Federaal procureur Frédéric Van Leeuw: ‘Ook dit jaar hebben wij al aanslagen verijdeld’
‘Ik krijg signalen dat Turkse jongeren in ons land aan het radicaliseren zijn, aangevuurd door propaganda uit Turkije. We mogen hen niet van ons wegduwen: die fout hébben we al eens gemaakt.’ Aant het woord is federaal procureur Frédéric Van Leeuw, die volgende week ridder wordt in het Légion d’Honneur, de hoogste Franse onderscheiding.
Frédéric Van Leeuw is een van de hoogste en invloedrijkste magistraten van België. Hij is het gezicht van de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Na de eeuwwisseling behandelde hij het dossier van de Afrikaanse jeugdbendes in Brussel, hij onderzocht de moord op Joe Van Holsbeeck in 2006, en zijn parket was verantwoordelijk voor het Belgische luik van het onderzoek naar de aanslag op de Nederlandse vlucht MH17 boven Oekraïne in 2014.
Maar Van Leeuw is ook een Franstalige Brusselaar die zijn vrouw in Antwerpen vond en er Nederlands leerde spreken. En hij is een praktiserend christen die eenmaal per week als vrijwilliger werkt in een restaurant voor daklozen in Brussel. Als we hem de vraag voorleggen wat hij denkt van de Samusocial-affaire in zijn stad, wuift hij zijn eigen verontwaardiging weg: ‘Ik kan daar als procureur niets over zeggen.’ Maar zijn lichaamstaal spreekt boekdelen.
Op het einde van het interview, wanneer hij met ons naar de lift wandelt, stoten we plots op een kleerkast met een oortje: ‘Waar gaat u naartoe?’ Het is een van de twee bodyguards die Frédéric Van Leeuw overal en altijd volgen. ‘De tol van mijn job’, zegt hij met een verontschuldigende blik.
Volgende week krijgt hij van zijn Franse ambtgenoot François Molins de Légion d’Honneur. Grotere onderscheidingen heb je niet in Frankrijk. ‘Ze is vooral symbolisch belangrijk. Ze is geen beloning voor mij, wél voor de Belgische justitie en voor onze veiligheidsdiensten. Na de aanslagen van november 2015 in Parijs hebben sommige Franse politici ons het leven niet bepaald gemakkelijker gemaakt.’
De verijdelde aanslag in Verviers, in januari 2015, was een nederlaag
Ze vonden dat de Belgische politie en justitie geflaterd hadden.
Frédéric Van Leeuw: De druk uit Parijs was groot, maar onze Franse collega’s hebben hun kritiek nooit gedeeld. Integendeel.
Heeft de Belgische overheid u ook een teken van erkenning gegeven?
Van Leeuw: Veel felicitatiebrieven waren er wel, maar een medaille of oorkonde heb ik niet gekregen, als u dat bedoelt. (lacht) Ons land heeft die cultuur niet. Hier word je eerder discreet aangemoedigd.
En dat terwijl er véél wordt verwacht van u en van de politie: de totale bescherming tegen terrorisme.
Van Leeuw: Het is te gemakkelijk om te zeggen: ‘Justitie zal het allemaal wel oplossen.’ Dat is onhaalbaar, zelfs als je alle mogelijke middelen krijgt. Justitie is één schakel in een keten. De strijd tegen extremisme en polarisatie is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. Wie heeft de aanslagen in Parijs, Brussel en Londen gepleegd? Het waren geen mensen die recent naar hier waren geïmmigreerd. Nee, meestal waren het jongeren die in Europa zijn opgegroeid en die hebben afgehaakt. Dat moet ons aan het denken zetten. Over onze samenleving, over hoe wij met mekaar omgaan.
Of níét met mekaar omgaan.
Van Leeuw: Precies. De daders van zulke aanslagen zijn bijna altijd jonge allochtonen van de derde generatie. Zij zouden zich hier thuis moeten voelen. Ze zijn hier geboren en naar school gegaan. Ze spreken onze taal. Het zijn kinderen van onze geglobaliseerde wereld. Maar plots voelen ze zich aangetrokken door wat zich in verre moslimlanden afspeelt. Waarom? Omdat ze zich uitgesloten voelen. Wij kijken wég van hen, letterlijk en figuurlijk. Natuurlijk dragen ze een deel van de verantwoordelijkheid, maar ze krijgen gewoon niet dezelfde kansen als jonge Vlaamse of Waalse autochtonen. Ze leven soms in echte getto’s. Daar verliezen ze elk perspectief. Een getto wordt niet alleen van binnenuit gebouwd, ook van buitenaf. Dat mogen we niet onder de mat vegen.
We moeten trouwens oppassen dat bij jonge Turkse Belgen niet hetzelfde gebeurt. Ik krijg signalen dat ook sommigen van hen aan het radicaliseren zijn. Dat ze zich door propaganda vanuit Turkije laten aanvuren. Laten we niet dezelfde fout maken door ook hén van ons weg te duwen.
Sommige politici zeggen dat moslimjongeren wél alle kansen krijgen en leggen de schuld bij hun godsdienst.
Van Leeuw: Ik zie een grote spirituele leegte. ‘Radicalisering’ is eigenlijk een verkeerd woord. Het draagt het Franse ‘racine’ of ‘wortel’ in zich, terwijl die jongeren ontworteld zijn. Ze kennen hun eigen cultuur en godsdienst niet meer. Daarom zijn ze niet kritisch genoeg voor de voorstellen van ronselaars. Die kunnen hun van alles wijsmaken.
Veel Vlamingen beseffen niet wat er in de Brusselse achterstandswijken gebeurt. Waar kan een jongen uit de hoofdstad nog contact hebben met een leeftijdgenoot uit Antwerpen, Mechelen of Kortrijk? Vroeger gebeurde dat tijdens de militaire dienst. Ik ben nooit militaristisch geweest, maar die dienst verzekerde wel nog een gemeenschapsgevoel. Tegelijkertijd was hij de overgangsrite tussen de puberteit en de volwassenheid. Zulke gedeelde ‘passages’ zijn verdwenen. Daardoor blijven sommige jongeren puberen en willen ze de held uithangen in Syrië of Irak. We moeten opnieuw ontmoetingsplaatsen voor de verschillende culturen creëren.
Wat beveelt u verder nog aan?
Van Leeuw: Onlangs zag ik een experiment van een Franse socioloog op YouTube. Daarin laat een acteur drie keer een biljet van 50 euro op straat vallen. De eerste keer is er geen getuige: de meeste passanten steken het briefje snel op zak. De twee keer is er een getuige: alle passanten rapen het briefje op en geven het terug aan de eigenaar. De derde keer is er geen getuige, maar vraagt de acteur aan het begin van de straat de weg aan passanten, waarna hij hen uitvoerig bedankt. Als hij even later het geld verliest, geeft 70 procent van die passanten het hem terug.
Met andere woorden: u pleit voor meer sociale controle?
Van Leeuw: Misschien wel. Hoeveel sociale controle is er nog in Molenbeek? Iedereen gaat zijn eigen gang. Hoe vaak praten mensen met elkaar of helpen ze elkaar? Hoe vaak worden die wijken positief belicht?
In Napels is de impact van de maffia onderzocht. Hele wijken lijden eronder, en toch staat de buurt in brand als de politie er een maffioso arresteert. Net zoals enkele mensen protesteerden in Brussel na de arrestatie van Salah Abdeslam, de Fransman die van betrokkenheid bij de aanslagen in Parijs verdacht wordt. Zijn al die mensen daarom pro maffia of pro terroristen? Helemaal niet. Hét probleem, in Napels en Brussel, is het negatieve beeld dat buitenstanders van hun wijk hebben. Ze hebben het gevoel dat ze zich daar constant tegen moeten verdedigen.
De IS lijkt bijna verslagen in Syrië. De slag om Raqqa, de hoofdstad van het kalifaat, loopt op zijn einde. Straks zullen veel jihadisten naar België terugkeren: wat moet er met hen gebeuren?
Van Leeuw: Eerst moeten ze naar de gevangenis. België is streng voor terugkeerders: geen enkel land heeft de voorbije twee jaar zo veel jihadisten voor de rechtbank gebracht. Maar we mogen hen niet zomaar opsluiten en de sleutel weggooien. Het gaat om uiteenlopende types die een aanpak op maat moeten krijgen. We moeten beseffen dat ze vreselijke dingen hebben gedaan of meegemaakt. En vroeg of laat moeten we hun een kans geven om naar onze maatschappij terug te keren. We kunnen ze toch moeilijk de doodstraf geven?
Hebt u al met teruggekeerde jihadisten gesproken?
Van Leeuw: Daarvoor is het nog te vroeg: we zitten nog midden in een crisis. Het behoort ook niet echt tot mijn takenpakket. Maar ik zou het wel willen, om hun beweegredenen te leren kennen. Daarom heb ik wel al gepraat met ouders, deradicaliseringsexperts en leden van de Moslimexecutieve.
Wat zou u van zo’n foreign terrorist fighter willen weten?
Van Leeuw: Waarom heb je die weg gekozen? En hoe is het zover kunnen komen? Zulke vragen zou ik stellen.
Toen ik als jeugdmagistraat in Brussel werkte, heb ik veel goede gesprekken gehad met jongeren die geen perspectief meer hadden. Soms zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Als ze zoiets eenmaal in hun hoofd hadden, was het moeilijk om hen op andere gedachten te brengen. Op dezelfde manier is terrorisme voor sommige jihadisten een gecamoufleerde zelfmoordpoging.
