Politici die als opvolger in het parlement zijn gekomen, behoren vaak tot de onopvallende backbenchers. Op die regel is Koen Daniëls een notoire uitzondering. De onderwijsspecialist van de N-VA heeft een beslissende stem in het belangrijkste Vlaamse beleidsdomein. Als pedagoog met terreinervaring in het technisch en beroepsonderwijs weet Daniëls ook heel goed waarover hij het heeft. ‘Sommige directeurs zeiden me vlakaf: Daniël, ge zevert. Eigenlijk hadden ze gelijk.’
Vorige zaterdag was minister-president Geert Bourgeois (N-VA) zichtbaar in zijn nopjes. Eindelijk mocht hij aankondigen dat de Vlaamse regering zich achter het nieuwe ‘Masterplan Onderwijs’ schaarde en dat minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) de uitvoering in goede banen zou leiden. Iedereen wist wat dat wilde zeggen: ook het middelbaar onderwijs wordt hervormd, maar zonder de invoering van de veel- besproken ‘brede eerste graad’.
Crevits’ voorganger Pascal Smet (SP.A) had zich daarvoor nog sterk gemaakt en tijdens de Vlaamse regering-Peeters II ging ook de CD&V akkoord met de blauwdruk van Smet. En toen zei N-VA-voorzitter Bart De Wever ‘nee’. Sindsdien aanvaarden de drie Vlaamse regeringspartijen N-VA, CD&V en Open VLD dat in het middelbaar onderwijs de klassieke opdeling gewoon behouden blijft. Net zoals vroeger spreken we straks van algemeen (aso), technisch (tso) en beroeps secundair onderwijs (bso).
Op de koop toe werd vorige week ook bekend dat de herexamens niet worden afgeschaft, en dat was een hervorming waarvoor Hilde Crevits zelf een lans had gebroken in de media. Ook nu lag de N-VA dwars. Na Smet weet ook Crevits hoe het aanvoelt de wet van de sterkste te moeten ondergaan.
Met zijn welgemikte uitspraken zet N-VA-voorzitter Bart De Wever meestal zelf de aanval in, maar natuurlijk is hij het niet die op onderwijs de lijnen uitzet. Dat laat hij voor een deel over aan Koen Daniëls, pedagoog van opleiding, leerkracht van roeping maar sinds een jaar of zeven voltijds ‘beleidsmaker’: tussen 2009 en 2014 als onderwijsspecialist op het kabinet van viceminister-president Geert Bourgeois, daarna als ondervoorzitter van de onderwijscommissie van het Vlaams Parlement.
Koen Daniëls: ‘Ik had het helemaal naar mijn zin in de school waar ik lesgaf. Tijdens een zomervakantie belde de kabinetschef van toenmalig viceminister-president Geert Bourgeois me op: hij vond mijn profiel – getipt door Theo Francken – interessant en vroeg me of ik Bourgeois en de N-VA wilde adviseren op het vlak van onderwijs. Ik wist meteen: dit is een kans die je once in a lifetime krijgt. Ik had nog geen N-VA-partijkaart, maar ik had al wel veel sympathie voor de partij. Bij de N-VA ben ik niet aan handen en voeten gebonden aan één onderwijskoepel of vakbond en kan ik resoluut kiezen voor het algemeen belang en goed onderwijs.’
Toen De Morgen onlangs berichtte over de plannen van Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen om voortaan te spreken van de ‘katholieke dialoogschool’ – waarin moslims een hoofddoek mogen dragen, halal kunnen eten of gebruik mogen maken van een gebedsruimte – reageerde Bart De Wever ongemeen scherp: ‘Alweer een fout voorstel van de Guimardstraat (de bijnaam van de hoofdzetel van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, nvdr).’ Maar ditmaal kwam de fatale oneliner niet van De Wever zelf. Het was Koen Daniëls die als eerste dreigde met een ‘schoolstrijd 2.0’: gezien de heftigheid en zelfs de agressie die klonk uit de vele reacties op de plannen van Boeve, leek het er inderdaad op dat er een grote clash zat aan te komen.
