De regering Michel I noemt zichzelf graag de ‘Zweedse regering’: Zweden ademt een wensdroom uit. Toch stemt een groot deel van Vlaanderen tegen de fundamenten ervan, schrijft politiek journalist Jan De Meulemeester.
Zweden is ons nieuwe gidsland niet. Politici van de Vlaamse en federale meerderheid verwijzen er graag naar als een democratie die het beste van beide werelden verenigt: de egalitaire naoorlogse verzorgingstaat die recent door een centrumrechts kabinet succesvol werd gesaneerd en waar nodig geprivatiseerd. Maar na acht jaar liberaal beleid is er een Zweedse retour au coeur: de socialisten zijn opnieuw aan de macht. Nog voor de vruchten van de besparingen rijp waren voor de pluk, voelde de Zweedse middenklasse zich gebruuskeerd door een voor haar ongeziene toename van de ongelijkheid. Partijen konden de kiezer zelfs tegemoet treden met de belofte de belastingen te… verhogen. En de eersten die er nu zullen inleveren, zijn de rijken.
Mijn broer is een immigrant: sinds 2006 woont en werkt hij als ingenieur in Zweden. Hij heeft ondertussen een Zweeds gezin en is helemaal ver-Zweedst: hij verleert het Nederlands en de nationale sport, het fiskande of vissen, is zijn voornaamste hobby geworden. De Zweedse link in de familie levert tijdens onze wederzijdse bezoeken boeiende gesprekken op over de politiek in beide landen. En zeker sinds de formatie van de Belgische federale regering: die noemt zichzelf graag de Zweedse coalitie, niet enkel omwille van de blauw-gele coalitiekleuren in de Zweedse vlag, maar ook omdat het land Zweden in de Vlaamse perceptie een zeer positieve connotatie geniet: een welvarende natie, qua bevolking dezelfde grootteorde, met een nastrevenswaardig economisch model, zoals in verre tijden ooit Nederland een gidsland mocht zijn. We willen onszelf beschouwen als een potentieel klein Zweden aan de Noordzee.
Het Latijnse Vlaanderen
Vanuit Zweeds oogpunt is de Vlaamse samenleving echter veel meer Latijns, zuiders en archaïsch dan we zelf graag geloven. Vlaamse politici schetsen ijverig het contrast met Wallonië, dat als francofone regio zou aansluiten bij de mentaliteit van Zuid-Europa, terwijl de grondstroom in Vlaanderen zich vanzelf een weg zou vinden richting het moderne, efficiënte en hardwerkende noordwesten van Europa. Als dat dan al zo zou zijn, dan hebben Vlamingen nog een bijzonder lange weg af te leggen.
Want er zit meer van de gecontesteerde Waal, Spanjaard of Italiaan in ons, dan we zelf denken. Een Zweed herkent beneden de Moerdijk meteen een archetypische zuiderling, die zich dan Vlaming noemt maar in het leven staat met de spreekwoordelijke ‘Franse slag.’ Dat gaat dan over alle niveaus van het samenleven, zoals op microniveau onze Vlaamse eet- en lunchcultuur, het zeer liberale alcoholgebruik en het voor noorderlingen extreem chaotisch en onverantwoord rijgedrag met de wagen. Een seksueel lichtjes getinte opmerking ten aanzien van een collega heet bij ons vaak nog goedbedoeld te zijn, in Zweden vinden ze dat ondubbelzinnig stuitend. Ook ons economisch apparaat is naar Zweedse normen vrij ouderwets. Twee voorbeelden illustreren dat en hebben grote maatschappelijke en politieke effecten: onze relatief klassieke man-vrouw-verhoudingen en onze typisch zuiderse, zeer hiërarchische bedrijfscultuur.
Gendergelijkheid is welvaart
Reeds in de jaren zeventig voerde de Zweedse overheid een campagne met affiches waarop populaire sportmannen in ontblote torso hun pasgeboren kind op de gespierde armen droegen. Niet alleen om het ouderschapsverlof te promoten, maar vooral om er voor te zorgen dat ook vaders de zorgtaak op zich zouden nemen. Voor mannen is er tien dagen geboorteverlof, twee ‘papamaanden’ en dan nog eens twaalf maanden ouderschapsverlof, te delen met de moeder. Mannen moeten verplicht zestig dagen opnemen en een genderbonus stimuleert koppels om het verlof gelijk te verdelen. Noot: bij ons nemen mannen slechts 24 procent op van het ouderschapsverlof.
Dergelijke emanciperende maatregelen hebben een groot langetermijneffect op macro-economische schaal. Sociale normen zijn veranderd, waardoor het – ook in zeer concurrentiële omgevingen – als man not done is om dat ouderschapsverlof niet op te nemen. Kinderen moeten er ‘bevaderd’ worden en je bent geen ‘echte man’ als je onvoldoende bij de kinderen bent. De genderongelijkheid op de Zweedse arbeidsmarkt is ondertussen veel kleiner dan bij ons. Er zijn bijna evenveel vrouwen als mannen aan de slag en de loonkloof is kleiner. Globaal zijn zo ook meer Zweden langer aan het werk en minder vrouwen belanden onder de armoedegrens.
De vakbond regeert het land
Tweede voorbeeld: in de egalitaire samenleving die Zweden sinds de tweede wereldoorlog is, blijkt de verhouding tussen werknemers en werkgevers veel minder archaïsch en gepolariseerd dan bij ons. Dat begint op bedrijfsniveau, waar een gedecentraliseerd besluitvormingsproces heerst. Een order van de patron, dat van boven naar beneden alle gelederen passeert, werkt daar niet. ‘Als er geen meeting geweest is, bestaat een beslissing niet. Per mail kan je geen orders sturen’ vertelde een Zweedse manager, ‘want ook de kuisvrouw moet ook haar gedacht gezegd hebben.’ Beslissingen worden daardoor traag genomen, maar blijken wel breed gedragen, enthousiasmerend en effectief. De loonverschillen tussen management en personeel zijn bij de kleinsten van de wereld. Werkgevers worden afgerekend op stressklachten van werknemers: een baas die dat niet voorkomt, is een baas die zijn bedrijf verkeerd organiseert. Het devies is: a happy employee is a productive employee. Dat rentmeesterschap vertaalt zich op alle echelons; het is een moreel leiderschap.
Op macroniveau is er een stevig verankerde consensuspolitiek tussen arbeid en kapitaal. Werkgevers bij ons verwijzen graag naar de Zweedse vakbond die mee de grondige pensioensanering heeft uitgewerkt. Maar evenzeer staat het patronaat er minder ver van de bonden. Er zijn nauwelijks stakingsdagen omdat een staking in de eerste plaats betekent dat de betrokken bedrijfsleider of politicus gefaald heeft. In Zweden is er geen Voka die syndicaten ‘Fremdkörper’ noemt. Een sociale partner Karel Van Eetvelt die net voor een nationale betoging zelfs ons palliatief tijdskrediet veroordeelt, is in Zweden ongezien. De huidige Zweedse premier zat trouwens nooit in het parlement: tot net voor zijn partijvoorzitterschap van de SAP (Sveriges Socialdemokraternas Arbetareparti) was hij de baas van IF Metall, de vakbond voor industriearbeiders. Alsof ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw hier premier zou worden: onaanvaardbaar voor werkgevend Vlaanderen.
En zo is er een paradox: de door syndicaten gedomineerde welvaartstaat en een opgelegde gendergelijkheid beschouwen we wat betreft Zweden als een moderne, nastrevenswaardige verworvenheid. Het geniet een zekere objectieve status, dat van de wensdroom. Maar des binnenlands spreekt een groot deel van de Vlamingen zich tijdens de verkiezingen uit tegen deze Zweedse fundamenten. Dwingende quota voor vrouwen in bestuursorganen worden door de meeste Belgische partijen afgedaan als een al te links idee. De nieuwe Zweedse regeringsploeg telt 12 mannen en 12 vrouwen, en die ploeg heeft nu beslist dat tegen 2016 in de raden van bestuur van bedrijven 40 procent vrouwen moeten zetelen.
Zweden willen opnieuw meer belastingen
Echte Scandinaviërs verbazen zich over onze politieke vergelijking van de Brusselse Wetstraat met hun Riksdag in Stockholm. Niet alleen omwille van onze zeer on-Zweedse stijl, maar eens te meer omdat de Zweedse centrumrechtse coalitie in september zwaar werd afgestraft. De sociaal-democraten, die na acht jaar oppositie de handen in onschuld konden wassen, ging geweldig tekeer: de sociale ongelijkheid is gestegen, Zweedse jongeren halen de slechtste schoolresultaten ooit, de privatisering in de zorg heeft tot spectaculaire schandalen geleid, de relatieve armoede is toegenomen en interculturele spanningen hebben geleid tot gewelddadige rellen. Een sociaaleconomische sanering moest voor nieuwe banen zorgen, maar er zijn helemaal geen jobs bijgekomen.
Het liep zodanig uit de hand dat in het Zweedse publieke debat veel stemmen opgingen om het overheidsbeslag weer te vergroten. Zelfs rechtse politici beloofden om de belastingen te verhogen. Zowel de minister van Financiën als de minister van Werk hebben toegegeven dat hun arbeidsmarktbeleid mislukt is. En zo was het na acht jaar centrumrechts al voor de verkiezingen een certitude dat de liberalen van premier FredrikReinfeldt de oppositie zouden ingaan.
Het is nu wachten op midden december, wanneer de nieuwe regering van sociaaldemocraten en groenen haar begroting zal presenteren. De coalitie van Stefan Löfven wil bijna 3 miljard euro extra investeren in onderwijs, infrastructuur, zorg en klimaat. De uitkeringen voor werklozen en gepensioneerden moeten omhoog, samen met een verhoging van de personenbelasting voor de hogere loonschalen. Voor kinderen moeten medicijnen gratis zijn. Of het hele pakketje er doorkomt valt nog af te wachten: de regering Löfven is een minderheidskabinet, hetgeen gebruikelijk is in Zweden, maar heeft gedoogsteun nodig van de landelijke, nationalistische Sverigedemokraterna.
Utopie
In zijn boek ‘Fishing in Utopia, Sweden and the Future that Disappeared’ schrijft de Engels-Zweedse journalist Andrew Brown over het Zweden van de jaren zeventig en dat van nu. Hij groeide er als kind op, trouwde er, verhuisde naar Groot-Brittanië en keerde nu terug. Het land van de jaren zeventig was meer egalitair dan vandaag, met minder criminaliteit en armoede, schrijft Brown, maar tegelijk zeer conformistisch, restrictief en gesloten. Hij mijmert over de tijd dat de eerste minister de bescheiden façon de vivre had ‘van een schoolmeester.‘ Zweden heeft ook haar grenzen opengezet voor economische mondialisering, en de Angelsaksische meritocratie stuit de klassieke brave Zweed tegen de borst. Het land is uit haar naïeve isolement getreden, en kijkt daar tegelijk nostalgisch naar terug. De nieuwe regering deint op die heimwee.
De liberale legislatuur pakte de overdreven hyperregulering en verstaatsing van de economie aan, maar na acht jaar heeft de Zweedse kiezer het gehad met die kracht van de verandering. Het centrumlinkse alternatief verzamelde gestaag munitie, zoals breed uitgesmeerde schandalen in de media over private scholen en rusthuizen: een keten van kleuterklasjes gaf kinderen enkel crackers te eten, om kosten te drukken. Rusthuizen wogen volle luiers, vooraleer ze te vervangen. Werkgevers kregen fiscale cadeaus om jongeren aan de slag te krijgen: het creëerde niet de beoogde 5000 banen, maar slechts 85. Een meisje getuigde hoe ze gewoon dezelfde uitzendjob deed, maar dan tegen een gehalveerd brutoloon. De privatisering heeft de treinen niet beter doen rijden, er kwamen meer privéapotheken maar de medicijnen werden duurder, de OESO buisde de schoolresultaten van Zweedse studenten en in het klassement van landen met de hoogste gelijkheid kelderde Zweden van de eerste naar de veertiende plaats.
Meer gelijkheid
Dat laatste, de toegenomen ongelijkheid, veroorzaakte in Zweden een retour au coeur. Er is geen verslechtering van de levensstandaard van de bevolking, maar sommigen zijn er meer op vooruitgegaan dan anderen. De belastinghervorming was nodig om de werkloosheidsval te verkleinen, maar het heeft ook de relatieve armoede vergroot. De liberalisering haalde Zweden weg van de haar vertrouwde Derde Weg, terwijl het land de geschiedenis verder wil ingaan als de meest egalitaire, welvarende democratie van de wereld. De nieuwe coalitie zal daarom de kloof tussen rijk en arm moeten verkleinen, met als een van de eerste maatregelen een hogere taxatie van grootverdieners.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier