Het begrip ‘werkbaar werk’ is voor ons echter te beperkt. Het wekt immers ten onrechte de indruk dat het werk momenteel niet werkbaar zou zijn in België. Cijfers van de OESO, Eurostat en Eurofound bewijzen het tegendeel: we behoren top de top van Europa zowel wat de arbeidskwaliteit, jobtevredenheid als de balans werk-leven betreft.
‘We moeten langer werken om onze pensioenen te kunnen blijven betalen, maar hoe doen we dat?’
Maar om werkbaar werk te kunnen aanbieden, moet er eerst en vooral werk zijn. We blijven daarom inzetten op competitieve en wendbare ondernemingen. Bedrijven zijn immers de motor van onze welvaart, van groei, van jobs en koopkracht. Maar bedrijven bestaan ook uit mensen. Ook hen moeten we in staat stellen om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden, kansen bieden en inzetbaar houden. We moeten dan ook inzetten op wendbare werknemers en wendbare, duurzame loopbanen.
Drie pijlers
Wij pleiten in de eerste plaats voor een moderne arbeidsorganisatie en een modern arbeidsrecht, zonder allesomvattende wetten die regels willen opleggen boven de hoofden van de bedrijven en sectoren heen. Onze arbeidswetgeving is immers niet meer aangepast aan de huidige arbeidsvormen en -noden. Om zich aan te passen aan de snelle veranderingen, moet er dringend meer ruimte zijn voor maatwerk, versoepeling en vereenvoudiging en dus voor gepaste oplossingen op de bedrijfsvloer. Daarin speelt HR een centrale rol.
We denken onder meer aan de automatische annualisering van de arbeidstijd, de verruiming van het plus minusconto – een spreiding van de arbeidsduur over meerdere jaren – dat nu enkel in de automobielsector bestaat en dat gecombineerd zou kunnen worden met een systeem van tijdsparen, een regime van opting-out dat sectoren en bedrijven moet toelaten om via overleg af te wijken van de bestaande regelgeving inzake bv. arbeidstijden, terbeschikkingstelling van werknemers, loonvorming (barema’s…) enz.
Daarnaast moeten we de duurzame inzetbaarheid bevorderen. Dit kan door maatregelen die gericht zijn op het stimuleren van werknemers om met passie en veerkracht aan de slag te blijven. ‘Levenslang leren’ en flexizekerheid zijn hiervan een essentieel onderdeel: van job- naar werkzekerheid. Maar ook de loopbaanrekening kan een middel zijn: een individuele rekening met meeneembare rechten, die door de werknemer worden opgebouwd. Hij kan zo zelf meer en beter keuzes maken en is ook zelf verantwoordelijk voor die keuzes. En wie meer impact heeft op zijn werk, zijn loopbaan en inzetbaarheid, is ook langer gemotiveerd. Dit biedt enige transparantie, nieuwe mogelijkheden, en kan ook leiden tot een integratie en vereenvoudiging van bestaande stelsels rond bijvoorbeeld vorming en verloven.
Uiteindelijk vergt de sterk wijzigende werkcontext dat we ook het ‘nieuwe werken’ mogelijk maken. We werken anders dan decennia geleden, maar ons arbeidsrecht is niet mee geëvolueerd. Zo moet er een kader gecreëerd worden voor het tijd- en plaatsonafhankelijk werken, moeten we ‘arbeid’ met andere criteria dan arbeidstijd kunnen bepalen en meten. Ook het werken met meer autonomie, zelfsturende teams in een stimulerende arbeidsomgeving, een meer coachende rol voor de leidinggevenden en nieuwe samenwerkingsvormen, helpen de toekomst goed gewapend tegemoet te gaan. En daar is nood aan!
In de noodzakelijke regelgevende aanpassingen bieden we best voldoende ruimte voor innovatie en creativiteit op de bedrijfsvloer. Het scheppen van een kader voor experimenten rond langer werken, inzetbaarheid en loopbaansparen, arbeidsorganisatie, nieuwe arbeids- en samenwerkingsvormen, loonvorming, meer en beter maatwerk zou daarin een belangrijke stap voorwaarts zijn. Laten we daarbij voldoende ambitieus en toekomstgericht denken, zodat we onze arbeidswetgeving binnen enkele jaren niet opnieuw moeten aanpassen.
De bedrijven kunnen in dit debat een grote rol spelen, maar we kunnen dit niet alleen. Het debat over wendbaar en werkbaar is per definitie een debat waarin overheid, werkgevers en werknemers samen aan de kar moeten trekken. In het VBO vindt men alvast een betrouwbare partner om meer mensen langer aan wendbaar en werkbaar werk te helpen, om samen onze economie, arbeidsmarkt en sociale zekerheid gezond te houden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier