Louis Ide (N-VA)
‘De paradox van de Verlichting is dat haar principes alleen houdbaar zijn binnen concrete grenzen’
‘Hoe ver ga je met solidariteit? Het stellen van grenzen houdt niet per se egoïsme in’, schrijft Louis Ide (N-VA) naar aanleiding van het debat over een opiniestuk van Bart De Wever eerder deze week.
In zijn veelbesproken opiniestuk stelde Bart De Wever deze week de zaken terecht op scherp. Het is of open grenzen, of de sociale zekerheid. Heel voorspelbaar voerde de linkezijde vervolgens een verdedigingslinie op van ‘menselijkheid’, alsof sociaal-conservatieven dat niet zouden zijn, in een zoveelste poging rechts te ontmenselijken. Alsof menselijkheid zelf niet evengoed aan grenzen onderhevig is.
De kernvraag in het essay van De Wever is eigenlijk: ‘Hoe ga je om met solidariteit?’ En daar gaat links achteloos aan voorbij. Vanzelfsprekend help je een mens in nood. Maar waarom moeten we een debat van (christelijke) naastenliefde vermengen met een debat van (real)politiek, waar de vraag is welke wetten we moeten stemmen en doen naleven?
De paradox van de Verlichting is dat haar principes alleen houdbaar zijn binnen concrete grenzen
Wil men de indruk wekken dat degenen die deze wetten stemmen en doen naleven onmensen zijn? Zover zou ik niet willen gaan. Wel vind ik dat links de relatie tussen moraal en de wet niet goed begrijpt. Het is het grote spanningsveld dat Max Weber al in 1919 beschreef in zijn lezing ‘Politik als Beruf’ over ‘Gesinnungsethik und Verantwortungsethik’.
Als gelovige ben ik graag bereid mijn naaste te helpen. Maar wie is mijn naaste? Solidariteit tussen mensen is op het eerste gezicht georganiseerd volgens concentrische cirkels en het goede nieuws is dat de huidige solidariteitscirkels ruimer zijn dan ooit. Tegenwoordig zijn we dankzij de moderne wetenschap onmiddellijk op de hoogte van rampen aan de andere kant van de aarde. Om Weber nogmaals te citeren: ‘Wetenschap verschaft ons helderheid over wat ons echt ter harte gaat.’ Christelijke naastenliefde is mooi, maar zonder de moderne wetenschap zou men er in Haïti of Ethiopië niet veel aan hebben. Bij humanitaire of natuurrampen ontstaat er al snel een opwelling van solidariteit. Het ophalen van aanzienlijke sommen geld geeft ons een warm gevoel. Spontane acties kunnen een maatschappelijk draagvlak creëren, wat essentieel is voor de solidariteit die ik net schetste, maar evenzeer voor de structurele solidariteit zoals we haar terug vinden in de sociale zekerheid.
Maar tegelijk heeft de moderne techniek van elke burger op aarde potentieel mijn naaste gemaakt. Er zijn zestig miljoen vluchtelingen wereldwijd. Zijn die allemaal ‘mijn naaste’? De mens bakent zijn solidariteit af. Hij begrenst zijn solidariteit en die grenzen kunnen in functie van het draagvlak verlegd worden. Om toch wat te weerstaan aan de grillen van het individu en om de solidariteit duurzaam te maken werd solidariteit geïnstitutionaliseerd in bijvoorbeeld de sociale zekerheid of ontwikkelingssamenwerking. Ook hier zijn er echter grenzen.
Verantwoordelijke politici moeten zoeken naar een evenwicht en een draagvlak voor die (geïnstitutionaliseerde) solidariteit. Dat draagvlak is een bijzonder belangrijk onderdeel van het kostbare weefsel.
Hoe ver ga je met solidariteit? Het stellen van grenzen houdt niet per se egoïsme in. Aangezien de concentrische cirkels ruimer worden en het altijd maar beter gaat in de wereld, hoeven we ons niks te verwijten. Het kan nog steeds (veel) beter, maar we doen het lang niet slecht. Verantwoordelijke politici moeten zoeken naar een evenwicht en een draagvlak voor die (geïnstitutionaliseerde) solidariteit. Dat draagvlak is een bijzonder belangrijk onderdeel van het kostbare weefsel.
Een fundamenteel probleem is volgens mij echter dat in het publieke debat solidariteit te vaak enkel tweedimensionaal wordt bekeken. De concentrische cirkels spreken enkel over het nu. Een beter en duidelijker beeld zou zijn te spreken over concentrische cilinders, die zich doortrekken in de toekomst. Driedimensionaal dus. De solidariteit reikt verder dan het hic et nunc. Het gaat ook over de vraag of de generaties na ons nog van solidariteit en dus van een sociale zekerheid zullen kunnen genieten. Die -tot vaak vier- generaties (we leven alsmaar langer) zijn namelijk meer dan ooit geconnecteerd en betrokken.
Zal de zieke van de toekomst nog een beroep kunnen doen op de sociale zekerheid?
Zal de zieke van de toekomst nog een beroep kunnen doen op de sociale zekerheid? Dat is een vraag die veel te weinig expliciet gesteld wordt, maar die de mensen zich impliciet wel stellen. De solidariteit van het nu moet dus gebalanceerd zijn zodat het draagvlak overeind blijft, zodat de mensen ook geloven dat het voor de toekomst snor zit. Hoewel veel van de (niet-geselecteerde) nieuwkomers niet bijdragen tot het systeem, gaan deze terechte vragen veel verder dan het financiële ‘wie zal dat betalen?’.
Er moet dus ook een driedimensionaal evenwicht gevonden worden. Wanneer er een onevenwicht is tussen de uitbreiding van de concentrische cirkels en de cilinder, brokkelt het draagvlak voor solidariteit af. Als er van de gemeenschap teveel solidariteit in het heden verwacht wordt, zonder deze te garanderen in de toekomst, komen er geheid problemen van. De ‘ander’, dat is ook de toekomstige generatie.
Een laatste – en meest gevoelige – grens is de culturele. In zijn interview in De Ochtend zei Bart De Wever al dat veel nieuwkomers afkomstig zijn uit samenlevingen die de Verlichting niet hebben meegemaakt, de rechtstaat niet kennen, de democratische cultuur die haar schraagt, en de gelijkheid van alle burgers voor de wet.
Met andere woorden, nog veel ruimer dan de financiële participatie is er de culturele. Dit laatste wordt te vaak onderschat. Omarmt de nieuwkomer onze way of life? Werken en bijdragen tot het systeem zijn enkel een uiting van de wil tot deze participatie die op haar beurt – indien in voldoende mate aanwezig – het draagvlak voor migratie kan vergroten. Bij onvoldoende culturele participatie brokkelt het maatschappelijk draagvlak voor migratie, solidariteit etc. verder af. De vraag is dus heel terecht: ‘Wie is welkom hier?’ Het is heel terecht dit goed (wettelijk) te definiëren. We moeten ons de vraag stellen hoeveel mensen we burgerrechten geven, aan welke mensen en wanneer. Niet in het minst omdat we nieuwkomers – eenmaal hier – niet kunnen voorschrijven hoe ze moeten leven. We zijn nu eenmaal een samenleving gebaseerd op vrijheid en gelijkheid… Dat is onze grootste kracht, én onze grootste zwakheid.
De paradox van de Verlichting is dat haar principes alleen houdbaar zijn binnen concrete grenzen. Met andere woorden, ook hier zal links moeten kiezen: vrijheid, gelijkheid en burgerschap enerzijds, of open grenzen anderzijds.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier