Montasser AlDe'emeh
Montasser AlDe’emeh: ‘Waarom ik stop: ik heb geen zin om voor mijn centrum te worden doodgeschoten’
Dit is waarom Montasser AlDe’emeh stopt met zijn anti-radicaliseringscentrum De Weg Naar: ‘Ik ben gefrustreerd. Niemand is geïnteresseerd. Nooit kreeg ik bezoek van een burgemeester of beleidsmaker.’
Drieënhalf jaar geleden behaalde ik met grote onderscheiding mijn masterdiploma in de taal- en regiostudies: arabistiek en islamkunde aan de KU Leuven. Daarna volgde ik gedurende een half jaar de opleiding tot master in de wereldgodsdiensten, de interreligieuze dialoog en de religiestudies aan de KU Leuven en een opleiding histoire, pensée et civilisation juives aan het Institut d’Etudes du Judaïsme (ULB). Na de zomervakantie van 2013 besloot ik om te doctoreren, vooral omdat ik mijn zieke ouders trots wilde maken. Mijn onderzoeksvoorstel over Syriëstrijders werd eind 2013 goedgekeurd aan de faculteit politieke en sociale wetenschappen van de Universiteit Antwerpen.
u0022Waarom ik stop: ik heb geen zin om voor mijn centrum te worden doodgeschotenu0022
Ik was nog maar net begonnen met mijn doctoraat of ik moest mijn onderzoek al onderbreken omdat ik in januari werd aangesteld als wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven, waar ik moest meewerken aan een onderzoek over islamitische radicalisering, de ideologische bouwstenen en inhoudelijke kenmerken ervan. In de zomer van 2014 was dat onderzoek afgerond en ging ik me weer focussen op mijn doctoraatsonderzoek. Aangezien mijn onderzoek over Syriëstrijders ging, nam ik via sociale media contact op met zo veel mogelijk geradicaliseerde jongeren en Syriëstrijders. Ik had veel vragen over hun achtergrond en motieven. Ik was heel voorzichtig en probeerde me in hun leefwereld in te leven. Met als gevolg dat sommige mensen me onterecht begonnen te wantrouwen. ‘Waarom staat Montasser zo dicht bij die Syriëstrijders? Waarom onderhoudt hij contacten met hen?’ Wat mensen vergaten, was dat ik als onderzoeker mijn werk goed wilde doen door mijn kerktoren voor enkele jaren te verlaten, mijn baard te laten groeien en op het terrein te gaan werken. Mijn doelstelling was om van nabij alles goed te observeren en te proberen begrijpen, opdat ik na enkele jaren met oplossingen zou kunnen komen waar onze samenleving baat bij heeft.
In die context kreeg ik in juli 2014 de kans om de Belgische en Nederlandse Syriëstrijders in hun biotoop te gaan bezoeken, tussen de bommen en de raketten. In die tijd probeerde ik zo weinig mogelijk te oordelen en kritiek te uiten. Op het platteland van Aleppo deed ik tussen de strijders van het aan Al-Qaeda gelieerde Nusra-front gedurende twee weken veldonderzoek. Ik vroeg en kreeg toestemming van mijn voormalige promotor aan de Universiteit Antwerpen. Aan mijn familie had ik niets gezegd. Ik wilde hen niet ongerust maken. Met succes en ondanks de moeilijkheden ter plaatse – het aan Al-Qaeda gelieerde Nusra-front hield me een dag in de gevangenis op verdenking van spionage – slaagde ik erin om mijn veldonderzoek ter plaatse af te ronden en zoals voorzien naar België terug te keren. Na mijn terugkeer ervoer ik tot mijn grote spijt veel wantrouwen in plaats van respect voor mijn reis, waar ik mijn leven op het spel had gezet om zo veel mogelijk kennis te vergaren. In De Jihadkaravaan en Pourquoi nous sommes tous des djihadistes kunnen jullie meer lezen over mijn reis.
Na mijn uitgebreide veldonderzoek in Syrië kwam ik tot de vaststelling dat duizenden moslimjongeren vatbaar waren voor radicalisering en dat de sociale vrede in onze maatschappij op het spel stond. Tijdens het afnemen van bijkomende interviews voor mijn doctoraat besloot ik dat ik het niet kon maken om die jongeren aan hun lot over te laten. Ik wou iets doen om mijn land te beschermen. De overheid betrok me niet in haar plannen, dus moest ik zelf maar iets doen. Ik wilde de frustraties van die jongeren kanaliseren en ze wegleiden van het geweld.
Ik focuste me vooral op hun intellectuele ontwikkeling door hen nieuwe kennis aan te reiken, zodat hun overtuigingen en ideeën genuanceerd zouden worden, en zodat ze de stap naar gewelddadige radicalisering niet zouden zetten.
In Mechelen richtte ik zonder subsidies, volledig onafhankelijk van de overheid en met eigen middelen het kenniscentrum ‘De Weg Naar’ op, waar ik trachtte om jonge moslims, waaronder kandidaat-vertrekkers, teruggekeerde Syriëstrijders en hun families op een gestructureerde manier te helpen.
‘Als ik moslimjongeren help, dan help ik alle Belgen die baat hebben bij vreedzame moslimjongeren’
Mijn visie was: als ik moslimjongeren help, dan help ik alle Belgen die baat hebben bij vreedzame moslimjongeren die op een positieve manier hun bijdrage leveren aan onze samenleving. Desondanks kreeg ik amper steun en appreciatie.
Wat ik wel kreeg, waren doodsbedreigingen van IS-strijders en van haters en extremisten die hun frustraties op mij afreageerden (http://www.demorgen.be/binnenland/-ik-hoop-dat-iemand-deze-debiele-moslim-koud-maakt-b417a41d/). Alle scheldwoorden die een mens kan bedenken kreeg ik de afgelopen jaren naar mijn hoofd geslingerd. Voor de ene was ik de zogenaamde huisterrorist van Knack, het paard van Troje, een verdoken jihadist, een dubbelspion en een jihadistenknuffelaar. Voor de andere was ik een beroepsallochtoon met verdoken N-VA-sympathieën, afvallige moslim en huisneger, een beroepsallochtoon, een collaborateur, een zionistenknecht of een Uncle Tom.
Na verloop van tijd raakte ik gefrustreerd omdat geen enkele beleidsmaker, geen enkele burgemeester geïnteresseerd was in mijn mening. Ik was gefrustreerd omdat ik niet het gevoel had dat mijn waarschuwingen au sérieux werden genomen.
Hier een kort overzicht:
“Moslimjongeren die nu nog naar Syrië vertrekken, maken een zeer bewuste keuze. Als ze ervoor kiezen om zich bij de IS aan te sluiten vanuit de gedachte dat België in oorlog is met de IS, en als ze de gruwel als louter bijzaak beschouwen, dan vind ik dat ze maar in Syrië moeten blijven. Als ze toch terugkeren, is de kans dat ze een moorddadige missie hebben met de dag groter. Wat dat betreft, blijft ons land het gevaar van aanslagen zwaar onderschatten.”
(Knack, woe. 18 nov. 2015, pagina 46-47)
“De enige reden waarom dit in Parijs is gebeurd, en niet in Brussel, is omdat IS dat zo heeft gekozen. Onze inlichtingendiensten kunnen niet alle aanslagen tegenhouden. Als zij dat wensten hadden ze in Brussel ook een aanval gepleegd. Het is wachten op de volgende aanslag. Ook in ons land.”
(Van Gils & Gasten, 16 nov. 2015)
“De veiligheidsdiensten moeten de middelen en de mensen krijgen om dat wél te doen. Of gaan we daarmee wachten tot een of andere slapende cel echt een bloedbad aanricht? Er worden miljoenen vrijgemaakt om teruggekeerde jihadisten in de gevangenis te deradicaliseren. Wel, dat werkt voor geen meter omdat de aanpak fout zit. Je kunt dat geld beter besteden aan politie- en veiligheidsdiensten. De absolute prioriteit moet nu toch de bescherming van de burgerbevolking zijn? We beseffen nog altijd onvoldoende hoe groot de impact van IS-strijders op moslimjongeren in België en onze buurlanden kan zijn.”
(Knack, woe. 26 aug. 2015, pagina 32)
“Dat weet ik niet, maar mijn waarschuwing werd niet echt ernstig genomen. Journalisten hebben mijn waarschuwing ook gerelativeerd. Het gevaar wordt onderschat, denk ik. In mijn ogen gaan de Belgische inlichtingendiensten amateuristisch te werk.”
“Van de Syriëgangers die terugkeren, worden sommigen opgepakt, en anderen niet. Daardoor weten jongeren die terug willen komen niet wat hen te wachten staat. Als ze dat wel weten, kunnen ze tien keer nadenken voordat ze gaan. Er moet een duidelijk signaal worden gegeven. We moeten stoppen met dat kinderachtige gedoe van: ‘We willen geen angst zaaien.’ Op deze manier is het gewoon wachten op de volgende aanslag.”
(Trouw, ma. 24 aug. 2015, pagina 6)
Speelt u niet in de kaart van IS door zo veel ruchtbaarheid te geven aan de zaak?
“Ik ken uiteraard hun strategie van polariseren en angst zaaien. Maar ik vind dat de Belgische burgers het recht hebben om te weten dat ze geviseerd worden. Mijn beweegredenen voor de verspreiding van de opname zijn mijn medeburgers.”
(De Standaard, vr. 21 aug. 2015, pagina 7)
“‘Het is wel duidelijk dat deze man niet voor zichzelf spreekt, maar in naam van een groep’, oordeelt hij in Het Laatste Nieuws. Zo zou de man in contact staan met de entourage van Abdelhamid Abaaoud, de Brusselse Syriëstrijder die beschouwd wordt als het brein achter het terreurcomplot dat werd verijdeld in Verviers.”
(Metro/Metro NL, vr. 21 aug. 2015, pagina 2)
“Maar we moeten wel beseffen dat elke IS-strijder die uit Syrië terugkeert foute plannen kan hebben. Dat zij opgepakt worden, stoort me niet zo. De overheid moet duidelijk maken dat al wie zich bij IS aansluit, niet zomaar kan terugkeren. Dan weten de vertrekkers tenminste waar het op staat. Want ik denk zelfs dat we het gevaar van IS nog zwaar onderschatten.”
(Het Laatste Nieuws*, do. 20 aug. 2015, pagina 10)
“‘In Europa zijn er gefrustreerde lone wolves die op elk moment kunnen toeslaan. Dat is heel onvoorspelbaar.’ Er zijn veel teruggekeerde Syriëstrijders. Volgens AlDe’emeh onderschatten we dat.”
(De Morgen, za. 27 jun. 2015, pagina 1)
“IS heeft de oorlog verklaard aan België, aan Europa. Wie gaat vechten voor IS, en dus tegen ons, moet goed beseffen dat hij niet zomaar kan terugkeren.”
(Knack.be, vr. 16 jan. 2015)
“In ons land leven honderden potentiële jihadisten. Allen jongeren die op het punt staan ten strijde te trekken.”
(De Morgen, vr. 16 jan. 2015, pagina 3)
“Tegelijk moet er een nationaal beleid komen over hoe we omgaan met jongeren die willen vertrekken en welke straf hen bij terugkeer staat te wachten. Dat zou al een duidelijk signaal zijn.”
(Het Nieuwsblad, za. 10 jan. 2015, pagina 8)
En dus was ik na de aanslagen in Parijs furieus. Ik besloot om geen teruggekeerde Syriëstrijders meer te begeleiden. Wie nu nog vertrok, moest niet meer bij mij komen aankloppen. Ik stelde dat ze genoeg tijd hebben gehad om de strategie en het geweld van de IS, de geopolitieke context en de situatie in Syrië en Irak te bestuderen en te begrijpen. Ze hebben tijd genoeg gehad om de verhalen van teruggekeerde strijders te horen. Ze hebben genoeg gezien waartoe de IS in staat is, en hoe ze andere soennieten excommuniceert, verkettert en afslacht. Ze hebben gezien hoe in Parijs volstrekt onschuldige burgers koelbloedig werden doodgeschoten.
‘Wat is er veranderd in ons land?’
Enkele maanden voor de aanslagen in Zaventem en Brussel waarschuwde ik dat ons land het gevaar van aanslagen gepleegd door onder andere teruggekeerde Syriërstrijders zwaar blijft onderschatten.
Eind december verhuisde mijn centrum naar Molenbeek, waar ik me samen met enkele moedige mensen vrijwillig en op dagelijkse basis voor de maatschappij inzette. Op 22 maart was het zo ver: België werd getroffen door bloedige aanslagen. Heel wat medeburgers werden gedood. Ik voel(de) me heel slecht.
Vandaag is het 1 mei. Wat is er effectief veranderd in ons land? Spijtig genoeg niet veel.
In België leven er honderdduizenden moslims. Een significant deel van hen is ambitieloos. Een minderheid is fundamentalistisch. Een kleine minderheid is vatbaar voor radicale ideologieën. Enkele honderden moslims sympathiseren met Al-Qaeda en IS. Enkele tientallen kunnen nog gewelddadig radicaliseren. Er zijn ook heel wat Syriëstrijders teruggekeerd.
De afgelopen weken gaf ik lezingen op scholen. Kinderen van nog geen tien jaar oud zeiden me voor de hele klas en in het bijzin van hun leerkrachten dat Jezus binnenkort zal terugkeren en samen met al-Mahdi, een verlosser en messiaanse figuur, de antichrist gaat doden. Andere kinderen hebben familieleden in Syrië en juichten na de aanslagen. Nog andere kinderen hebben het heel moeilijk omdat ze familie zijn van onder andere de zelfmoordterroristen in Brussel en Zaventem. Heel wat leerkrachten en begeleiders zitten werkelijk met de handen in het haar. Ook op andere scholen worden er soms excuses gezocht voor het walgelijke gedrag van IS-strijders. Bij gebrek aan een oprecht en consequent beleid is het dweilen met de kraan open.
Tot op de dag van vandaag is er geen efficiënt beleid met betrekking tot de aanpak van de wortels van radicalisering. Op papier klinkt alles mooi, maar in de praktijk wordt er niet goed samengewerkt. De samenwerking tussen eerstelijnswerkers, straathoekwerkers, imams, leerkrachten en beleidsmakers verloopt stroef.
“Ik ben gefrustreerd. Ik doe mijn best om mijn leerlingen degelijk onderwijs aan te bieden, maar zaterdag gaan ze naar een islamschool en wat ze daar allemaal leren weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat mijn leerlingen rare dingen beginnen te zeggen”, zei een bezorgde leerkracht onlangs. Ze maakt zich terecht zorgen. Ouders voeden hun kinderen op met specifieke islamitische en/of culturele waarden en normen. Op school worden hen ook allerlei waarden aangeleerd. En in de moskee krijgen ze les van imams en islamleerkrachten waarvan niet geweten is wat ze juist zeggen. De vraag is of die verschillende waarden die hen worden meegegeven met elkaar te verzoenen zijn. In sommige gevallen worden de waarden die ze op school meekrijgen door bepaalde islamleerkrachten afgewezen.
En wat dan? Op die manier creëer je kinderen die in en tussen verschillende werelden leven en die bij gebrek aan de juiste begeleiding in een latere fase problemen zullen ondervinden in hun identiteitsontwikkeling.
Ik heb nooit bezoek gekregen van een beleidsmaker of een burgemeester. Niemand was geïnteresseerd
Ik stop vanaf vandaag 1 mei met het vrijwillig begeleiden in mijn centrum ‘De Weg Naar’. Scholen zal ik wel blijven helpen. Door een gebrek aan steun en middelen kan ik niet anders. De afgelopen jaren betaalde ik uit mijn eigen zak om jongeren te begeleiden. Ik heb nooit bezoek gekregen van een beleidsmaker of een burgemeester. Niemand was geïnteresseerd. Of neen, voor ik het vergeet: de Amerikaanse overheid heeft onlangs nog een diplomaat gestuurd. In het buitenland zijn ze wel geïnteresseerd. Je kan mijn situatie vergelijken met een professionele voetballer die moet betalen om mee te mogen spelen en doelpunten te scoren. Ik ben 27 jaar en deed alles op mijn eentje. Maandenlange individuele begeleidingen zonder een ploeg van enkele mensen voor logistieke, wetenschappelijke of beleidsmatige steun.
Gisteren ontving ik een doodsbedreiging van IS. Mijn beide ouders zijn ziek en hebben mijn steun nodig. Ze zijn doodongerust. Ik heb geen zin om voor mijn centrum te worden doodgeschoten. Op dit moment heb ik een aanbieding uit Amerika op zak, maar eerst wil ik mijn doctoraatsonderzoek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen succesvol afronden.
Ik wil deze tekst besluiten met de vaststelling dat mijn centrum ‘De Weg Naar’ zonder subsidies uitstekend werk heeft geleverd. Tientallen ouders en jongeren zijn er geholpen en enkele jongeren hebben in het centrum de ziekelijke ideologie van IS verworpen. Binnenkort komt er een boek uit van een van hen, waarin ze getuigt over haar deradicalisering.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier