Studenten met studiebeurs hebben beduidend lagere slaagkans
Studenten met een studiebeurs hebben een lagere slaagkans aan hogescholen en universiteiten. Terwijl 52 procent van de studenten zonder beurs een universitair diploma op zak heeft, is dat bij de beursstudenten maar 38 procent.
Dat blijkt uit cijfers die SP.A-parlementslid Tine Soens heeft opgevraagd bij minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). ‘De cijfers baren mij grote zorgen. Ze wijzen er immers op dat studenten die uit minder gegoede milieus komen, minder kans hebben op een goed diploma en een goede job en dus minder kans hebben om het leven uit te bouwen waarvan ze dromen’, zegt Soens.
De verschillen zijn opvallend, zeker aan de universiteiten. Daar haalt 51,8 procent van de studenten zonder studiebeurs na vier jaar een diploma. In de groep beursstudenten gaat het maar om 38,4 procent, een verschil dus met 13 procentpunt.
Bij de hogescholen is een gelijkaardige tendens zichtbaar, zij het minder uitgesproken. Daar ligt de slaagkans na vier jaar op 48,5 procent voor niet-beursstudenten en op 42 procent voor beursstudenten.
Soens benadrukt dat het inkomen van de ouders niet bepalend mag zijn voor het diploma van de kinderen.
Zowel voor beursstudenten als voor andere kansengroepen wordt bij gebrekkige doorstroom al vlug gewezen naar de vooropleiding in het secundair. Alleen blijkt dit volgens Soens voor beursstudenten niet te kloppen. ’81 procent van de beursstudenten aan de universiteiten heeft een ASO-achtergrond tegenover 83 procent van de niet-beursstudenten. Het hoog aantal beursstudenten dat naast de studie moet bijklussen om rond te komen, zou wel een verklaring kunnen bieden’, aldus Soens.
De SP.A-politica interpreteert de cijfers als een pleidooi om te investeren in de studenten. Soens: ‘Mits voldoende contacturen met docenten, met een toegankelijke studiebegeleiding en met de juiste financiële omkadering hoeft je afkomst je toekomst niet te bepalen’.