Eva Brems (UGent)

Nieuwe naamwet verdrijft eindelijk de geest van Napoleon uit ons familierecht

Eva Brems (UGent) hoogleraar Mensenrechten aan de UGent

De nieuwe naamwet mag dan relatief zijn in het licht van de armoede en de crisis, schijft Kamerlid voor Groen Eva Brems, toch is ze belangrijk omdat ze een hardnekkige discriminatie op basis van geslacht uit ons wetboek haalt. ‘Blijft 90 % de naam van de vader dragen, dan is dat toch een groot verschil, want die naam zal dan het resultaat zijn van een keuze, en niet meer van een opgelegd patriarchaal model’

Nieuwe naamwet verdrijft eindelijk de geest van Napoleon uit ons familierecht

In het najaar van 2010 vroeg de redactie van De Juristenkrant aan zeven prominente juristen om in hun rechtsdomein op zoek te gaan naar een wetsartikel dat voor hen echt niet door de beugel kan. Nadien mochten de lezers erover stemmen. De winnaar van deze competitie was het voorstel van mijn UGent collega professor Gerd Verschelden: artikel 335 § 1 van het Burgerlijk Wetboek: ‘Het kind wiens afstamming van vaderszijde en van moederszijde tegelijkertijd komen vast te staan, draagt de naam van zijn vader’. Gerd Verschelden noemt deze bepaling een anachronisme, en een norm die vrouwen als tweederangsburgers beschouwt.

De nieuwe Naamwet die in de Kamer is gestemd, haalt deze smet eindelijk uit ons familierecht weg. Deze wetswijziging betekent een grote stap naar de voltooiing van een evolutie in het familierecht, van een rechtstak die niet alleen de uitdrukking was van een patriarchale samenleving, maar die deze ook in stand hield, naar een rechtstak die steunt op gelijkheid en autonomie. Want de nieuwe naamwetgeving is gestoeld op keuzevrijheid, en dat is de kern van emancipatie. Het gaat er niet om dat we een mannelijk model willen vervangen door een vrouwelijk model, of een verplichte eenheidsworst van identiek samengestelde namen: het gaat er om dat we als vrije en gelijke burgers, en als vrije en gelijke partners in een relatie, de familienaam van ons nageslacht kunnen kiezen.

Ons Burgerlijk Wetboek kwam tot stand in het begin van de 19de eeuw onder Napoleon, een man die over vrouwen zei: ‘la nature les avait faites nos esclaves‘. In zijn visie was de macht van de man over zijn vrouw en over zijn gezin een peiler van maatschappelijke orde. Of om het met de woorden van rechtshistoricus Dirk Heirbaut (ook van de UGent) te zeggen: elke huisvader werd een kleine Napoleon. Zo werd een stelsel gecreëerd waarin een gehuwde vrouw handelingsonbekwaam was, en enkel de vader het gezag had over de kinderen. Pas in 1976 amendeerde men art. 212 van het Burgerlijk Wetboek om te stellen: ‘Het huwelijk wijzigt de handelingsbekwaamheid van de echtgenote niet…‘. 1976, dat is bij wijze van spreken gisteren: ik was toen zeven jaar. Tot mijn zevende jaar had mijn moeder dus nog geen gelijke rechten binnen haar huwelijk. Om maar te zeggen: het afbouwen van dat patriarchale stelsel van Napoleon is heel traag gebeurd en heel recent.

Met de wijziging van artikel 335 §1 voltooien we dit verhaal- of toch bijna. Daarom vind ik dit een belangrijke en noodzakelijke wet. Uiteraard gaat deze wet niet de kansenongelijkheid van vrouwen oplossen – dat heeft niemand beweerd. En uiteraard is alles relatief in het licht van de nood aan jobs en de strijd tegen armoede. Maar men kan alles kapot relativeren, en het valt op dat die neiging vaak heel groot is als het om genderdossiers gaat.

Deze materie is ook belangrijk genoeg voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat in januari van dit jaar in de zaak Cusan & Fazzo tegen Italië oordeelde dat de automatische overdracht van de familienaam van de vader, zonder mogelijkheid van afwijking op verzoek van de ouders, een discriminatie uitmaakt op grond van geslacht.

En dat is ook evident: want welke zouden dan wel de gewichtige redenen zijn die de ongelijke behandeling van moeders en vaders in deze materie zouden kunnen verantwoorden? Elektronische databestanden bestaan nu toch al een tijdje, zodat argumenten van administratieve duidelijkheid geen stand kunnen houden. Bovendien zijn dit in de praktijk vaak nepargumenten die lijken te vergeten dat die zogenaamde duidelijkheid nooit via de naam is gecreëerd als het om de moederlijke afstamming ging, en die geen of onvoldoende rekening houden met de realiteit van onze samenleving waarin nieuw samengestelde gezinnen eerder regel dan uitzondering zijn, en waarin kinderen ook twee papa’s of twee mama’s kunnen hebben.

De nieuwe wet moest er dus komen om onze wetgeving in lijn brengen met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook daarom is het een belangrijke wet.

Een paar antwoorden op critici

Sommigen vinden dit allemaal nergens voor nodig. Welnu, het mooie van deze wet is dat ze niemand tot iets verplicht. Het is een wet die past in een pluralistisch kader, die ruimte laat voor ieders wereldbeeld. Heel veel mensen vinden het een mooie traditie dat kinderen de familienaam van de vader dragen. Zij zullen deze traditie kunnen verder zetten. En als dat er in resulteert dat 90 % van de kinderen nog steeds die naam van de vader dragen, is dat wat mij betreft toch een groot verschil, want die naam zal dan het resultaat zijn van een keuze, en niet meer van een opgelegd patriarchaal model. Ik herhaal: emancipatie gaat over keuzevrijheid.

Sommigen vinden die keuzevrijheid een probleem. In De Morgen schrijft Sofie Mulders ‘de grenzen zijn stilaan bereikt wat kiezen betreft’ en ‘keuzestress maakt depressief’. Als boodschap aan de wetgever kan dat tellen: ‘regel alsjeblief alles voor mij, want het is al moeilijk genoeg dat ik mijn cornflakes en televisiestation zelf moet kiezen’. En ze voegt er aan toe dat de overheid haar burgers geen dienst bewijst door deze keuze, want ‘de kans dat koppels ruziënd over straat rollen over die achternaam nog voor hun nageslacht ter wereld is gekomen, is reëel’. Tja, wie kinderen krijgt, zal wel meer beslissingen moeten nemen dan die over de naam. Dat begint al met de keuze om kinderen te krijgen: al dan niet? Wanneer? Hoeveel? Dat gaat voort met levensbeschouwelijke keuzes, schoolkeuzes, het bedenken van regels over snoep, uitgaan, TV, internet. Alvast in mijn gezin zijn de discussies en de onderhandelingen over die laatste twee thema’s veel moeilijker en langduriger dan die over de toekomstige dubbele familienaam van de kinderen. Daar was in vijf minuten consensus over.

Moet de overheid in de plaats van de burger dan al die dingen gaan beslissen om de mensen keuzestress en partnerconflicten te besparen? Theoretisch kan dat, en er zijn een aantal landen waar men dat geprobeerd heeft of nog steeds probeert. Maar het is uiteraard niet wenselijk. Ik denk dat we volwassen mensen als volwassen mensen moeten behandelen.

Sommigen vinden het te complex worden als twee mensen met dubbele familienamen samen kinderen krijgen. Ik denk dat ook dat nogal relatief is. Het blijft een systeem dat je in een paar zinnen kan uitleggen. Eén, je mag kiezen tussen de naam van de vader, die van de moeder, of een combinatie. Twee, je mag één of twee namen nemen, niet meer. Drie, alle kinderen van dezelfde ouders dragen dezelfde naam of combinatie van namen. Het kunnen maken van een keuze is voor de ene persoon al wat moeilijker dan voor de andere, maar de wet zelf is zeker niet buitensporig complex.

Een smet, door toedoen van CD&V

Eén element is een smet op de nieuwe wet: de regeling in geval van het ontbreken van keuze of van onenigheid tussen partners. Het ontbreken van keuze zal niet veel voorkomen – er zijn bij mijn weten ook geen gevallen bekend van koppels die geen voornaam kiezen, en het lijkt dan ook niet te verwachten dat er veel zullen zijn die geen familienaam kiezen.

Veel hangt in dit verband af van de praktische organisatie die nog bij Koninklijk Besluit en omzendbrief moet worden geregeld. Maar een aantal gevallen van onenigheid zullen er ongetwijfeld zijn, en ik denk dan specifiek aan koppels waarvan de relatie is beëindigd vooraleer het kind ter wereld komt, maar waarvan beide partners wel bij de opvoeding van het kind betrokken willen zijn.

Het advies van de Raad van State bij het wetsontwerp stelde voor om de non-discriminatielogica van deze wet ook daar door te trekken, en in geval van conflict ofwel een genderneutrale keuze voor te schrijven (de Raad verwees naar de Franse en Luxemburgse regeling: dubbele familienaam in alfabetische volgorde of volgorde door loting), ofwel een rechtbank te laten beslissen.

Dat advies is niet gevolgd: het oorspronkelijke voorstel van minister Annemie Turtelboom dat bij onenigheid tussen de ouders, het kind de naam van de vader krijgt, is ook wat uiteindelijk is gestemd. Nochtans was er in de parlementaire commissie consensus (minus Vlaams Belang) om dit te veranderen: bij onenigheid zou er een dubbele naam komen, samengesteld uit de naam van de vader gevolgd door die van de moeder. Dat was voor iedereen een aanvaardbaar compromis. Maar toen bleek dat het aldus geamendeerde voorstel toch niet op de steun van de christendemocraten (langs beide zijden van de taalgrens) kon rekenen. CD&V blijkt niet te kunnen instemmen met een tekst die het mogelijk maakt dat een gehuwd koppel er voor kiest om een kind de naam van de moeder te geven.

In hun visie kan zelfs de dubbele naam waarin de naam van de moeder eerst komt, niet door de beugel. Voor de christendemocraten zijn er twee opties: de dubbele naam in de volgorde vader-moeder, of de enkele naam van de vader. In het land van de ampersand blijft Napoleon blijkbaar een graag geziene gast.

Dat was uiteraard niet aanvaardbaar voor de maatschappelijk progressieve fracties, die niet met een dergelijke emancipatievrees kampen. En toen vond minister Turtelboom er niet beter op dan terug te grijpen naar de tekst die in de Ministerraad was goedgekeurd. Ze deed dit door middel van een amendement, dat CD&V mee had kunnen tegenhouden indien hun fractieleider niet – al dan niet opzettelijk, dat zullen we wel nooit weten- afwezig was bij de stemming. Het resultaat was dat liberalen, socialisten en groenen een wet hebben gestemd die niet helemaal overeenstemt met wat de meesten van ons eigenlijk hadden gewild.

Mijn verwachting is echter dat deze problematische bepaling niet lang zal standhouden. Dat is zo omdat ze geen rekening houdt met koppels van hetzelfde geslacht. Op dit ogenblik moeten die koppels een beroep doen op adoptie, en voor adoptieouders schrijft de wet geen oplossing voor in geval van onenigheid. Die moeten dus overeenkomen over de familienaam, anders gaat de adoptie niet door. Maar er liggen momenteel wetsvoorstellen voor om het automatisch meemoederschap te erkennen, en als dat gebeurt vallen lesbische koppels wel onder artikel 335, en is de referentie naar de naam van de vader alvast voor hen niet houdbaar, en zal men dus iets anders moeten bedenken. Of is men van plan om in een lesbisch koppel één ouder als ‘de vader’ te gaan bestempelen? Dat zou arbitrair zijn en dus juridisch heel wankel.

Maar zo lang deze bepaling bestaat, heeft ze een discriminerend effect. En dat kan ook onrechtstreeks zijn, omdat het in de onderhandelingen binnen een koppel de machtsverhoudingen verstoort als de man weet dat bij ontbreken van overeenkomst het kind zijn naam krijgt. Ik hoop dan ook dat zodra een vrouw met de toepassing van die regel te maken krijgt, ze deze juridisch aanvecht, bij het Grondwettelijk Hof en eventueel ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ik zal zelfs met veel plezier het juridisch dossier mee voorbereiden. Hoe dan ook verwacht ik dus dat die onenigheidsregel geen stand zal houden.

Feestje

De hoofdmoot van deze wet is desondanks een feestje waard. En dankzij de mogelijkheid om gedurende 1 jaar minderjarige kinderen die al geboren zijn toch nog een andere familienaam te geven, zullen al die mensen die wél op deze wet zaten te wachten spoedig naamfeestjes voor hun kinderen kunnen beginnen plannen. Laat de Napoleonbollen maar aanrukken!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content