‘Racisme zal altijd blijven bestaan’
In het diepst van onze gedachten zijn we allemaal racist, meent sociaal psycholoog Alain Van Hiel. In zijn nieuwe boek wil hij ons waarschuwen voor al te optimistische verwachtingen. ‘Er is niet minder racisme dan vroeger. Het is gewoon heimelijk geworden.’
‘Ik heb lang getwijfeld om dit boek te schrijven’, zegt sociaal psycholoog Alain Van Hiel. ‘Racisme is een heel gepolariseerd onderwerp. Ik ben bang dat men zowel bij links als bij rechts aan cherry picking zal doen. Dat ze alleen de deeltjes waarin ze hun mening bevestigd zien zullen citeren, terwijl het hele verhaal zoveel genuanceerder is.’ En toch ligt zijn boek vandaag in de boekhandel. Onder de curieuze titel Iedereen racist schetst Van Hiel de psychologische processen die aan racisme voorafgaan. Want of we het nu willen of niet, we discrimineren allemaal. ‘Onverdraagzaamheid en racisme hebben altijd bestaan en zullen blijven bestaan. Wie zegt dat hij zelfs onbewust geen negatieve emoties heeft over andere groepen, maakt zichzelf iets wijs. Samenleven met mensen van andere culturen is nu eenmaal niet vanzelfsprekend.’
Van Hiel haalt graag het voorbeeld aan van Zwart als roet van de Nederlandse documentairemaakster Sunny Bergman. Daarin onderneemt Bergman een experiment waarbij ze drie mannen met een verschillende huidskleur in een park een fietsslot liet doorzagen. De blanke man kon ongestoord zijn gang gaan en werd uiteindelijk zelfs geholpen door gemeentewerkers, terwijl de zwarte onmiddellijk werd aangesproken. ‘Dat is automatisch gedrag’, verzekert Van Hiel. ‘We interpreteren dezelfde actie anders bij mensen van een verschillende huidskleur.’
Zijn zulke mechanismen verstandig voor een soort die probeert te overleven in de natuur?
ALAIN VAN HIEL: Er zijn veel voordelen aan groepsvorming. Duizenden jaren geleden was het veel slimmer om in zo’n groep te zitten, als je je genetisch materiaal wilde doorgeven. Het is veiliger, je komt makkelijker aan eten, en seks is toch ook iets aangenamer in gezelschap dan wanneer je helemaal op jezelf aangewezen bent. (lachje) Maar die groepsvorming gaat gepaard met vooroordelen over andere groepen. Vandaag houdt dat geen steek meer. Om de rust te bewaren hebben we er juist belang bij om die neiging te onderdrukken. Alleen kun je processen die duizenden jaren geleden ontstaan zijn niet in honderd jaar beschaving van je afschudden.
Sinds enkele jaren leeft het debat over racisme weer op. Is racisme terug van weggeweest?
VAN HIEL: Nee, het grove, expliciete racisme is doorheen de tijd fors afgenomen. Het wordt steeds zeldzamer dat iemand ‘makak’ of ‘vuile neger’ roept naar een anderskleurige. Er is in ons land steeds minder tolerantie voor zulke uitlatingen. Ook politici die racistische praat verkochten, hebben veel van hun pluimen verloren. Dat wil niet zeggen dat de samenleving minder racistisch is geworden, maar de uitingsvorm is anders.
Wat is er dan wel veranderd?
VAN HIEL: Het is een verschuiving. We hebben het afgeleerd om grove taal te gebruiken. We zeggen niet meer: ‘Ik heb een hekel aan vreemdelingen.’ We zeggen het liever subtieler: ‘Ik heb eigenlijk niet zoveel sympathie voor allochtonen.’ Dat klinkt iets anders, maar het betekent gewoon hetzelfde.
U maakt het verschil tussen grof en heimelijk racisme.
VAN HIEL: Veel van dat heimelijke racisme gebeurt vrij onbewust. Een voorbeeld is dat experiment van Sunny Bergman. De klassieke proef bestaat uit een test waarbij je namen als Johan en Mohammed moet verbinden met begrippen zoals ‘sympathiek’. Bij zulke tests merken we dat we langer aarzelen om Mohammed met positieve kwaliteiten te associëren dan Johan. Dat gaat zeer ver. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zelfs Afro-Amerikanen sneller een blanke persoon met positieve kwaliteiten associëren dan een zwarte. Terwijl ze zelf aangeven dat ze liever met zwarten dan met blanken omgaan.
Kun je zulke reflexen uitschakelen?
VAN HIEL: Je kunt jezelf oefenen, zodat je ook Mohammed met positieve eigenschappen leert verbinden, maar helemaal uitschakelen lijkt me heel moeilijk. Als je op de tram stapt en in een seconde tijd moet kiezen waar je gaat zitten, neem je vaak plaats naast een persoon die tot jouw groep behoort. De meeste mensen denken daar zelfs niet bij na. Het werkt trouwens evengoed in de andere richting.
U schrijft zelfs dat allochtonen racistischer zijn dan autochtonen.
VAN HIEL: Inderdaad. Daar zijn verschillende redenen voor. Eerst en vooral is de onderlinge samenhang in migrantengemeenschappen veel hechter. Als je ervaart dat je eigen groep een minderwaardige positie heeft in de samenleving zal de neiging om je af te zetten van de dominante groep veel groter zijn. Er zijn ook culturele verschillen: veel migranten komen uit maatschappijen waar er minder politieke correctheid is en je dus makkelijker vooroordelen kan uiten. In veel Arabische landen is het doodnormaal om te zeggen dat alle Joden slecht zijn. Wanneer migranten uit zulke landen naar hier komen, nemen zij die attitudes mee en geven ze die ook door aan de volgende generaties.
Kijken wij anders naar verschillende migrantengroepen?
VAN HIEL: Vooroordelen zijn doorgaans niet gericht tegen een specifieke groep. Racisten discrimineren niet alleen Turken of Marokkanen, maar ook groepen als Bulgaren. Ze hebben die negatieve houding vaak ook tegenover holebi’s en zelfs gehandicapten.
Toen Bart De Wever zich over Berbers uitliet, zei hij dat hij nooit last had met Aziatische migranten.
VAN HIEL: De Wever heeft een punt wanneer hij verschillen tussen bevolkingsgroepen ziet. Zuidoost-Aziaten staan nu eenmaal bekend als modelminderheden. In de VS zijn ze zo succesvol dat ze de autochtone bevolking gedeeltelijk verdringen aan de universiteit en op de arbeidsmarkt. Maar je mag de resultaten niet veralgemenen. Toen Knack twee jaar geleden de powerlist van de invloedrijkste allochtonen opstelde, stond ze vol Marokkanen en Turken. Dat is lang niet slecht voor groepen die zogezegd slecht geïntegreerd zijn. Ook in gemeenschappen die gemiddeld slecht scoren, is excellentie aanwezig.
Nu de Brusselse luchthaven heropend is, mag de politie selectief verdacht ogende personen controleren. Is zo’n vorm van racial profiling voor u racisme?
VAN HIEL: Het is veeleer discriminatie, want je maakt onderscheid op basis van de bevolkingsgroep waaruit iemand afkomstig is. In het alledaagse politiewerk is racial profiling onverstandig, maar in het geval van de luchthaven is het op z’n minst begrijpelijk. Het heeft weinig zin om een blanke man als ik te fouilleren als je jihadisten probeert op te sporen.
U deed ook onderzoek naar racisme bij de politie. Agenten bleken meer vooroordelen te hebben tegen mensen van andere origine.
VAN HIEL: Vooroordelen worden beïnvloed door contactervaringen. Als we veel positieve contacten hebben met andere bevolkingsgroepen, verliezen we de vooroordelen die we over die groepen hadden. Als je een vriend hebt die Ahmed heet, heeft dat positieve effecten op de manier waarop jij naar Marokkanen kijkt. Het probleem is dat je als politieagent vooral negatieve contactervaringen met allochtonen hebt. Met autochtonen óók, maar die zorgen niet voor vooroordelen.
Het is dus logisch dat er zo veel racisme is bij de politie?
VAN HIEL: Het risico van discriminatie is daar groter. Het is minder vanzelfsprekend om die gevoelens te beheersen als er veel negatieve contacten zijn. Politieagenten moeten daar bewust van worden gemaakt. Het zou deel moeten uitmaken van hun opleiding.
Opvallend: onder gevangenen daalt het racisme dan weer.
VAN HIEL: Gevangenissen doen over het algemeen weinig goeds, maar ze blijken wel geschikt om vooroordelen weg te nemen. Gevangenen hebben voortdurend contact met andere culturen in een situatie waarin ze min of meer dezelfde status delen, want ze zitten allemaal achter de tralies. Het werkt wel alleen wanneer die bevolkingsgroepen in de gevangenis niet gescheiden leven. Ik vergelijk het graag met de film American History X, waarin een neonazi opgesloten wordt voor een racistische moord en vriendschap sluit met zijn zwarte celgenoot. Zo gaat het er soms ook echt toe.
Buiten de gevangenismuren bestaat er nog altijd veel racisme. U citeert een Canadese studie waaruit blijkt dat hoogopgeleide allochtonen die de taal spreken drie keer minder kans hebben om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek. Is dat direct of heimelijk racisme?
VAN HIEL: Dat kan allebei. Onderzoek heeft uitgewezen dat werkgevers die geneigd zijn tot automatische vooroordelen ook minder allochtonen op gesprek uitnodigen. Ze blijken dat zelf niet eens door te hebben. Er zijn mensen die zeggen dat ze zich niet bewust zijn van het feit dat ze vooroordelen hebben, en toch minder allochtonen uitnodigen voor zulke gesprekken. Vaak is dat ook de belangrijkste drempel: eenmaal uitgenodigd, vallen de verschillen grotendeels weg. Er zijn natuurlijk ook gevallen van rabiaat racisme. Het uitzendbureau Adecco registreerde enkele jaren geleden welke bedrijven geen allochtone uitzendkrachten wilden aannemen. Autochtonen kregen het etiket ‘Blanc Bleu Belge’, zodat die bedrijven zeker geen allochtoon op gesprek kregen. Dat is echt hallucinant.
Wat kan een overheid daartegen beginnen?
VAN HIEL: In het geval van Adecco was een gerechtelijke vervolging volkomen terecht, maar ik ben geen voorstander om altijd naar een rechtbank te lopen. Ik geloof meer in praktijktests en de naming and shaming van bedrijven die zich schuldig maken aan discriminatie. Maar het blijft lastig. Een familielid van me verhuurt een huis – aan een autochtoon, voor alle duidelijkheid – maar na vijf maanden heeft ze nog altijd geen eurocent van haar huurgeld gezien. Omdat je als verhuurder in zulke gevallen amper de mogelijkheid hebt om aan je geld te raken, worden verhuurders dus ongelooflijk bang om hun huis aan de verkeerde persoon te verhuren.
Ze hebben dus goede redenen om potentiële huurders te discrimineren op basis van reputatie?
VAN HIEL: Er zit soms een kern van waarheid in. De huurmarkt is ook heel rigide: dat familielid van mij heeft heel weinig mogelijkheden om een wanbetaler het huis uit te zetten. Misschien is het een oplossing om de huurmarkt en de arbeidsmarkt te flexibiliseren met proefperiodes. Dat kan helpen om eventuele vooroordelen tegenover huurders en werknemers van vreemde origine weg te nemen.
Volgens Vlaams minister van Inburgering Liesbeth Homans (N-VA) doet Vlaanderen genoeg zijn best om allochtonen vooruit te helpen.
VAN HIEL: Ze vond dat allochtonen te veel gepamperd worden. Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik vind dat we iederéén te veel pamperen. Wij leggen de lat voor iedereen veel te laag. We mogen best meer eisen stellen.
Zolang onze uitgebreide sociale zekerheid in uitwijkmogelijkheden voorziet, raken de zwaksten in de samenleving sneller gedemotiveerd. Ze haken af wanneer ze slechte ervaringen op de arbeidsmarkt hebben. Ze stellen zich te snel tevreden met hun slechte maatschappelijke positie, omdat ze denken dat er hier toch geen kansen voor hen zijn weggelegd. Homans’ reflex is typisch voor hulpgedrag: we zien dat de geholpene er niet merkbaar op vooruitgaat, en dus worden we boos op de geholpene.
Kunnen quota een oplossing bieden?
VAN HIEL: Het is te makkelijk om quota op te leggen. We moeten verder kijken. En er is natuurlijk al heel wat achterstand weggewerkt, maar in het onderwijs kan het nog altijd veel beter. Waarom maken we kleuteronderwijs niet verplicht? Zeker voor kinderen bij wie de thuistaal niet het Nederlands is, is dat een goede zaak.
Open VLD stelde onlangs voor om het kindergeld afhankelijk te maken van het schoolgaan van de kinderen. Een goed idee?
VAN HIEL: Waarom niet? Het doel heiligt de middelen. Helaas is de discussie over integratie hopeloos verzuild. Links is niet in staat om toe te geven dat rechtse politici soms een goed voorstel hebben, en andersom. Dat viel mij na de aanslagen in Brussel weer op. Rechts stak toen alle schuld op de opendeurpolitiek van links, terwijl links racisme aanhaalde als de ultieme oorzaak van de aanslagen. Op den duur zou je vergeten dat de terroristen de vijand zijn.
Er wordt ter rechterzijde weleens getreurd dat links nog altijd het multiculturele debat domineert. Vindt u dat ook?
VAN HIEL: Mensen die kritische opmerkingen maken over de multiculturele samenleving zeggen altijd dat het moed vergt om in te gaan tegen de politieke correctheid. Maar ze doen het toch. Ik heb niet de indruk dat mensen die de multiculturele samenleving problematiseren een spreekverbod hebben. Iedereen zegt steeds hetzelfde, niemand luistert naar elkaar. Terwijl de consensus onder de bevolking groot is. De meeste mensen zijn ervan overtuigd dat integratie belangrijk is. Laten we daar dan werk van maken. En de meeste mensen vinden massamigratie geen goed idee. Temper dat dan even.
Ook nu, te midden van de vluchtelingencrisis?
VAN HIEL: Als we nu in groten getale mensen toelaten, zal de integratie alweer ontzettend moeilijk zijn. Dan kan iemand over vijftig jaar hetzelfde boek schrijven als ik, en exact dezelfde problemen vaststellen. Ik ben gelukkig geen politicus: ik hoef de afweging niet te maken tussen het beschermen van vluchtelingen en het beschermen van onze sociale cohesie. Want een toename van allochtonen doet de sociale cohesie in een samenleving nu eenmaal afnemen. Dat weten we uit een onderzoek van Robert Putnam, een gerespecteerde socioloog die tegen zijn zin moest besluiten dat diversiteit het vertrouwen in elkaar doet afnemen.
Hoe moet de overheid daarop inspelen?
VAN HIEL: In de VS komen getto’s veel meer voor dan in Europa, en mensen staan er minder negatief tegenover. Ze zien het zelfs als iets positiefs want dan zijn ze van de overlast af: mensen mijden gewoon de getto’s. In Europa ligt het anders. Wij proberen gettovorming te vermijden. Alleen kun je hier niet zo eenvoudig ingrijpen in het woonbeleid. In België bouwen en wonen mensen het liefst waar ze willen. De overheid kan alleen de sociale huisvesting regisseren. In Singapore gaat men daar veel verder in. Zelfs koopappartementen worden daar verdeeld op basis van afkomst. Het gevolg is dat in die samenleving bijzonder weinig vooroordelen heersen, en dat iedereen de sterke wil heeft om samen vooruit te gaan.
Misschien ook omdat ze bang zijn voor de overheid?
VAN HIEL: Inderdaad. In Europa en de VS hebben racisten doorgaans ook een hang naar autoritarisme. In Singapore is het omgekeerd: hoe autoritairder iemand is, of hoe vatbaar hij daarvoor is, hoe mínder vooroordelen hij zal hebben.
In Joegoslavië, Rwanda en Sudan heeft discriminatie tot bloedige conflicten geleid. Acht u zo’n scenario mogelijk in België?
VAN HIEL: Ik zie niet in waarom het hier niet mogelijk zou zijn. Als alle randvoorwaarden vervuld zijn, kan een conflict escaleren. Vooral het voorbeeld van Joegoslavië is frappant. Dat was een tamelijk rustig land, het was niet betrokken in internationale conflicten, je zag er nauwelijks spanningen tussen bevolkingsgroepen. Het zou van hoogmoed getuigen om te beweren dat een oorlog hier nooit kan gebeuren.
We hebben vorig jaar vijftig jaar migratie gevierd. Hoe doen wij het, alles welbeschouwd?
VAN HIEL: Ik vind dat de media te veel focussen op de negatieve verhalen. Ja, de werkloosheidscijfers onder migranten liggen veel te hoog. Hun aandeel in de criminaliteitscijfers ligt hoger dan dat van de autochtone bevolking. Hun scholingsniveau ligt lager. Maar er zijn ook heel wat succesverhalen. Ook bij ons gaan elke dag Turken en Marokkanen op in de maatschappij, omdat ze zich integreren. Bovendien moet je ook voor ogen houden dat veel migranten hier ooit als analfabeet aankwamen. Die achterstand krijg je niet weggewerkt in één generatie. Het is niet realistisch om te verwachten dat ze onmiddellijk op hetzelfde niveau raken als de autochtone bevolking.
En toch hoor je steeds vaker dat de multiculturele samenleving mislukt is.
VAN HIEL: Ik vind het vreemd dat politici zoiets zeggen. Vooral omdat zij zelf beslissen of het al dan niet mislukt. Ik mis de dadendrang om er iets aan te doen. Veel linkse politici zijn te lang naïef geweest in hun omgang met integratie. Het gaat echt niet vanzelf. Als je denkt dat je mensen uit verschillende culturen bij elkaar kunt gooien en mag verwachten dat iedereen overeen zal komen, snap je fundamenteel niet hoe sociale psychologie werkt. Wie nu nog beweert dat samenleven vanzelfsprekend is, kijkt niet naar de realiteit.
Had een beter beleid veel kunnen veranderen, of zijn de problemen die we vandaag hebben onvermijdelijk?
VAN HIEL: We hadden er beter voor kunnen staan. Beleidsmakers zijn niet machteloos. Maar in Wallonië begint men dit jaar pas met de integratie van nieuwkomers. Kun je je dat voorstellen? We zijn 2016.
Tot slot: gelooft u in een terugkeer voor het Vlaams Belang?
VAN HIEL: Dat zou zeker kunnen. Daarvoor hoeft het niet weer racistischer te worden: er zijn andere redenen waarom mensen op die partij willen stemmen. Als de migratiestroom even groot blijft, kan ik me voorstellen dat een partij die daartegen strijdt goed scoort bij verkiezingen. Het zijn niet alleen racisten die vraagtekens plaatsen bij de migratiegolven.
DOOR PETER CASTEELS EN JEROEN ZUALLAERT, FOTO’S MAROESJKA LAVIGNE
‘Allochtonen zijn racistischer dan autochtonen.’
‘Het heeft weinig zin om een blanke man als ik te fouilleren als je jihadisten probeert op te sporen.’
‘”Ik heb een hekel aan vreemdelingen” is “ik heb niet zoveel sympathie voor allochtonen” geworden. Het betekent gewoon hetzelfde.’