Arbeidsmarktbeleid De Croo en Jambon: ‘Flexi-jobs zijn een zoveelste fiscale koterij’

© Olivier Heiligers
Ewald Pironet

Hoe was het arbeidsmarktbeleid van de federale regering-De Croo en de Vlaamse regering-Jambon? Knack legde de vraag voor aan experts Stijn Baert en Jan Denys. ‘Iedereen zegt dat werken meer moet lonen, maar de voorbije jaren werd het verschil tussen werken en niet werken nog kleiner.’

De regering-De Croo pakt er graag mee uit: sinds 2020 zijn er 257.600 jobs bijgekomen, dat is de hoogste banengroei sinds de Tweede Wereldoorlog. En de werkloosheidsgraad zakte onder de 6 procent, al zijn er regionaal wel grote verschillen: in Brussel is 11 procent van de 20- tot 64-jarigen werkloos, in Wallonië 8 procent en in Vlaanderen 3 procent. Dat wil zeggen dat in Vlaanderen zowat iedereen die wil werken ook echt aan de slag is, full employment zoals dat in het jargon heet.

‘De cijfers zijn mooi’, zeggen Stijn Baert, professor arbeidseconomie aan de UGent, en Jan Denys, arbeidsmarktexpert bij Randstadgroup. ‘Maar heeft de federale regering die banen gecreëerd? Is de groei van het aantal jobs te danken aan haar beleid? Is de lage werkloosheid aan de regering te danken? Welke maatregelen heeft ze daarvoor genomen? Ik zie ze niet. Die mooie cijfers zijn vooral te danken aan de goede conjunctuur.’

‘Is er een goed arbeidsmarktbeleid gevoerd?’ Baert en Denys stellen zelf de vraag, en ze antwoorden eensgezind: ‘Als je kijkt naar de werkzaamheidsgraad, het aantal mensen op arbeidsleeftijd dat werkt, dan zie je dat dit cijfer minder goed is geëvolueerd dan het gemiddelde in de Europese Unie: in 2020 bedroeg de werkzaamheidsgraad in België 70,2 procent, in Europa 72,3 procent en bedroeg de kloof dus 2 procentpunten. Nu is dat respectievelijk 72,1 procent en 75,3 procent, de kloof is dus toegenomen tot 3 procentpunten.’

‘Onze achterstand op de rest van Europa is de voorbije regeerperiode toegenomen’, weten Denys en Baert. ‘Er is geen goed arbeidsmarktbeleid gevoerd. Meer zelfs, misschien is er federaal zelfs helemaal géén arbeidsmarktbeleid gevoerd.’ Ze leggen acht arbeidsmarktvraagstukken één voor één onder het vergrootglas.

De invoering van de flexi-jobs heeft niet gezorgd voor ook maar één extra job.

Jan Denys

1. Welk beleid van minister Dermagne?

In het regeerakkoord van de regering-De Croo staat dat de regering de werkzaamheidsgraad tegen 2030 wil opdrijven tot 80 procent. Baert: ‘Ik daag minister van Werk en Economie Pierre-Yves Dermagne (PS) en premier Alexander De Croo (Open VLD) uit om één maatregel te noemen waarvan zij geloven dat die de werkzaamheidsgraad 0,1 procent heeft vooruitgeholpen. Ik kan zelf geen enkele maatregel vinden die een positieve impact heeft gehad op de werkzaamheidsgraad.’ 

Denys: ‘Met het oog op dit evaluatiegesprek heb ik het onlangs nog letterlijk gevraagd aan Open VLD-voorzitter Tom Ongena: geef me één regeringsmaatregel waardoor er meer jobs werden gecreëerd of er meer mensen aan de slag gingen. Ik heb geen antwoord gekregen. Ik zie er ook geen.’ 

Baert: ‘Tijdens de regeringsonderhandelingen werd de 80 procent werkzaamheidsgraad wel in het vooruitzicht gesteld, maar er werd niets afgesproken over de grondige arbeidsmarkthervormingen die daarvoor nodig zijn. Dat is alsof ik zou ambiëren om volgend jaar in het eerste elftal van Anderlecht te spelen en dat ik dan denk dat het voldoende is als ik die ambitie neerschrijf. Wat in het regeerakkoord dan weer wel werd opgenomen waren de extra sociale uitgaven, die ook werden uitgevoerd.’

‘De belangrijkste maatregel van minister Dermagne was wellicht dat de werknemers in de privésector de mogelijkheid krijgen om de pakweg 38 uur in vier dagen in plaats van vijf dagen te kloppen’, vervolgt Baert. ‘Dat zou de kansen op een burn-out moeten verminderen, was zijn motivatie, al bestaat er daarvoor geen wetenschappelijk bewijs. Lange dagen kunnen ook uitputtend zijn, met concentratieverlies, lagere productiviteit en minder welzijn.’

Politiek gezien heeft minister Dermagne zeer sterk werk geleverd met de stilstand op de arbeidsmarkt.

Stijn Baert

2. Wat is het nut van flexi-jobs?

Waar de liberalen van Ongena wel graag naar verwijzen, is de invoering van de flexi-jobs, waardoor je als werknemer of gepensioneerde een centje kunt bijverdienen zonder dat je sociale bijdragen hoeft te betalen. ‘Die pluim mogen ze op hun hoed steken,’ zegt Denys, ‘maar de invoering van de flexi-jobs heeft niet gezorgd voor ook maar één extra job. En dat was ook niet de bedoeling.’

Baert knikt: ‘De flexi-jobs worden ingevuld door mensen die al werken. Op zich zijn flexi-jobs verdedigbaar. Ze zorgen voor meer flexibiliteit, er kunnen arbeidskrachten worden aangetrokken op piekmomenten.’ Denys: ‘Daarom zijn de flexi-jobs voor Vlaanderen, waar er full employment is, een van de allerbeste maatregelen die er op het vlak van arbeidsmarktbeleid zijn genomen.’

De federale regering hervormde in 2023 het statuut van de flexi-job: enerzijds mochten in meer sectoren flexi-jobbers aan de slag, anderzijds moesten de sectoren waar het al kon, zoals de horeca, meer belastingen betalen. ‘Dat was geen grote hervorming’, zegt Baert. ‘Eigenlijk zijn die flexi-jobs een zoveelste fiscale koterij. Wie werkt of onderneemt, betaalt al heel veel belastingen in ons land. En in plaats van dat te veranderen, kwam de regering met een extra statuut en wat uitzonderingen in de marge. Het is alsof je dak lekt langs alle kanten, en je dus een nieuw dak moet plaatsen, maar je denkt dat je er ook wel komt als je wat extra emmers plaatst. De flexi-jobs zijn zo’n emmer.’

Flexi-jobs: een succesverhaal of belastingontwijking?

3. Wat met langdurig zieken?

‘De federale maatregelen die er wel voor kunnen zorgen dat meer mensen aan het werk zijn, werden niet genomen door minister van Werk Dermagne, maar door zijn collega’s. Dat is toch opvallend’, zegt Baert. Denys is het daarmee helemaal eens: ‘Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) heeft met zijn maatregelen om langdurig zieken beter op te volgen en sneller opnieuw aan het werk te helpen veel meer gedaan voor de arbeidsmarkt dan Dermagne.’

Baert: ‘Klopt, al zijn de re-integratieplannen van de langdurig zieken en de hervormingen van Vandenbroucke in de ziekteverzekering nog erg voorzichtig. Ze plaatsen geen voet maar een teen tussen de deur: het is een begin, de volgende regering neemt het best meer maatregelen om het aantal langdurig zieken te verminderen.’ Denys: ‘Helemaal mee eens, er moeten meer maatregelen volgen. Met 450.000 langdurig zieken, of 7 procent van de beroepsbevolking, zitten we aan de top in Europa. Dat moeten we kunnen terugdringen.’

Hoe krijgen we langdurig zieken weer aan het werk? ‘De job is een deel van de remedie’

4. Loont werken nu meer?

Alle partijen hadden er de voorbije jaren de mond van vol: werken moet meer lonen. ‘Bijna was de regering-De Croo erin geslaagd om die weg in te slaan’, zegt Denys. ‘De grootste verdienste daarvoor zou bij minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) gelegen hebben, maar de andere regeringspartijen gunden hem zijn fiscale hervormingsplan niet.’

‘Werken moet meer lonen’, maar geen énkele Vlaamse partij heeft er een plan voor klaar

Baert: ‘Iedereen verklaarde en verklaart nog altijd dat werken meer moet lonen, maar in realiteit werd de voorbije jaren het verschil tussen werken en niet werken nog kleiner. Want de uitkeringen werden boven op de automatische indexering verhoogd. De werkloosheidsval nam dus nog toe: iemand die gaat werken voor twee derde van een gemiddeld loon – dus een bescheiden loon – ging er in 2019 slechts 8 procent op vooruit qua inkomen in vergelijking met een uitkering. In 2023 is het nog erger: slechts 6 procent. Werken loont voor hen dus nog minder.’

Denys: ‘Zo gaat dat in dit land: eerst verhogen ze het nettoloon voor de laagste inkomens, om het verschil met de werkloosheidsuitkering groter te maken. Wat later verhogen ze de werkloosheidsuitkeringen, met als gevolg dat het verschil met werken weer kleiner wordt en er een nieuwe werkloosheidsval ontstaat.’

Stijn Baert © Franky Verdickt

5. Een federaal beleid?

‘Natuurlijk moeten we op de nagel blijven kloppen dat werken meer moet lonen,’ zegt Denys, ‘maar eerlijk gezegd zie ik dat er nooit van komen in de Belgische context met de PS.’ Baert knikt: ‘De stilstand op de arbeidsmarkt is beleidsmatig problematisch, maar politiek gezien voor de PS interessant: ze hebben hun achterban goed bediend met de extra sociale uitgaven, zoals de verhoging van de werkloosheidsuitkeringen, pensioenen… Politiek gezien heeft Dermagne dus zeer sterk werk geleverd met de stilstand.’ Denys: ‘Eerlijk gezegd had ik van de zeer heterogeen samengestelde federale regering ook niet veel meer verwacht. Mijn verwachtingen waren van bij aanvang al niet hooggespannen.’

‘De PS zal er ook alles aan doen opdat het zo blijft’, vervolgt Baert. ‘De vraag is dan: moeten de andere partijen daar zomaar in meegaan? In 2019 ging van de 100 euro die de baas aan zijn werknemer betaalt 52 euro naar de schatkist. Daarmee zaten we toen al bij de hoogste van Europa. Ondanks alle beloften gaat nu 53 euro naar de staat. Ter vergelijking: in Nederland is dat 35 euro, dus het kan met minder. Waarom gebeurt dat niet? Waarom is het deel dat van uw loon naar de overheid gaat bij ons zelfs toegenomen?’

Van PVDA tot Vlaams Belang: ‘Werken moet meer lonen’ blijkt holle verkiezingsslogan

6. Welk beleid van minister Brouns?

Vlaanderen uitte ook de ambitie om een werkzaamheidsgraad van 80 procent te halen. ‘Het is ook goed op weg’, zegt Denys. ‘Tegen 2030 zou het moeten lukken, al zal het niet vanzelf gaan.’ Baert: ‘De Vlaamse regering startte met als centrale doelstelling een hoge werkzaamheidsgraad bereiken, maar gaandeweg leek de urgentie af te nemen. Was dat omdat ze wist dat ze die 80 procent toch niet zou halen? Of omdat Vlaams minister van Werk Jo Brouns (CD&V) zich meer op landbouw en stikstof profileerde?’

Ook in Vlaanderen bestaat een sterke onderstroom om niet te veel te veranderen.

Jan Denys

‘In het tweede deel van de regeerperiode was het toch vooral minister van Begroting Matthias Diependaele (N-VA) die de werkenden in de watten legde’, vervolgt Baert. ‘Hij stelde zelfs voor om de sociale woningen te reserveren voor wie werkt. In de kinderopvang liet Vlaanderen wel een kans liggen: er werd wat meer geld ingepompt om de kraptes op te lossen, maar de beloofde ommeslag naar een kinderopvang voor iedereen die werkt en wil werken kwam er niet. Dat was ook geen taak van Brouns, wel van zijn partijgenote Hilde Crevits. Maar hij had natuurlijk wel beter zijn best kunnen doen om dat er toch door te krijgen.’

7. Een Vlaams beleid?

‘Op federaal vlak zorgde de PS ervoor dat er niets gebeurde, maar ook in Vlaanderen was er inertie, kijk naar de kinderopvang’, aldus Denys. ‘In tegenstelling tot de federale regering-De Croo hadden we in Vlaanderen met de regering-Jambon een vrij homogene bestuursploeg. Mijn verwachtingen waren daar dus wel hooggespannen, maar ik ben ontgoocheld: de Vlaamse regering heeft weinig verandering gebracht. Ook in Vlaanderen bestaat een sterke onderstroom om niet te veel te veranderen.’

Baert geeft nog een voorbeeld: ‘De werkloosheid in Vlaanderen ligt enorm laag, maar als we kijken naar de inactiviteitsgraad, het aantal mensen dat geen werk heeft en ook geen werk zoekt, zit Vlaanderen slechts rond het EU-gemiddelde. De bevoegdheden om die inactieven aan te pakken zitten niet op Vlaams, wel op federaal niveau, want dan gaat het over hervorming van pensioenen, ziekteverzekering, werkloosheidsuitkeringen enzoverder. Zolang er federaal niets beweegt, wordt het moeilijk om het aantal Vlaamse inactieven te verminderen.’

In de kern gaat Denys akkoord met Baert: ‘Vlaanderen haalt in de huidige omstandigheden normaliter de werkzaamheidsgraad van 80 procent tegen 2030. Wil België die 80 procent halen, wat niet kan tegen 2030, dan moet Vlaanderen naar 83 procent gaan. Dat zal niet lukken als ook federaal niets in beweging komt. Neem bijvoorbeeld de Oekraïense vluchtelingen. Vlaanderen zette die meer aan het werk dan Wallonië en Brussel, maar minder dan in Nederland. Belangrijkste verklaring daarvoor? Het leefloon dat ter beschikking werd gesteld, een federale maatregel.’

Jan Denys © Belga

8. Wat met Wallonië en Brussel?

Het verhogen van de werkzaamheidsgraad was niet alleen een rode draad in de regeerakkoorden van zowel de federale als de Vlaamse regering, ook de Waalse regering, onder leiding van Elio Di Rupo (PS) toonde zich zeer ambitieus en schreef in haar regeerakkoord dat ze de werkzaamheidsgraad wilde verhogen met 5 procentpunten. Concreet moest de Waalse werkzaamheidsgraad dus tussen 2019 en 2024 stijgen van 65 procent naar 70 procent.

Baert: ‘De Waalse werkzaamheidsgraad bedraagt vandaag nog altijd geen 67 procent. De Waalse regering heeft dus haar eigen doelstelling lang niet behaald en de kloof met Vlaanderen nam nog toe. In Brussel ging de werkzaamheidsgraad trouwens wel met 5 procentpunten omhoog, al kwam die ook van veel verder. Maar in het Waalse regeerakkoord stond ook niet uitgestippeld hoe ze die stijging met 5 procentpunten zouden realiseren. Ze kwamen niet verder dan het heel vaag te hebben over ‘groene jobs’. Het resultaat was ernaar.’

Baert vervolgt: ‘Terwijl Vlaanderen schreeuwt om werknemers, ligt de werkloosheidsgraad in Wallonië hoog. Bovendien zit meer dan de helft van de werkzoekenden al langer dan een jaar in de werkloosheid. En al jaren zeggen de Franstaligen dat ze ervoor zullen zorgen dat er meer Franstaligen in Vlaanderen aan de slag gaan, dat er meer mobiliteit zal komen, dat ze werklozen beter zullen begeleiden. Maar daar komt niets van.’ Denys: ‘Men slaagt er in Wallonië zelfs niet in om de eigen vacatures in te vullen, dus waarom zouden die werklozen dan in Vlaanderen gaan werken?’

Conclusie

‘Op federaal niveau zijn op sociaal-economisch vlak vijf jaren verloren gegaan’, luidt het harde verdict van Jan Denys en Stijn Baert. ‘Maar ook in Vlaanderen kwam er geen echte omslag in de bevoegdheid werk.’

‘Het arbeidsmarktbeleid kwam van de belendende percelen, zoals van de ministers Vandenbroucke en Diependaele’, zegt Denys en Baert knikt. ‘Het slechtste nieuws voor de Vlaamse arbeidsmarkt is natuurlijk dat ons onderwijs in vrije val is. Onderwijs is weer zo’n belendend perceel dat cruciaal is voor de arbeidsmarkt.’

Denys wijst ook nog eens op het cruciale verschil tussen noord en zuid in ons land: ‘In Vlaanderen zitten we aan volledige tewerkstelling, daar hebben bedrijven en instellingen het zeer moeilijk om de vacatures in te vullen. In Wallonië en Brussel is de toestand heel anders, daar heb je wel nog veel werklozen. Beide arbeidsmarkten verschillen zo grondig van elkaar dat ze ook een andere aanpak vereisen. Ik denk dat niet iedereen zich daarvan bewust is.’ Baert: ‘Het impliceert dat bevoegdheden het best maximaal worden doorgeschoven naar de regio’s, zodat die het gepaste beleid kunnen voeren.’

Partner Content