De (s)preekstoel van Knack.be

‘Mijn roeping geeft doorheen mijn leven gestalte aan wie ik ben’

De (s)preekstoel van Knack.be Knack.be maakt ruimte voor religie en levensbeschouwing

In deze bijdrage voor ‘De (s)preekstoel van Knack.be’ schrijft theoloog Stijn Van den Bossche over wat het betekent om geroepen te worden. ‘Mijn roeping is de ster die ik ooit gevolgd heb, waarop ik mij elke dag weer afstem, en die ik steeds achterna trek.’

Ik wil het over roeping hebben, maar niet over pastoors. Je roeping op het spoor komen is heel belangrijk voor elke mens, ongelovig en gelovig.

Joden houden van verhaaltjes die ons aan het denken zetten. Hier komt er eentje.

Drie rabbijnen stellen zich de vraag wat het belangrijkste woord is uit de Schrift. De joodse traditie reikt hen bepaalde regels aan om dat te bepalen.

Vooreerst: dit woord moet in de Torah of de Wet staan: de eerste vijf en de belangrijkste boeken van de Bijbel. Vervolgens: het belangrijkste boek staat in het midden: dat is het boek Leviticus. En ten slotte is het eerste woord het belangrijkste.

De rabbijnen slaan Leviticus hoofdstuk 1, vers 1 op, en lezen daar:De Heer riep Mozes.

Maar in het Hebreeuws is het eerste woord: wajiqqra, ‘riep’. Daarom is het allerbelangrijkste dat de Schrift openbaart: dat iemand je roept.

Van roep tot beroep

Als je er even op ingaat, blijkt geroepen worden een bijzonder en zelfs enigszins raadselachtig fenomeen. Een eerste onderscheid moeten we maken tussen het dat van een roeping, en het wat, datgene waartoe je geroepen wordt. Het Engels onderscheidt netjes in twee woorden: call (dat je geroepen wordt), en vocation (de invulling, bv. je beroep).

In wajiqqra gaat het over de call. The Lord called Moses, vertaalt de Engelse bijbel.

  • To call betekent vooreerst het roepen zelf, zoals in I heard a call. Als iemand roept (Zou het naar mij zijn…?), kijk je op, zoals Matteus op het beroemde schilderij De roeping van Matteus van Caravaggio.
  • A call is ook als een telefoongesprek: give me a call. Iemand neemt contact met je op, spreekt je aan. Het gekke is dat ook ‘iets’ je kan aanspreken, ‘iets’ zich kan aanmelden in je leven. Daarmee wordt dat ‘iets’ natuurlijk een beetje meer dan zomaar iets…
  • En to call betekent tenslotte ook noemen, een naam geven. Een naam verwijst naar een unieke persoon en niet langer naar een functie of een algemene omschrijving. Als je iemand bij de naam aanspreekt, word je persoonlijk geappelleerd. Het gaat om jou.

Roeping doet ge-hoor-zamen

Roeping vertoont nog meer eigenaardige trekjes. Je wordt door iets of iemand aangesproken, en daar gaat een sterk appel van uit: dit ‘moet’ ik doen, hier moet ik op ingaan. Die roepstem plaatst je in een soort ge-hoor-zaamheid die niets met dwang te maken heeft. Je gaat helemaal vrij ge-hoor-zamen aan wat jou aanspreekt.

Talloos zijn de getuigenissen van ‘gedreven’ (door wie of wat?) be-roeps-mensen, waaruit blijkt dat iets of iemand hen geroepen heeft, op hun weg gekomen is.

Heb je bvb. astronaut Frank De Winne ooit over zijn droom horen vertellen? Maar ook grootste Belg pater Damiaan, die er vrijwillig voor koos zich op een eiland met opgegeven melaatsen af te zonderen, wist zich daartoe geroepen.

Antwoord toont pas roeping

Er is bovendien iets geks aan de hand: het gehoorzamen komt in zekere zin eerst.

Iets blijkt pas een roeping omdat je erop ingaat, ook al komt de uitnodiging natuurlijk vóór het erop ingaan.

Het duidelijkst wordt dit in de verleiding. Iemand kan jou aanspreken, maar zo lang je nergens op ingaat, is er niets gebeurd. Als je erop ingaat, kan er pas iets beginnen tussen jullie. Een liefdesrelatie begint pas wanneer ze wordt beantwoord.

De liefde toont zich pas in het antwoord, als wat reeds aan het antwoord vooraf ging.

En dat kan best spannend zijn: zij spreekt mij wel aan, maar heeft zij mij wel echt aangesproken? Het kan slechts blijken als je het er op waagt.

Dit geldt voor alles wat als een roeping je overkomt: het blijkt pas (g)een roeping als je er gehoor aan geeft.

Roeping gaat over verleden, heden én toekomst

Ten slotte een heel raadselachtige eigenschap van een roeping. Roeping gaat tegelijk over mijn verleden, heden en toekomst. Datgene waartoe ik geroepen ben, betekent tegelijk datgene wat mijn leven heeft vormgegeven, datgene wat mij hier en nu het meest ter harte gaat, en datgene waar ik naartoe wil.

Mijn roeping is de ster die ik ooit gevolgd heb, waarop ik mij elke dag weer afstem, en die ik steeds achterna trek.

Je kan zeggen: roeping schenkt mij aan mezelf, in de drie manieren waarop wij de tijd ervaren: verleden, heden en toekomst. Roeping geeft doorheen het leven gestalte aan wie ik ben.

Mens zijn is geroepen zijn

Als je dit alles bij elkaar legt, dan is roeping datgene wat mij op heel persoonlijke wijze doet worden wie ik ben, wanneer ik inga op de uitnodiging.

In de wereld schuilt een oproep.

De ruimte vraagt om verkend te worden. Ziektes vragen om ze te bestrijden. De opwarming van de aarde vraagt om maatregelen. Je kan nauwelijks nadenken over de vraag wat je met je leven wil aanvangen, zonder daarbij in te gaan op wat jou aanspreekt, op een uitnodiging uit de werkelijkheid om je heen.

Een jongere wordt een volwassene als hij zijn weg, zijn roeping heeft gevonden.

Natuurlijk nodigt vooral de mens ons uit. De geliefde nodigt mij uit me aan haar of hem te schenken. Kinderen nodigen hun ouders uit een moeder en vader te zijn voor hen. De vluchtelingen in de Middellandse Zee appelleren en interpelleren Europa. Allemaal varianten van het appel, of de roeping.

Dat alles zie je ook als je het omkeert: wie de geliefde slechts gebruikt voor zichzelf of zijn schouders ophaalt voor de ecologische problemen, miskent wezenlijk een spreken van de werkelijkheid zelf en doet zijn eigen mens zijn tekort.

Is God degene die ons roept?

De raadselachtige vraag blijft, wie of wat ons roept doorheen de dingen en de mensen. Deze vraag wil en kan ik niet oplossen. Godgelovigen zijn wel mensen die een vertrouwend antwoord wagen op deze vraag. Niet godsbewijzerig zoals ‘iemand die ons roept, dat moet dus wel God zijn’.

Het werkt veeleer omgekeerd. Als je aan een gelovige vraagt wie toch die God is in wie hij gelooft en waar hij Hem dan ervaart, zou zijn antwoord inéén zin kunnen luiden: God is degene die mij roept. Zo vinden we het ook in de bijbel. Toen Mozes aan God zijn naam vroeg, antwoordde God bepaald raadselachtig: ‘Ik ben die (er) is (voor je).’ (Exodus 3,14).

God is degene die aan de lijn is voor ons. Gods omgaan met ons is van meet af aan een spreken of roepen. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel lezen we het prachtige gedicht over de schepping, met de terugkerende verzen God sprak… en zo gebeurde. To create (scheppen) en to cry (roepen) is voor God zowat het zelfde. God roept ons in het bestaan, en nodigt ons uit om Hem gehoor te geven.

En aan het einde van ons aardse bestaan hadden de oude doodsbrieven toch gelijk: Het heeft de Heer behaagd tot zich te roepen…

Hij mag weliswaar nog even wachten.

Stijn Van den Bossche is algemeen secretaris Interdiocesane Commissie voor Catechese.

Partner Content