Sacha Dierckx
‘Het basisinkomen: progressieve deus-ex-machina of regressief Paard van Troje?’
‘Moeten progressieven zich scharen achter een basisinkomen’, vraagt Sacha Dierckx van Poliargus zich af. ‘Op een moment dat links in het defensief zit in West-Europa, is het gevaar groot dat een basisinkomen op regressieve wijze geïmplementeerd wordt.’
Van Rutger Bregman tot Roland Duchâtelet, van de Jongsocialisten en Jong Groen tot de hoofdeconoom van BNP Paribas, de voorstanders van een basisinkomen zijn legio, en bevinden zich zowel links als rechts in het politieke spectrum. Veel progressieven voelen zich instinctief aangetrokken door de idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen. Ze zien zo’n basisinkomen als de oplossing voor tal van problemen: armoede en ongelijkheid, werkloosheid enerzijds en overwerkte werknemers anderzijds, bullshit jobs, burn-outs, de gevolgen van toenemende automatisering, …
De vraag is of een basisinkomen wel het juiste progressieve antwoord is op die problemen. Er zijn minstens drie grote kanttekeningen bij te maken: (1) het gevaar is reëel dat het basisinkomen zo geïmplementeerd wordt dat het progressieve doelstellingen ondermijnt; (2) het basisinkomen is zeker geen wonderoplossing; (3) het basisinkomen is geen alternatief voor collectieve actie, sociale strijd en het wijzigingen van machtsverhoudingen.
De gevaren van een basisinkomen
Met een basisinkomen wordt meestal een vast en onvoorwaardelijk bedrag bedoeld dat iedereen krijgt, rijk of arm. Veel is natuurlijk afhankelijk van hoe een basisinkomen geïmplementeerd wordt en waar de financiering wordt gehaald. Een te laag basisinkomen biedt geen oplossing voor armoede en ongelijkheid, en laat mensen niet toe om minder te werken of bullshit jobs te weigeren. Een hoger basisinkomen (boven de armoededrempel van 1074€ voor een alleenstaande) biedt dan meer mogelijkheden. Maar de kostprijs is ook hoger. Daar schuilt meteen ook het grootste gevaar voor progressieven.
Het basisinkomen: progressieve deus-ex-machina of regressief Paard van Troje?
Veel liberale voorstanders suggereren om openbare diensten en de sociale zekerheid op te offeren om er een basisinkomen mee te financieren. Zo’n beleid zal de ongelijkheid nog doen toenemen. Ten eerste zal een deel van de uitkeringsgerechtigden (gepensioneerden, werklozen, …) erop achteruitgaan, omdat hun uitkering in de meeste voorstellen wordt vervangen door een lager basisinkomen. Tegelijkertijd krijgen de vermogenden in die voorstellen een basisinkomen bóvenop hun al hoge inkomen.
Ten tweede zijn openbare diensten niet alleen een belangrijk alternatief voor de op winst gerichte private sector, ze kunnen ook heel wat basisvoorzieningen verzekeren (zoals mobiliteit, onderwijs, gezondheidszorg, energie, …), en vormen zo een belangrijke buffer tegen armoede en ongelijkheid. Net zoals bij de sociale zekerheid geldt dat de lagere inkomens en brede middenklasse meer afhankelijk zijn van de openbare diensten dan vermogenden, en dus meer te verliezen hebben bij de afbouw ervan.
Bovendien is zelfs de afbouw van de sociale zekerheid en openbare diensten niet voldoende om een hoog basisinkomen te financieren. Als je ziet hoe de tax shift het principe van fiscale rechtvaardigheid met de voeten trad, is het weinig waarschijnlijk dat de financiering van dat basisinkomen op dit moment op een progressieve manier zou gebeuren.
Het basisinkomen als wonderoplossing
We mogen de positieve aspecten van een basisinkomen niet overschatten.
Naast het feit dat een basisinkomen gevaarlijk kan zijn, moeten de positieve aspecten van een basisinkomen ook niet overschat worden. Zo zal een basisinkomen wel een absolute ondergrens installeren maar niet de ongelijkheid tegengaan. In veel landen waar de ongelijkheid stijgt, is dat vooral door een hogere concentratie van inkomen en vermogen aan de top. Hogere toplonen, een hoger aandeel voor kapitaal ten nadele van inkomens uit arbeid, hogere dividenden en minder progressieve belastingen zijn enkele van de oorzaken die zorgen dat een kleiner deel van de koek naar de 99% gaat. Een basisinkomen gaat die oorzaken niet tegen.
Verder is het helemaal niet zeker dat een basisinkomen mensen de mogelijkheid biedt om minder te werken of jobs te weigeren. Als een werkgever eist dat een werknemer een bepaald aantal uren werkt, zal een werknemer dan de flexibiliteit hebben om te kiezen hoeveel uren hij of zij werkt? Bepaalde werknemers met veelgevraagde vaardigheden zullen misschien individueel sterk staan, maar voor veel werknemers zal het basisinkomen geen oplossing bieden, omdat ze de eisen van de werkgever niet kunnen afwijzen.
Daar komt nog bij dat er zoiets bestaat als een sociale norm (en een consumptienorm). Als 38 of 40 uur werken en de daarmee gepaard gaande consumptie de sociale norm blijft, zullen veel mensen die eigenlijk wél minder willen werken of een bullshit job willen weigeren dat niet doen, omdat ze toch aan de norm willen/moeten beantwoorden. Vanuit die optiek zijn collectieve actie en maatregelen een veel beter alternatief dan de afspraken tussen werknemer en werkgever te individualiseren en te laten afhangen van de “marktmacht” van de werknemer. Laat het nu net die collectieve onderhandelingen zijn die liberale voorstanders via het instrument van een basisinkomen willen afbouwen.
Een basisinkomen als deel van een progressieve agenda
Je zou nog kunnen redeneren dat progressieven de discussie naar zich moeten toetrekken en een progressieve versie van het basisinkomen op de agenda moeten zetten. Zo zijn er voorstellen waarbij een “basisinkomen” eerder wordt gedefinieerd als een gegarandeerd en onvoorwaardelijk minimuminkomen, in plaats van een extra som die ook aan vermogenden wordt toegekend. Daardoor is het goedkoper, en dus is de kans op een regressieve implementatie kleiner. Verder zou het ook positief zijn dat het strenge en onproductieve controleapparaat voor werklozen verdwijnt, al kan dat even goed zonder een basisinkomen.
Voor andere problemen zijn er dan weer alternatieven die effectiever kunnen zijn dan een basisinkomen. Enkele voorbeelden: universele openbare diensten en progressievere belastingen tegen ongelijkheid, collectieve arbeidsduurvermindering tegen lange werkuren en voor meer vrije tijd, en arbeidsherverdeling en publieke tewerkstelling tegen werkloosheid.
De makkelijke weg naar vooruitgang?
Verandering in het beleid vergt dan ook in de eerste plaats een verandering in die machtsverhoudingen.
Dat die beleidsmaatregelen niet worden ingevoerd, komt grotendeels doordat de huidige machtsverhoudingen een progressief beleid verhinderen. Zo komen we tot een essentiële bedenking. Het basisinkomen lijkt voor een deel van de voorstanders een gemakkelijke en snelle route naar vooruitgang in plaats van die moeizame, hobbelige weg van het wijzingen van machtsrelaties. Maar op een moment dat links nog steeds in het defensief zit in West-Europa (en zowat de hele wereld), is het gevaar des te groter dat een basisinkomen op regressieve wijze geïmplementeerd wordt.
Dat brengt ons tot een paradox: hoe rechtser het beleid, hoe meer progressieven het basisinkomen als een oplossing zien; maar hoe minder sterk links staat in het politieke veld, hoe groter de kans dat een basisinkomen tot nog meer rechts beleid leidt.
Verandering in het beleid vergt dan ook in de eerste plaats een verandering in die machtsverhoudingen. Dat betekent het versterken van de vakbonden, sociale bewegingen en linkse partijen, collectieve actie, sociale strijd en mobilisatie, en de politisering van vraagstukken in links-rechts tegenstellingen. Als die machtsverhoudingen niet veranderen, is de kans zeer groot dat een basisinkomen gebruikt en misbruikt wordt als deel van een rechts project.
De Doordenkers van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier