‘We missen een visionair ruimtelijk beleid’
Afbrokkelende tunnels, lekkende musea, een bos dat moet sneuvelen voor de uitbreiding van transportbedrijf Essers, shoppingcenter Uplace dat voor ophef blijft zorgen: elke dag worden we geconfronteerd met een falend ruimtelijk beleid. Architect en voormalig Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen pleit daarom voor een nieuwe aanpak. ‘Waarom doen beleidsmakers geen beroep op de verbeeldingskracht van architecten en stedenbouwkundigen?’
‘Het is zeer triest,’ zegt architect Peter Swinnen, ‘maar het is niet anders: Vlaanderen en Brussel hebben nog steeds een gebrek aan visie op het vlak van ruimtelijk beleid. Er wordt niet overkoepelend nagedacht over waar het naartoe moet met onze infrastructuur, steden, winkelcentra, bedrijven enzovoort. Het laatste grote ruimtelijk plan dateert al van zestig jaar geleden, toen de wereldtentoonstelling Expo 58 in Brussel werd gehouden, en er talloze gebouwen en wegen werden aangelegd. Beleidsmakers lijken vandaag bang te zijn voor de verbeeldingskracht van architecten en stedenbouwkundigen.‘
Peter Swinnen neemt geen blad voor de mond. Hij studeerde aan de Architectural Association School of Architecture in Londen en het Sint-Lucas Brussel. Samen met enkele vennoten richtte hij het architectenbureau 51n4e op, dat internationale bekendheid verwierf. In 2010 trad hij in de voetsporen van Bob Van Reeth en Marcel Smets, en werd hij Vlaams Bouwmeester. Maar vorig jaar werd Swinnen abrupt ontslagen, hij spande een rechtszaak in. Veel wil en kan hij daar niet over zeggen, maar na een moeilijk jaar krabbelt hij opnieuw overeind. Hij heeft weer een eigen praktijk, geeft les over architectuur en beleid in Londen en Zürich, en spreekt zich opnieuw uit over onze ruimtelijke ordening – of wat daarvoor moet doorgaan.
‘Ik ben architect, en ik geloof dat architectuur een maatschappelijk effect kan en moet hebben’, zegt Swinnen. ‘Het gaat me niet over stijl, over de kwestie of een gebouw mooi of lelijk is. Voor mij draait architectuur om maatschappelijk belangrijke zaken die in de ruimte gebeuren. Om infrastructuur, stedenbouwkundige plannen, visie op de open ruimte. Die visie is er in ons land niet, en dat breekt ons voortdurend zuur op. Want elke beleidsbeslissing heeft vroeg of laat een weerslag op de ruimtelijke ordening. Dat gebeurt dus beter mét visie en gecoördineerd. De gebouwen, de infrastructuur en de open ruimte zijn de lakmoesproef van een visionair beleid. En op dat vlak komen we er nog steeds te bekaaid af.’
Swinnen wijst erop dat de gevolgen van dat gebrek aan visie dagelijks de kranten halen: tunnels brokkelen af, musea hebben lekkende daken, er wordt geredetwist of er een bos mag worden gekapt voor de uitbreiding van transportbedrijf Essers in Genk, de mobiliteit in en rond Antwerpen raakt maar niet opgelost. ‘We zouden al die patstellingen kunnen doorbreken als we de juiste mensen rond de tafel zouden brengen, en de verbeeldingskracht van architecten en stedenbouwkundigen proactief zouden gebruiken’, zegt Swinnen.
‘Architectuur is er niet voor rijke mensen die er veel geld voor willen betalen’, benadrukt Swinnen. ‘Nee, ze is er voor ons allen, ze is een basisrecht van algemeen welzijn. Architectuur kan ten dienste staan van het beleid, maar dat gebeurt nu onvoldoende. Ik beweer niet dat een architect of een ontwerper alles kan oplossen, maar hij kan zijn verbeeldingskracht gebruiken en de beleidsmakers sleutels aanreiken om te komen tot oplossingen die een meerwaarde voor de samenleving kunnen betekenen.’ Aan de hand van vier actuele dossiers vertelt Swinnen hoe dat concreet zou kunnen gebeuren.
DOSSIER1: TRANSPORTBEDRIJF ESSERS ‘Wat als het bedrijf in de hoogte zou uitbreiden?’
‘Het probleem in dit dossier is dat twee partijen vechten om dezelfde morzel grond’, zegt Swinnen. ‘Essers wil uitbreiden om zijn rendabiliteit te verzekeren, en dat zou jobs opleveren. Maar daarvoor moet elf hectare bos worden gekapt. De groene administratie en de milieubeweging willen daar niet van horen, want dat bos staat als “waardevol” ingeschreven. Beide partijen hebben zich in hun stellingen ingegraven. Dit is een uitgelezen dossier voor een paar goede ontwerpers. Op het eerste gezicht zit je met twee onverenigbare standpunten, maar ik ben ervan overtuigd dat je er met wat ruimtelijke verbeelding wel uitkomt. Dat je dan zelfs kunt kiezen uit meerdere goede oplossingen.’
Swinnen zou enkele goede architecten bij het dossier betrekken met als opdracht: verenig de twee standpunten. Maar is het echt zo simpel? ‘Ik zeg niet dat je beide perfect kunt verzoenen,’ zegt Swinnen, ‘maar heeft Essers alle opties bekeken? Het bedrijf wil nu horizontaal uitbreiden en een stuk bos innemen, maar heeft het nagegaan of het niet verticaal, in de hoogte kan uitbreiden? Wat als Essers zijn nieuwe hangar boven op de bestaande zou zetten? Wat zijn dan de problemen? Hoeveel meer zou dat kosten? En zouden we van dat bos, dat er nu passief bij ligt, niet beter een actieve groene zone maken? Ik weet zeker dat je in dit project economie en ecologie met elkaar kunt verbinden.’
‘Ik beweer niet dat ik nu dé oplossing voor dit dossier heb,’ zegt Swinnen, ‘maar de afschaffing van de functie van Vlaams Bouwmeester laat zich hier toch wel voelen. Die had minister Joke Schauvliege (CD&V) en Essers met raad en daad kunnen bijstaan. Als je dit dossier met enkele architecten twee maanden bestudeert, kom je tot een oplossing die meer is dan de som van twee op het eerste gezicht onverzoenlijke standpunten. Die oplossing zou dan een voorbeeld kunnen zijn voor veel andere bedrijven, zelfs een nieuw ijkpunt voor de Vlaamse ruimtelijke ordening. Want vergis je niet, er zijn in Vlaanderen honderden gevallen als Essers. Maar om zo’n dossiers tot een goed einde te brengen, heb je ruimtelijke verbeelding nodig. In het geval van het dossier-Essers is het nog niet te laat, je zou er morgen nog aan kunnen beginnen.’
DOSSIER2: DE OVERKAPPING VAN DE ANTWERPSE RING ‘Een glijmiddel om de bevolking een aantal foute beslissingen door de strot te rammen’
De verkeersknoop in en rond Antwerpen ontwarren is al lang een van de belangrijkste ruimtelijke problemen in ons land. ‘De gevolgen van de beslissingen die daarover nu worden genomen, zullen we minstens honderdvijftig jaar met ons meedragen’, zegt Swinnen. ‘Maar de discussie werd van meet af aan verkeerd gevoerd. De fundamentele vragen werden niet gesteld. Het ging al snel over een brug over de Schelde, terwijl het had moeten gaan over welk tracé er in en rond Antwerpen moet worden aangelegd om het verkeersinfarct op te lossen en de stad opnieuw leefbaar te maken. Burgerinitiatieven zoals stRaten-generaal en Ademloos hebben daar al snel op gewezen.’
Swinnen benadrukt dat er in België geen traditie is om op grote schaal na te denken over belangrijke ruimtelijke vraagstukken zoals de leefbaarheid van Antwerpen, terwijl dat in Nederland wel het geval is. ‘Daar werd na de watersnood in 1953 het Deltaplan opgezet, een verdedigingssysteem tegen hoogwater’, zegt hij. ‘Nadenken over ruimtelijke ordening is ingeburgerd bij onze noorderburen. In Vlaanderen niet. Over het tracé dat nu voor Antwerpen ter tafel ligt, is er onvoldoende nagedacht. De burgerinitiatieven hebben dat aangetoond. Maar in plaats van dat ruiterlijk toe te geven, proberen de beleidsverantwoordelijken de onvoldragen plannen er alsnog door te duwen met een vleugje architectuur.’
Het idee van Ringland om de Antwerpse Ring te overkappen lijkt nu toch te worden opgepikt. Swinnen spreekt van ‘misbruik van de architectuur’. ‘De kern van de zaak – is het gekozen tracé wel het juiste? – staat blijkbaar niet meer ter discussie’, zegt hij. ‘Ook al moet de Raad van State zich nog uitspreken over dat tracé, toch heeft iedereen het nu over de overkapping van de Antwerpse Ring. Daarvoor werd zelfs een overkappingsintendant aangesteld, een architect die dat plan twee jaar mag bestuderen en daarvoor twee miljoen euro ter beschikking krijgt. De overkapping wordt nu gebruikt om een aantal niet gefundeerde beslissingen sympathiek te maken. Dat is geen deugdelijk beleid, maar troubleshooting. De overkapping van het verkeerde tracé wordt een glijmiddel om de bevolking een aantal foute beslissingen door de strot te rammen. Zonde van een historische kans.’
DOSSIER3: DE SCHOLENBOUW ‘Een partner voor alle 160 scholen: AG REAL ESTATE kreeg wel erg veel macht’
Het is al langer bekend: er zijn te weinig scholen in Vlaanderen, en de bestaande verkeren soms in een erbarmelijke staat. Frank Vandenbroucke (SP.A) lanceerde destijds als minister van Onderwijs (2004-2009) een inhaaloperatie: in korte tijd moesten er honderdzestig nieuwe scholen bijkomen. Alleen had de overheid daar geen geld voor. Daarom werd er gegrepen naar Publiek-Private Samenwerking (PPS), waarbij de overheid en de privésector samen projecten realiseren. ‘Het ging om een inhaalbeweging,’ benadrukt Swinnen, ‘wat er al op wijst dat de overheid niet tijdig had geanticipeerd.’
Swinnen heeft geen probleem met PPS-constructies, maar vindt wel dat in het scholendossier een en ander fout is gelopen. Zo ging de Vlaamse overheid in zee met één partner voor alle honderdzestig scholen, AG Real Estate. Die kreeg daardoor wel erg veel macht. ‘Ik zat verschillende jury’s voor die de ontwerpers moesten selecteren. AG Real Estate deelde daar de lakens uit. Er was geen enkele marge voor enige meerwaarde. De scholen zelf zullen misschien wel oké zijn, maar zijn er goede speelplaatsen, is het er fijn vertoeven, zullen ze langer meegaan dan twintig jaar?’
Swinnen ziet nog een groter probleem. ‘De architecten moesten werken met negentig procent van het budget dat normaal voor zo’n project voorhanden is, en dat budget is al krap. Een architect kan ook niet toveren. Een krap budget heeft een weerslag op de kwaliteit en de levensduur van de gebruikte materialen.’ De privépartner zal de scholen ook dertig jaar onderhouden. De school betaalt daar elk jaar een bepaald bedrag voor. ‘Ik zal u zeggen hoe dat zal gebeuren’, zegt Swinnen. ‘De privépartner zal voorkomen dat de onderhoudskosten in die periode te hoog oplopen. Nadien is het niet langer zijn probleem, want de overheid en de inrichtende machten moeten de schoolgebouwen dan overnemen.En dan zal er een grote crisis ontstaan, want er zal plots veel geld nodig zijn om de scholen opnieuw op te kalefateren. Niemand is daar nu mee bezig. Er wordt bijvoorbeeld geen schoolspaarfonds aangelegd om tegen die tijd geld te hebben voor de noodzakelijke investeringen. Ik voorspel dan ook een gigantische crisis in de Vlaamse scholenbouw over dertig jaar.’
DOSSIER4: UPLACE ‘Een schande van wereldformaat’
Een dossier dat al jaren de gemoederen beroert, is de bouw van het shoppingcenter Uplace op de oude Renault- en CAT-terreinen in Vilvoorde. ‘Dat snap ik niet’, zegt Swinnen. ‘Waarover gaat de discussie? Over Uplace, maar dat is slechts een speldenknop op de hele site. Waarom gaat de discussie niet over wat er moet gebeuren met het hele terrein? Het is een unieke, gigantische oppervlakte, gelegen dicht bij de Europese hoofdstad Brussel, aan het kanaal en bij de Brusselse Ring, maar er wordt alleen over Uplace gebakkeleid. Net als bij het mobiliteitsprobleem in Antwerpen wordt ingezoomd op een detail, maar de grote discussie wordt uit het oog verloren.’
Veel goede woorden heeft ook Swinnen niet over voor Uplace. ‘Dat is een anachronisme. De architecten die dat hebben getekend, hebben verzaakt aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid als architect. Ik heb het dan niet over de esthetiek, maar ze hadden de opdrachtgever wel moeten zeggen dat zo’n shoppingcenter totaal achterhaald is. Ze hadden hem moeten vertellen dat ze hem iets veel beters konden bieden. Dat hebben ze niet gedaan. Zelfs een tweedejaarsstudent architectuur beschikt over meer beroepsethiek dan zulke “architecten”.’
Maar het ergste vindt Swinnen dat men de kans laat liggen om een echt grootstedelijk beleid te voeren. ‘Hier wordt een historisch momentum gemist’, zegt hij. ‘Een terrein met een oppervlakte van meer dan honderd hectare biedt de mogelijkheid om op z’n minst twee uitdagingen aan te pakken. Een eerste uitdaging is de gigantische bevolkingsaangroei die ons te wachten staat. Hoe zouden we in de toekomst mensen kunnen huisvesten op dat terrein? Hoe zou je er de publieke ruimte kunnen inrichten? Een tweede uitdaging houdt verband met de fabrieken van de toekomst. Hoe zouden we ze daar kunnen onderbrengen? Welke groene bedrijven zouden dat kunnen zijn? Hoe zouden we ze op dat terrein kunnen integreren? Niemand met een effectief mandaat denkt daar nu fundamenteel over na. Maar wat voor een fantastische Europese plek zou dat niet kunnen worden mocht een groep ruimtelijke experts en stakeholders daar hun verbeelding mogen uitwerken? Nu dreigt het hele gebied verkaveld te worden in allemaal kleinere projecten, waarvan Uplace er slechts een is. De aanpak van de oude Renault- en CAT-terreinen illustreert perfect dat er in België, Vlaanderen en Brussel nog steeds geen overkoepelend en visionair ruimtelijk beleid bestaat. Een schande van wereldformaat.’
DOOR EWALD PIRONET, ILLUSTRATIES SERGE BAEKEN
‘Architectuur is er niet voor rijke mensen die er veel geld voor willen betalen. Architectuur is een basisrecht.’ Peter Swinnen