Daniëls: ‘De ochtend van dat bericht in De Morgen heb ik meteen een aantal scholen in het Waasland opgebeld. En geen enkele directeur had al van dat project gehoord. “Wij weten niet waar Boeve het over heeft. Wij zijn niet geconsulteerd”, zeiden ze me. Na mijn kritiek op die plannen ontplofte mijn mailbox haast van de bedankjes van schooldirecteurs en leerkrachten: blijkbaar had ik hun onrust en ontevredenheid goed verwoord.’
U suggereert dat de top van Katholiek Onderwijs Vlaanderen het concept van ‘katholieke dialoogschool’ heeft willen opleggen zonder eerst haar eigen directies te consulteren?
KOEN DANIËLS: Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft een congres gepland, velen vermoeden dat het de bedoeling was om daar de plannen voor te stellen. Terwijl de katholieke scholen echt niet op zo’n van boven opgelegd concept zitten te wachten. In de lessen godsdienst bidt men de kruisen al lang niet meer van de muur. Elke godsdienstleraar gaat in dialoog met zijn leerlingen. Ik vraag me dus af: is Lieven Boeve al ooit in een school van zijn eigen net geweest? Die dialoogschool als ‘nieuw’ verkopen slaat echt nergens op. Ze bestáát allang.
Als het allemaal zo weinig om het lijf heeft, waarom maakte Bart De Wever zich dan zo boos en dreigde u zelfs met een nieuwe schoolstrijd?
DANIËLS: Het vrij onderwijs heeft er ooit toch in alle vrijheid voor gekozen om confessioneel en katholiek te zijn? Dat is toch altijd zijn raison d’être? Maar als een katholiek onderwijsnet zich ineens openstelt voor alle kinderen, dan lonkt het naar een publiek dat anders wellicht nooit voor dat net zou kiezen. En dus sprak ik van ‘een schoolstrijd 2.0’: het is een eenzijdig doorbreken van de schoolvrede zoals die al jaren bestaat.
Geef toe: alleen al het idee van een uitgestoken hand naar de moslims valt voor een groeiend aantal Vlamingen moeilijk te aanvaarden.
DANIËLS: Ik ben zelf een aantal jaren leraar geweest, en nog wel in het bso. Ik had zelf moslima’s in mijn klas, ik weet wat het is. De ene kwam vertellen dat ze van haar vader geen mannen mocht wassen in het rusthuis, de andere weigerde om voor de bejaarden varkensvlees klaar te maken. Ik heb hen moeten uitleggen dat ze met die attitude nergens werk zouden vinden. We hebben ook gepraat over de hoofddoek. Er werd afgesproken dat de school een veilige locatie is en dat de meisjes bijgevolg geen hoofddoek nodig hebben ter bescherming tegen wie of wat dan ook. Dus deden ze hun hoofddoek af in een kleedruimte, en zetten ze hem na schooltijd weer op. Die dialoog voeren de scholen dus al meer dan tien jaar, en ineens komt er iemand zeggen: ‘We starten de dialoog met de moslims’. Het resultaat was dat in alle scholen de oude debatten opnieuw geopend werden.
Wat is er eigenlijk zo erg aan een gebedsruimte? Vroeger had je op scholen ook zo’n stille ruimte. Daar werd niet veel gebeden: er werden platen gedraaid van Boudewijn De Groot of Herman Van Veen, of erger.
DANIËLS: Denkt u echt dat onze scholen nog plaats hebben voor zo’n ‘stille ruimte’? In een Broederschool was men de wanhoop nabij: ‘Wij hebben net onze kapel omgebouwd tot ICT-lokaal! Waar zouden wij nog plaats vinden voor een gebedsruimte?’ Zeker in de steden hebben scholen nu al te weinig vierkante meters om de leerlingen op een ordentelijke manier te laten studeren.
In De Zevende Dag wierp Lieven Boeve u voor de voeten dat het ‘uw politieke ambitie is om onze scholen tegen ons netwerk uit te spelen’. Zegt hij niet wat iedereen ziet: dat de N-VA overleg- en tussenstructuren vooral ziet als hinderlijke obstakels, van de vakbonden en de ziekenfondsen tot de onderwijskoepels?
DANIËLS: Ik ben niet tegen de netten: elk niveau heeft zijn functie. Voor mij is het fundamenteel dat de Belgische grondwet iedereen de vrijheid geeft om onderwijs in te richten. Die ‘vrijheid van onderwijs’ slaat in de eerste plaats op de leerkracht: onderwijs gebeurt in de klas, of het gebeurt niet. En vervolgens is het een zaak van de inrichtende machten, dus van de scholen. Ik ben niet tegen de koepels, maar ze moeten weten dat scholen en leerkrachten belangrijker zijn.
U bent een universitair geschoolde pedagoog, maar u hebt ook een aantal jaren voor de klas gestaan in het technisch en beroepsonderwijs. Vanwaar die ongewone stap?
DANIËLS: Nadat ik mijn diploma pedagogie had behaald, heb ik onder meer in Leuven meegewerkt aan een academisch project – ik had mijn stage op het secretariaat-generaal van het departement Onderwijs gedaan, als medewerker van topambtenaren Micheline Scheys en Georges Monard. Maar in mijn contacten met schooldirecteuren voelde ik aan dat ik te weinig in te brengen had. Ik kon wel iets zeggen vanuit mijn kennis van de vakliteratuur, maar het ontbrak mij aan bagage en rijpheid. Sommige directeurs zeiden mij dat ook vlakaf: ‘Daniëls, ge zevert.‘ Eigenlijk hadden ze gelijk. Toen heb ik de knop omgedraaid: pas als ik eerst zelf voor de klas heb gestaan, zal ik kunnen pretenderen iets van onderwijs te kennen. Ook daarom heb ik ervoor gekozen om les te geven in het bso en tso, een tot dan toe onbekende wereld voor me.
Van de beleidskamers naar de klasvloer: dat moet een cultuurschok geweest zijn.
DANIËLS: Nooit vergeet ik mijn eerste les, voor een bso-klas van de afdeling ‘verzorging’. Ik leg hen uit dat we het dat schooljaar zullen hebben over ‘respectievelijk de jonge en de oude zorgdrager’. Waarop Brahim achterin de klas zijn vinger opsteekt: ‘Hei menhier, als ge naar hier zijt gekomme om moeilijke woorden te gebruiken (wijst naar deur) daar is het gat van den temmerman en we willen u der wel door helpen’ – en hij wijst naar de deur. Die klas plat van het lachen. Ik vraag hem welk moeilijk woord ik dan wel gebruikte. ‘Respectiefdinges. Dat verstaan wij niet.’ En dan sprak Brahim de historische woorden: ‘Want wij zijn maar van het bso.’ Toen heb ik hen gezegd: ‘Nee mannen, dat aanvaard ik niet. Vanaf nu zullen ook jullie weten wat ‘respectievelijk’ wil zeggen, want het is niet maar bso.’ Dat is sindsdien een strijdpunt voor mij: ambitieus onderwijs voor alle leerlingen.
Toch vertolkten die leerlingen een gevoel dat bij de meeste Vlamingen leeft: wie in het beroepsonderwijs terechtkomt, lijkt niet meer in aanmerking te komen voor een leven in het bovenste segment van de maatschappij.
DANIËLS: Zouden we dan niet eens verder kijken dan onze neus lang is? Drie maanden na de geboorte van mijn eerste kind gaf ik mijn kostbaarste bezit af aan een vrouw die ‘maar’ bso had gevolgd. Mijn grootmoeder heeft haar oude dag doorgebracht op een palliatieve afdeling voor dementerenden, en daar heeft ze haar laatste gelukkige momenten beleefd, dankzij mensen met ‘maar’ een bso-opleiding. Dan word ik héél kwaad als ik mensen hoor praten over het traject van bso-leerlingen en ze het woord ‘waterval’ gebruiken. Want ‘waterval’ impliceert dat die jongeren onherroepelijk terechtkomen in het afvoerputteke van de Vlaamse samenleving. Dat pik ik niet. Ik woon vlak bij de Waaslandhaven: die is niets zonder zijn topingenieurs, maar die zijn op hun beurt niets zonder de afgestudeerden van elektrische installaties.
Dat respect is wel mooi, maar intussen zijn de leukste en de beste jobs wel voor mensen met een hogere opleiding. Hoogopgeleiden verdienen meer, zijn gelukkiger, gezonder en leven langer.
DANIËLS: U zou zich kunnen vergissen. Een van mijn vrienden uit mijn KSA-tijd werkt in de chemische industrie: die verdient meer dan ik. En toen we een paar jaar geleden ons huis bouwden, schrok ik mij een hoedje bij de facturen van de vloerder. Die man is even oud als ik en heeft al een appartement aan zee.
Maar we moeten ook niet het onmogelijke nastreven. Of je in hem gelooft of niet, onze Lieve Heer is echt niet eerlijk geweest in het uitdelen van talenten. Hij heeft mij niet de benen van Lionel Messi gegeven. Ik kan dat spijtig vinden of ontkennen, maar dat is zo. Als je verschillen tussen leerlingen niet wilt zien, ben je niet aan het werken aan gelijke kansen. En we beginnen ook niet met een wit blad. We hebben het Vernieuwd Secundair Onderwijs (VSO) uitgeprobeerd: onder elkaar spraken leerkrachten van Vreselijk Slecht Onderwijs. Het viel niet te organiseren, was veel te duur en de kwaliteit ging niet vooruit. Wie dus een nieuwe poging doet om die leerlingen twee jaar langer samen te houden, zoals ooit in die oriëntatienota van Pascal Smet stond, bedient zich van typische concepten van mensen die nooit in een school hebben gewerkt of voor de klas hebben gestaan. Want sterke leerlingen vervelen zich. Ze worden schoolmoe of beginnen anderen te pesten. En leerlingen die meer moeite moeten doen, happen naar adem en dreigen eronderdoor te gaan. Of ze sluiten zich aan bij de pesters.
De Europese landen die het in het vergelijkende Pisa-onderzoek beter doen dan België, Finland voorop, hebben allemaal een zéér brede eerste graad, zelfs een brede middelbare school.
DANIËLS: Maar die landen hebben ook een ander migratiebeleid gevoerd dan België. Dat is bij ons natuurlijk hét probleem: de heterogeniteit is heel groot en de kennis van het Nederlands is slecht bij allochtone leerlingen, jammer genoeg ook bij de derde en vierde generatie.
Onze buurlanden Nederland, Engeland, Frankrijk en Duitsland hebben toch een gelijklopende migratie gekend?
DANIËLS: Niet toevallig staan de vier landen die u opsomt nog een stuk lager op de Pisa-rangschikking dan wij.
Toch geeft de N-VA de indruk vooral de kaart te trekken van de sterke leerlingen.
DANIËLS: Dat is het gevolg van een volgehouden framing door onze tegenstanders. De N-VA trekt de kaart van goed en degelijk onderwijs, maar dan op alle niveaus en voor alle leerlingen. Als Bart De Wever het heeft over hoogstaand onderwijs, doet men alsof hij spreekt over het aso. Terwijl hij het eigenlijk ook altijd heeft over tso en bso. Vroeger had een kind twee opties na het lager onderwijs: aso, of – op fluistertoon – ‘iets technisch’. Vandaag zorgen we ervoor dat techniek en wetenschap ook een volwaardige plaats krijgen in het basisonderwijs. Tot nu toe zat dat pakket verstopt in het vage vak ‘wereldoriëntatie’. Nu wordt ’techniek en wetenschap’ ook in het basisonderwijs een apart leergebied. En het zal gegeven worden door toegewijde vakleerkrachten.
Ook in de onderwijswereld kennen velen de N-VA als de partij van ‘die van de Latijnse’. Straalt Bart De Wevers voorkeur voor de Romeinen af op de hele partij?
DANIËLS: Misschien, maar ik ben zelf ook een grote voorstander van Latijn. De studie van het Latijn heeft mij gevormd om teksten beter te kunnen lezen. Aan mensen die geen Latijn hebben gestudeerd, kan ik soms merken dat ze een minder goede omgang hebben met het Nederlands.
Uw parlementaire collega’s die niet ‘uit de Latijnse’ komen, beheersen hun taal minder goed?
DANIËLS: Soms merk je inderdaad bepaalde verschillen. Wie Latijn heeft gestudeerd, durft zich bijvoorbeeld sneller te wagen aan samengestelde zinnen. Ik doe dat ook wel, maar onze woordvoerders wijzen mij telkens terecht: ‘Ben je weer bezig met onderschikkingen en nevenschikkingen en zinsconstructies die beginnen met ‘desalniettemin’? (lacht)
Ben ik een pleitbezorger voor Latijn? Zeker wel. Wat wij niet willen, is het aso naar beneden trekken om te nivelleren. Op die manier herwaardeer je het tso en bso niet.
Vroeger was ‘de democratisering van het onderwijs’ een belangrijke doelstelling van het beleid. Het was de ambitie om kinderen opwaarts te stuwen, ongeacht hun sociale afkomst. Dat is niet gelukt: de sociale samenstelling van het bso verschilt nog altijd van die van de aso-richting.
DANIËLS: Democratisering betekent voor mij dat ik ervoor gezorgd heb dat ook mijn bso-leerlingen voor het eerst het woord ‘respectievelijk’ begrijpen. Maar ik ben ook realistisch genoeg om de grenzen te zien van wat kan. Een van de jaarslogans in het Sint-Lievenscollege in Antwerpen was: ‘Streven mag’. Dat geldt voor alle leerlingen, ook die van het tso en bso. Wij helpen leerlingen niet door ze te pamperen, wel door ze sterker te maken in de dingen waar ze goed in zijn. Scholen moeten begeleiden. Ik gaf mijn leerlingen zelfs kledingadvies voor ze op stage vertrokken: ‘Trek geen spannend, wit T-shirt aan met ‘I’m too sexy’ en daaronder nog vijf centimeter blote buik. Doe dat vooral niét.’
Intussen merk ik dat het Vlaamse onderwijs het ook op dat vlak wél uitstekend doet. Van alle landen vertonen onze leerlingen de grootste ‘resilience’, of ‘veerkracht’. Nergens ter wereld zijn er zo veel leerlingen uit het laagste sociale segment die toch hoog scoren qua intellectuele resultaten. Daarin is Vlaanderen dus wereldtop.
Toch zakt Vlaanderen wat weg op de Pisa-rangschikking.
DANIËLS: Ik weet het, en ik heb geen echte verklaring. Na Luxemburg hebben we procentueel het hoogste onderwijsbudget. Maar is dat niet typisch Vlaams? Europees staan we nog altijd tweede op de Pisa-rangschikking, en toch beginnen we al te klagen.
Als we na Luxemburg het meeste geld aan onderwijs besteden, waarom zitten zo veel leerlingen dan in containerklassen?
DANIËLS: Die vraag moet u stellen aan de voorgaande ministers van onderwijs, die dit departement beheerden in een tijd dat er vele miljoenen over waren. Die hebben toen beslist dat geld aan andere zaken uit te geven dan aan investeringen in gebouwen. Weet u dat de regering-Bourgeois vijfhonderd miljoen euro extra in scholenbouw investeert? Ik verzeker u: tijdens de regeringsonderhandelingen heeft de N-VA op tafel moeten kloppen om die hervorming erdoor te krijgen. Het was geen wandeling door het park.
De N-VA is in Vlaanderen veruit de grootste partij, logisch dat u de lijnen uitzet. U bepaalt ook de agenda wat onderwijs betreft, uw partij hoeft daarvoor niet eens de minister van Onderwijs te leveren.
DANIËLS: Dat is een juiste analyse, lijkt mij.
U bent in de media al ‘de pitbull van de N-VA’ genoemd.
DANIËLS: Ik bijt mij vast in mijn dossiers, ja.
In onderwijskringen hebt u nog een andere bijnaam: de ‘echte’ minister van Onderwijs.
DANIËLS: (bloost) Schaduwminister, dat had ik al gehoord. Tja, ik probeer mijn dossiers goed te kennen en er altijd voor te gaan.
U bent meer de baas van Hilde Crevits dan zij van u.
Fractiewoordvoerder Stefaan Huysentruyt komt tussenbeide: We hoeven niet vals bescheiden te zijn, maar we moeten ook niet overdrijven. (gelach)
DOOR WALTER PAULI, FOTO’S ELI VERHEYEN
‘In de lessen godsdienst bidt men de kruisen al lang niet meer van de muur. De ‘dialoogschool’ bestaat allang.’
‘Het woord ‘waterval’ impliceert dat bso-jongeren terechtkomen in het afvoerputteke van de samenleving. Dat pik ik niet.’
‘Wij helpen leerlingen niet door ze te pamperen, wel door ze sterker te maken in de dingen waar ze goed in zijn.’
‘Dat is hét probleem: de slechte kennis van het Nederlands bij allochtone leerlingen, ook van de derde en vierde generatie.’