Dankzij de militaire dienst hadden leeftijdgenoten uit Brussel en Antwerpen vroeger nog contact. Zulke gedeelde “passages” zijn verdwenen
Gelooft u in deradicaliseringsexperts die in de gevangenis werken met teruggekeerde jihadisten?
Van Leeuw: Ja, maar we verwachten te veel van hen. Ze kunnen niet alles oplossen. Hun werk wordt er ook niet gemakkelijker op door de versnipperde bevoegdheden in ons land. De federale overheid sluit op, maar voor de begeleiding van gevangenen zijn de gewesten grotendeels verantwoordelijk. Het regime dat een teruggekeerde jihadist in de gevangenis van Brugge krijgt, kan erg verschillen van dat in het Waals-Brabantse Itter.
Als jongeren eenmaal geradicaliseerd zijn, is het vaak al te laat. We zouden meer moeten doen om dat te voorkomen. Vergelijk het met de sympathisanten van de Cellules Communistes Combattantes (CCC), die in de jaren tachtig aanslagen in ons land pleegden. Ze zijn destijds tot levenslange opsluiting veroordeeld, maar ondertussen zijn ze vrij. En is de vraag: denken ze nog altijd even radicaal als toen? Zijn ze nog gewelddadig?
Is de polarisatie vergroot na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten? Volgens sommigen is toen een derde wereldoorlog begonnen.
Van Leeuw: De wereld is sindsdien enorm veranderd. We moeten ons afvragen of de Eerste Golfoorlog in Irak en de westerse militaire bemoeienissen in Afghanistan wel zo’n goed idee waren. Die zogenoemde ‘preventieve oorlogvoering’ heeft net veel agressie uitgelokt. Oorlog en geweld zijn nooit de oplossing.
Als magistraat gebruik ik nooit het woord ‘oorlog’. Ik vecht niet tegen terreur en terrorisme. Ik onderzoek en voer processen. In die zin is ‘foreign terrorist fighter’ eendubbelzinnige term: ofwel gaat het om een terrorist, ofwel om een strijder of soldaat. Voor mij gaat het, in dit geval, om terrorisme. Dat is een vorm van georganiseerde criminaliteit. Om ze te bestrijden heeft de overheid ons extra middelen gegeven, zoals de maatregel die het beroepsgeheim voor maatschappelijk assistenten opheft. Die middelen moeten we met de nodige voorzichtigheid inzetten. Als je een krachtige nieuwe boormachine krijgt, kun je veel preciezer gaten boren. Maar gebruik je ze verkeerd, dan riskeer je de hele muur te vernielen.
Bent u daarom geen voorstander van een noodtoestand?
Van Leeuw: Nadat die in Frankrijk is ingevoerd, is de polarisatie er net tóégenomen. Bij hen werden moskeeën in brand gestoken, bij ons is dat gelukkig niet gebeurd. Belgen zijn niet snel trots op hun land, maar onze serene reactie op de aanslagen zou ons wel degelijk met trots mogen vervullen.
Sereen was ook de reactie van de Britten op de verschillende recente aanslagen in het Verenigd Koninkrijk. Hoeveel terreur kan een samenleving hebben?
Van Leeuw: Begrijp me niet verkeerd: elk slachtoffer is er één te veel. Maar vergeleken met andere doodsoorzaken eist terrorisme in het Westen nog altijd weinig levens. De impact van aanslagen op de samenleving is natuurlijk immens. Dat is ook het doel van de terroristen: zij willen de wij-zijsamenleving versterken. Ze willen stimuleren dat groepen uitgesloten worden. In die val mogen we niet lopen.
Bent u bang dat er nog aanslagen zullen volgen?
Van Leeuw: Ik ben erg bezorgd, maar nog bezorgder ben ik over de mogelijke reacties op een nieuwe aanslag. Ondertussen zal iedereen wel beseffen dat geen enkel land álles kan controleren. Maar we hebben hier al aanslagen verijdeld, net zoals onze collega’s in Engeland en Frankrijk.
Ook dit jaar?
Van Leeuw: Ja. Het dreigingsniveau blijft niet voor niets op 3 staat. Ik kan daar niet over spreken – we willen geen publiciteit maken voor de terroristen, want dat is hun doel. In die zin was de verijdelde aanslag in Verviers, in januari 2015, een nederlaag: beelden van de schietpartij zijn toen de wereld rondgegaan. Was dat niet gebeurd, dan hadden we er misschien niet over gecommuniceerd. Zeggen hoe goed wij werken is niet mijn taak als magistraat. Ik moet een veilige samenleving mogelijk maken.
Na de aanslag op London Bridge, begin juni, zei de Britse premier Theresa May dat de overheid te laks had gereageerd op extremisme.
Van Leeuw: De strijd tegen extremisme win je niet alleen met speciale politie-eenheden. Het Westen heeft het signaal van de Arabische Lente compleet genegeerd, omdat we te veel met onszelf bezig waren. Ook van de onrust in Syrië hebben we weggekeken. Daardoor hebben we die problemen als een boemerang teruggekregen.
Delen uw collega’s uw analyse?
Van Leeuw: Niet iedereen, veronderstel ik. En dat is ook niet nodig. We praten veel met mekaar, ook omdat we met zo veel geweld geconfronteerd worden – het is onze uitlaatklep. Tegelijkertijd is het onze taak om ónder de golven te kijken, om te zoeken naar de redenen waarom iemand een aanslag pleegt of zich crimineel gedraagt. Doe je dat niet, dan riskeer je beslissingen te nemen die nog meer frustratie veroorzaken.
U wordt in uw werk voortdurend met het slechtste in de mens geconfronteerd. Wat doet dat met u?
Van Leeuw: Ik kom in contact met mensen die minder kansen hebben gekregen dan ik. Dat geeft me een bril om bepaalde zaken te lezen en te begrijpen. Onze samenleving kan van die mensen leren om humaner om te gaan met het lijden, dat toch een wezenlijk onderdeel van het leven is. Velen van ons bouwen een muur om zich heen om het lijden niet te zien van bejaarden, eenzamen of asielzoekers die alles opgeven om de Middellandse Zee over te steken.
Werkt u daarom als vrijwilliger in een restaurant voor daklozen?
Van Leeuw: Ik probeer dat minstens één keer per week te doen. Dat lukt niet altijd – opnieuw: vanwege de crisis waarin we verkeren.
De daklozen leren me enorm veel. Ze helpen me om de pijnpunten van onze maatschappij te zien, om mijn eigen kleine problemen te relativeren en de grotere problemen van anderen mee te dragen. Ik ben daar nederig in. Ik los hun ellende niet op – dat kan ik niet in mijn eentje – maar ik keer me evenmin van hen af. Ik luister niet naar hun verhaal om daarna te zeggen: ‘Allez, ça va aller mieux.’ Dan zullen ze je meteen antwoorden: ‘Nee, het zal níét beteren.’
Veel situaties kun je niet meteen oplossen. Ze vragen tijd en geduld. Maar als je mensen in de ogen durft te kijken, gebeurt er soms al iets dat soelaas biedt. Een klein menselijk mirakel.
De noodtoestand? Nadat die in Frankrijk is ingevoerd, is de polarisatie er net tóégenomen
Hoe belangrijk is geloof voor u?
Van Leeuw: Dat is iets persoonlijks, maar het is wel belangrijk. Ik geloof in mensen die zoeken naar de zin van het leven. En ik praat graag met wie daarover nadenkt – of dat nu gelovigen of ongelovigen zijn. Zolang er maar een dialoog is.
Hoe komt het dat de radicale visies op religie zo aantrekkelijk zijn terwijl de kerken voor de ‘mainstreamgelovigen’ leeglopen?
Van Leeuw: Na het Tweede Vaticaans Concilie en mei 68 zijn veel ijkpunten verdwenen. Dat veroorzaakte onzekerheid, en dan zoeken sommigen extreme oplossingen om de zin van het leven terug te vinden. Dat gebeurt zowel in de islam als in christelijke kerken.
In de Franse Gemeenschap woedde een tijd geleden een debat na een arrest van het Grondwettelijk Hof. Dat bepaalde dat je in het onderwijs geen keuze tussen godsdienst en moraal mag opleggen. De oplossing was iets wat karikaturaal ‘le cours de rien’ werd genoemd. Een ‘cursus over niets’, vis noch vlees. Dat is geen goed antwoord. Jongeren worden overspoeld door een tsunami van informatie. We moeten hen helpen om daarin niet verloren te lopen. Onlangs zag ik een foto van een groepje wielerfans dat een koers volgde langs de weg. Terwijl de renners passeerden, stonden ze allemaal de livestream van diezelfde koers op hun smartphone te volgen. Ze keken niet meer direct naar de wereld, maar via een digitale omweg. Dat vond ik veelzeggend.
Aartsbisschop Jozef De Kesel zei in een interview met Knack dat geloof niet herleid mag worden tot een privéaangelegenheid, tot iets wat je alleen binnenskamers kunt belijden.
Van Leeuw: We moeten een antwoord op de innerlijke vragen blijven zoeken. Dat is geen privékwestie. De eerste president van Tsjechië, Vaclav Havel, die ongelovig was, zei ooit: ‘De tragiek van de moderne mens is niet dat hij almaar minder weet over de zin van zijn eigen leven. De tragiek is dat die zin hem gewoon minder interesseert.’ Wijze woorden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier