Tientallen oorlogsmisdadigers lopen rond in België, maar we weten niet waar ze zijn

Sinds 2011 kregen 188 asielzoekers het 1F-label. Ze hebben gevochten in legers die onmenselijke praktijken uitvoerden, waren betrokken bij genocides of bij gewapend geweld tussen terreurgroepen. © iStock

Vluchtelingen die medeplichtig zijn aan oorlogsmisdaden of misdaden tegen de mensheid hebben geen recht op asiel. Elk jaar weigert België meer dan 30 vermoedelijke daders een vluchtelingenstatus. Maar eenmaal uitgesloten verdwijnen ze in de illegaliteit en verliest de overheid elk spoor.

‘U verklaart uit Afghanistan afkomstig te zijn, uit de stad Kabul.’

– ‘Inderdaad.’

‘U woonde bij uw ouders, samen met uw drie broers en drie zussen.’

– ‘Klopt.’

‘In de zomer van 1995 vielen leden van de moedjahedien uw huis binnen. Ze wilden wraak omdat uw schoonzus aan hen kon ontsnappen.’

– ‘Ja.’

‘Bij die vechtpartij werden uw twee broers en uw vader vermoord.’

– ‘Klopt.’

‘Enkele dagen later organiseerde u een vergeldingsactie. Daarbij kwamen twee leden van de moedjahedien om.’

– ‘Correct.’

‘Op basis van uw verklaringen en artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag wordt u uitgesloten van de vluchtelingenstatus.’ (*)

Drieëntwintig jaar geleden is het ondertussen, en nog altijd ziet Omar (**) elke nacht de beelden voor zijn ogen. De gewapende mannen die zijn ouderlijke huis binnenvallen. Zijn vader die koelbloedig neergeschoten wordt. Zijn broers die levenloos naast hem op de grond liggen. Hoe hij enkele dagen later in een blinde razernij naar de uitvalsbasis van de militie trekt om wraak te nemen. De paniek wanneer hij beseft dat twee leden van de moedjahedien zijn omgekomen.

Halsoverkop besluit Omar te vluchten. Met zijn vrouw en hun vijf kinderen trekt hij naar Europa, op zoek naar een veilige toekomst. Maar in België neemt het internationale asielrecht Omar in een wurggreep: hij wordt uitgesloten van de vluchtelingenstatus op basis van artikel 1F. Zijn gezin mag in België blijven, maar zelf krijgt Omar geen asiel.

Wie vlucht voor oorlog of geweld heeft recht op internationale bescherming. Dat is het uitgangspunt van het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties, sinds 1951 de juridische basis waarop elk nationaal asielbeleid gebaseerd is. Maar wat als die vluchteling medeplichtig is aan genocide, foltering, terreurdaden of moord in het land van herkomst?

‘Daders mogen niet dezelfde bescherming krijgen als hun slachtoffers’, legt Maarten Bolhuis, criminoloog aan de Vrije Universiteit Amsterdam, uit. ‘Daarom werd artikel 1F in het leven geroepen. Wie zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdrijven of ernstige misdaden tegen de mensheid heeft geen recht op asiel, ook al is er een gegronde vrees voor vervolging.’

In 2017 sloot België op die manier 32 asielzoekers uit van de vluchtelingenstatus. Sinds 2011 kregen 188 asielzoekers het 1F-label. Het gaat om mensen van heel diverse afkomst. De landen waaruit de meeste 1F’ers komen zijn Rusland, Afghanistan, Albanië, Rwanda en Burundi. Ze hebben gewerkt voor dubieuze regimes, gevochten in legers die onmenselijke praktijken uitvoerden, waren betrokken bij genocides of bij gewapend geweld tussen terreurgroepen. Omar is een van hen. Omdat hij verdacht wordt van twee moorden werd hij uitgesloten van het recht op internationale bescherming.

Ernstige vermoedens volstaan

De imposante WTC-torens aan het Brusselse Noordstation zijn de eerste halte voor elke asielzoeker die in België aankomt. Op de eerste zeventien verdiepingen houdt de Dienst Vreemdelingenzaken kantoor, daarboven huist het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. De protection officers die er werken, proberen elke dag in te schatten of asielzoekers recht hebben op bescherming of niet. ‘Daarbij speelt het getuigenis van de asielzoeker een belangrijke rol’, zegt commissaris-generaal Dirk Van den Bulck. ‘Op basis van het persoonlijke vluchtverhaal proberen we in te schatten of iemand gevaar loopt. En in het geval van potentiële 1F’ers of iemand betrokken is bij ernstige misdaden.’

Militairen die hoge functies hadden in Irak zijn klaar voor de georganiseerde misdaad. Je beslist als staat om hen geen statuut te geven én niet te vervolgen. Dan vraag je hen bijna om criminele feiten te plegen

Ruben Wissing, doctoraal onderzoeker Vluchtelingenrecht (UGent)

Omdat het asielrecht niet onder het strafrecht valt, kan het Commissariaat-Generaal mensen uitsluiten op basis van ernstige vermoedens. De bewijslast ligt lager dan in een strafrechtelijke procedure, en ook het vermoeden van onschuld is niet van toepassing. ‘Eigenlijk klopt dat niet’, vindt juridisch expert Ruben Wissing, doctoraal onderzoeker Vluchtelingenrecht (UGent). Wissing pleit voor een strafrechtelijke vervolging van 1F’ers op basis van internationale bevoegdheid. ‘Een 1F-uitsluiting heeft verregaande gevolgen. Dan is het belangrijk om genoeg juridische garanties in te bouwen, zodat mensen alleen veroordeeld worden als het onomstotelijk vaststaat dat ze een ernstig misdrijf hebben begaan. En als een criminele asielzoeker zijn straf heeft uitgezeten, moet hij aanspraak kunnen maken op regularisatie.’

Nu komen asielzoekers met een 1F-status in een onmogelijke paradox terecht: ze mogen niet in België blijven, maar ze kunnen ook niet teruggestuurd worden naar het land van herkomst. ‘We sluiten iemand pas uit van de vluchtelingenstatus als we zeer ernstige vermoedens hebben dat die asielzoeker misdaden tegen de mensheid heeft gepleegd’, benadrukt Van den Bulck. ‘Maar we weten ook dat net deze mensen een reëel risico lopen om gefolterd of vermoord te worden als ze terugkeren naar hun land.’

Van de radar verdwenen

Het is een moeilijke afweging: alle 1F’ers hebben een gegronde vrees voor vervolging in hun land van herkomst. Ze hebben dus nood aan internationale bescherming, maar krijgen die niet vanwege de feiten die ze hebben gepleegd. ‘Dat zorgt voor dilemma’s’, geeft Van den Bulck toe. ‘Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens laat niet toe om uitgesloten asielzoekers terug te sturen naar hun eigen land, maar ze krijgen ook geen verblijfsvergunning in België. Mensen dreigen tussen wal en schip te vallen.’

En daar zit de kern van het probleem, vindt Ruben Wissing. ‘Artikel 1F dwingt mensen in een juridisch limbo dat voor niemand bevorderlijk is. De impact op het persoonlijke leven van de 1F’ers is enorm, maar we mogen ook het potentiële gevaar voor de samenleving niet onderschatten.’

Doordat 1F’ers buiten het asielbeleid vallen, kunnen ze geen aanspraak maken op huisvesting of sociale bijstand. Maar dat betekent ook dat elk spoor van hen verdwijnt. ‘We zijn enorm gefocust op terroristen die zouden meekomen met de vluchtelingenstroom’, zegt Wissing. ‘Maar ondertussen negeren we dat er in Europa al tientallen jaren honderden, misschien zelfs duizenden oorlogsmisdadigers rondlopen. We kennen hun profiel, en toch laten we ze van de radar verdwijnen.’

Sinds 2011 kregen 188 asielzoekers het 1F-label. Ze hebben gevochten in legers die onmenselijke praktijken uitvoerden, waren betrokken bij genocides of bij gewapend geweld tussen terreurgroepen.
Sinds 2011 kregen 188 asielzoekers het 1F-label. Ze hebben gevochten in legers die onmenselijke praktijken uitvoerden, waren betrokken bij genocides of bij gewapend geweld tussen terreurgroepen.

Als advocaat heeft Wissing verscheidene asielzoekers met een 1F-status begeleid. ‘Militairen die hoge functies hadden onder het Ba’ath-regime in Irak, bijvoorbeeld. Zij zijn klaar voor de georganiseerde misdaad. Het is gewoon perfect: zo’n folteraar van Saddam Hoessein, die niet verwijderbaar is van het grondgebied, hier geen verblijf krijgt en niet op een legale manier aan inkomsten kan komen. Het zijn mensen van wie je vermoedt dat ze een crimineel verleden hebben, en je beslist als staat om hen geen statuut te geven en hen ook niet strafrechtelijk te vervolgen. Dan vraag je hen bijna om criminele feiten te plegen.’

Het klinkt verontrustend, dat oorlogsmisdadigers van de radar verdwijnen zodra ze uitgesloten zijn van het recht op asiel. Maar klopt het ook? ‘Ik heb geen idee waar asielzoekers met een 1F-status terechtkomen nadat de beslissing gevallen is’, zegt commissaris-generaal Van den Bulck. ‘Voor ons stopt de procedure bij het nemen van de beslissing. Daarna volgen wij hen niet verder op. Wat er daarna met uitgesloten asielzoekers gebeurt, moet u aan de Dienst Vreemdelingenzaken vragen. Dat is zijn bevoegdheid.’

Wanneer we bij de Dienst Vreemdelingenzaken navraag doen naar het beleid rond criminele asielzoekers, weten ze eerst niet waar we het over hebben. ‘Daarvoor moet u bij het Commissariaat-Generaal zijn’, geeft een medewerker aan. ‘Wij doen geen uitspraak over het recht op bescherming.’ Pas na meerdere e-mails en telefoons kunnen we spreken met woordvoerder Geert De Vulder. ‘We weten niet wat er met 1F’ers gebeurt’, aldus De Vulder. ‘Ze krijgen het bevel om het grondgebied te verlaten. Als ze daar geen gehoor aan geven, verdwijnen ze in de illegaliteit. Daarna volgen we hen niet verder op. Dat doen we met andere illegalen ook niet.’

Van monteur tot misdadiger

Niemand lijkt te weten waar uitgesloten criminelen belanden als hun asielprocedure afgelopen is. Volgens de Dienst Vreemdelingenzaken volgen de inlichtingendiensten ‘slechts een heel beperkt aantal specifieke gevallen op, die een duidelijk gevaar betekenen voor de nationale veiligheid’. Staatsveiligheid wil niet in detail ingaan op de vraag welke asielzoekers al dan niet gevolgd worden. Ook de federale politie geeft aan dat 1F’ers niet standaard bij haar geregistreerd staan. Maar waar komen ze dan terecht? Wie zijn die oorlogsmisdadigers die in de marge van de maatschappij leven?

Wij verdiepten ons in de dossiers van uitgesloten asielzoekers die de 1F-beslissing aanvechten bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Belden met advocaten, rechters en mensenrechtenorganisaties. En kwamen uiteindelijk terecht bij Farid (**). Hij komt uit Irak en zou voor de veiligheidsdienst van Saddam Hoessein hebben gewerkt. In zijn dossier staat dat hij betrokken was bij het vervolgen en martelen van deserteurs. Maar volgens Farid heeft hij nooit voor het regime van Hoessein gewerkt, en vertelde hij dat verhaal alleen maar omdat zijn smokkelaar hem dat aangeraden had toen hij in België aankwam. ‘Ik zou snel asiel kunnen krijgen, vertelde hij me. Iedereen die bij de veiligheidsdiensten had gewerkt, kreeg asiel. Maar eigenlijk heb ik altijd als automonteur gewerkt.’

We zijn enorm gefocust op terroristen die zouden meekomen met de vluchtelingenstroom. Maar ondertussen lopen er in Europa honderden oorlogsmisdadigers rond

Ruben Wissing, doctoraal onderzoeker Vluchtelingenrecht (UGent)

Farid woont ondertussen veertien jaar in België. ‘Ik probeer hier echt iets bij te dragen. Ik wil niet op kosten van de maatschappij leven.’ Hij schuift een stapel enveloppen onze kant op. Een jaar aan loonfiches en belastingaangiftes. Ze tonen hoe kafkaiaans Europa in elkaar zit: privacywetgevingen en asielbeleid sluiten zo slecht op elkaar aan dat dezelfde overheid die Farid uitsluit van elke vorm van recht in België ook maandelijks belastingen int op het werk dat hij illegaal verricht. Farids werkgever weet niet dat hij geen papieren heeft. Zo lukt het hem zijn gezin te onderhouden. ‘Ik werk hier en betaal elke maand belastingen. Mijn dochter is hier geboren. Ze spreekt beter Nederlands dan Arabisch en weet nauwelijks waar Irak ligt.’ Voor zichzelf ziet Farid geen uitweg meer. De enige reden dat hij asielaanvraag na asielaanvraag indient, is de toekomst van zijn dochter. Maar de enveloppen die terugkeren van het Commissariaat-Generaal maakt Farid zelfs niet meer open. ‘Ik weet wat erin staat: dat ik eerst iets anders verteld heb en dat ik daardoor geen asiel kan krijgen. Negatief. Negatief. Negatief. Maar wat moet ik dan doen? Hoe kan ik bewijzen dat ik iets níét gedaan heb?’

Farids dochter Yasmin (**) zit er stil bij. Ze is geconcentreerd aan het tekenen. ‘Kom, ga maar buiten spelen’, zegt Farid. Hij wil niet dat ze ons hele gesprek hoort. ‘Nu ze ouder wordt, begrijpt ze dat ze anders is dan de andere kinderen. Straks is het zomervakantie, en alle kinderen uit haar klas gaan op reis. Alleen zij niet. Ze weet heel goed dat ze geen identiteitskaart heeft. Vorige zomer wilde ik haar op kamp laten meegaan, maar dat kon niet.’

Geen identiteitskaart hebben, heeft verregaande gevolgen. Je mag niet werken, maar ook geen lessen Nederlands of een inburgeringscursus volgen. Een internetaansluiting laten plaatsen of een gsm-abonnement nemen kan niet. Ziekenhuiskosten worden niet terugbetaald. 1F’ers worden zo niet alleen uitgesloten van het recht op verblijf, maar ook van de samenleving. Daarom maakt ook Omars zoon Rahi (**) zich zorgen. ‘Wij zijn erkend als vluchtelingen in België. Ook onze moeder is ondertussen erkend. Maar mijn vader kan hier helemaal niets doen. Hij komt niet buiten, spreekt slecht Nederlands en mag niet werken.’ Omars leven is op pauze gezet. Ondertussen al tien jaar. ‘België heeft mijn vaders leven afgepakt’, vindt Rahi. ‘Hij doet nochtans niets verkeerds: hij betaalt netjes op de bus, rijdt niet door het rood, heeft een goed contact met de buren. Betekent hij dan een gevaar voor de samenleving?’ Voor zijn vader is het te laat, denkt Rahi. Er is te veel tijd verspeeld, hij heeft te veel kansen gemist.

De lijn tussen slachtoffer en dader vervaagt wanneer we met deze mensen praten. Voor ons zitten gebroken mannen, op zoek naar een uitweg die het systeem hen niet biedt. Het maakt Omar moedeloos. ‘Sluit mij maar op’, zegt hij. ‘Blijkbaar ben ik een gevaar voor de samenleving. Oké, vervolg mij dan en sluit mij op. Dan is het na vijf of zes jaar voorbij. Nu is het wachten op een uitspraak die nooit zal komen. Ik wil niet de rest van mijn leven thuis op de bank zitten.’

Geen identiteitskaart hebben, heeft verregaande gevolgen. Je mag niet werken, maar ook geen lessen Nederlands of een inburgeringscursus volgen

Juridisch niemandsland

Op het bureau van advocaat Sylvie Micholt liggen stapels mappen, boeken en prints. ‘Dat is het dossier van één cliënt’, zegt Micholt. ‘Vijfentwintig mappen vol bewijsmateriaal, arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, uittreksels uit wetteksten en eerdere uitspraken.’ Uitgesloten asielzoekers zijn bijzonder complexe materie voor advocaten. Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat oorlogsmisdadigers geen asiel kunnen krijgen. Maar artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt dat niemand teruggestuurd mag worden naar een onveilig land. In de Belgische Vreemdelingenwet wordt dat vertaald in de artikels 55/4 en 55/2, die bepalen dat 1F’ers geen verblijfsvergunning kunnen krijgen in België. In dat kluwen van wetten en verordeningen zitten Omar en Farid gevangen.

De gevolgen van dit leven in een een juridisch niemandsland zijn bijzonder zwaar. Een studie van de Vrije Universiteit Amsterdam uit 2014 toont aan dat bijna alle 1F’ers kampen met ernstige psychische problemen, zoals depressies en angstklachten. Hun uitzichtloze situatie veroorzaakt gezondheidsproblemen en zet relaties met partners en familieleden onder druk. ‘Daarbij komen ook nog eens gevoelens van schuld en schaamte’, zegt Maarten Bolhuis. ‘Uitgesloten asielzoekers zijn vaak volledig afhankelijk van hun familie voor levensonderhoud. Terwijl ze net naar hier zijn gekomen om hun familie een beter leven te geven.’

Met de weigering van een verblijfsvergunning wil België een duidelijk signaal geven dat gevluchte oorlogsmisdadigers niet gewenst zijn op ons grondgebied. Na de beslissing van het Commissariaat-Generaal krijgen ze dertig dagen de tijd om het land te verlaten. Een gedwongen uitzetting kan niet, dus spoort de Dienst Vreemdelingenzaken hen aan om vrijwillig te vertrekken. ‘Niets verhindert hen om zelf terug te keren. Dat hoeft daarom niet naar het land van herkomst zijn, ze kunnen altijd een derde land zoeken waar ze wel een verblijfsvergunning kunnen krijgen’, zegt woordvoerder Geert De Vulder. Nochtans gaf staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) tijdens een discussie in de Kamer toe dat de mogelijkheid om asielzoekers met een 1F-statuut naar een derde land te verwijzen alleen in theorie een optie is. In de praktijk komen veel 1F’ers in België in de illegaliteit terecht, waarna elk spoor van hen verdwijnt.

Uitgesloten asielzoekers zijn niet gewenst omdat ze een gevaar kunnen zijn voor de nationale veiligheid. Maar bij de Dienst Vreemdelingenzaken geven ze zelf aan dat het gevaar te relativeren valt. ‘Een Rwandese genocidair die twintig jaar geleden feiten pleegde, is niet meteen een gevaar voor de nationale veiligheid’, vindt De Vulder. ‘Van veel Rwandezen is niet duidelijk welke rol ze in de genocide hebben gespeeld, alleen dat ze er op de een of andere manier bij betrokken waren.’

Eerlijk, de dood van mijn cliënt zou de redding zijn voor zijn dochter. Alleen zo kan zij papieren krijgen

De advocaat van Farid

Als sommige uitgesloten asielzoekers geen gevaar betekenen voor de samenleving, waarom krijgen ze dan geen verblijfsvergunning? Dat vragen verscheidene advocaten en mensenrechtenorganisaties zich ook af. ‘Dat oorlogsmisdadigers geen vluchtelingenstatus krijgen: akkoord’, zegt advocate Sylvie Micholt. ‘Maar hen een verblijfsvergunning ontzeggen, dat is niet correct. Die mensen zitten hier wel, ze kunnen niet terug. Nu duw je ze in de illegaliteit, zonder toegang tot sociale rechten, zonder enig perspectief.’

Het kabinet van staatssecretaris Theo Francken wil niet verduidelijken waarom er geen oplossing wordt gezocht voor uitgesloten asielzoekers. ‘Voor ons is dat een principiële kwestie’, zegt woordvoerster Katrien Jansseune. ‘Asiel is er voor mensen die vervolgd worden, niet voor hun vervolgers.’

Het kan ook anders. Zweden houdt bijvoorbeeld rekening met de ernst van de misdaad, en verleent 1F’ers een tijdelijk verblijfsstatuut. In Noorwegen kunnen ze uiteindelijk zelfs een permanent statuut verkrijgen. Volgens Maarten Bolhuis moeten we leren van de Scandinavische landen. ‘Ook in België zou het mogelijk moeten zijn om uitgesloten asielzoekers een tijdelijke verblijfsvergunning te geven, eventueel onder strenge voorwaarden. Een andere oplossing is om 1F’ers op te volgen en de status te herzien als blijkt dat er geen gevaar is voor de samenleving.’

Door het ontbreken van een duidelijk beleid zijn uitgesloten asielzoekers nu vaak verwikkeld in een eindeloze procedureslag zonder uitzicht op een definitieve uitspraak. ‘Die mensen verliezen hier in België de beste twintig jaar van hun leven in de illegaliteit’, zegt juridisch expert Ruben Wissing. ‘Op een bepaald moment moet je als advocaat zeggen: “Hier stopt het. Het Belgische wettelijke kader geeft je geen mogelijkheden meer.” Dat is de wrange realiteit.’

Ook de advocaat van Farid weet niet hoe het nu verder moet. ‘Eerlijk, de dood van mijn cliënt zou de redding zijn voor zijn dochter. Alleen zo kan zij papieren krijgen. Moet ik hem als advocaat dan aanraden te vertrekken en haar hier achter te laten? Het is toch absurd dat een kind dat in België geboren is en Nederlands als eerste taal spreekt, hier pas legaal kan blijven als ze geen ouders meer heeft?’

(*) Deze dialoog is een gereconstrueerde en verkorte versie van het gehoor bij het Commissariaat-Generaal op basis van informatie uit het dossier van Omar, geen exacte weergave.


(**) Omar, Farid, Yasmin en Rahi zijn schuilnamen.


Deze reportage kwam tot stand met medewerking van Bobber Loos, Raf Jespers, Luc Denys en Eveline Vandevelde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content