Barbara Van Dyck
‘Consumenten zullen niet langer kunnen kiezen voor een pakje frieten mét of zonder GGO’s’
‘Wat bezielt de Belgische onderzoekers nog om geld te spenderen aan genetisch gewijzigde aardappelen, nu een gelijkaardig project in Nederland is stopgezet’, vraagt Barbara Van Dyck zich af. ‘Zijn onze noorderbure gieriger, of gewoon slimmer?’
De Standaard (22/10) berichtte onlangs dat Vlaanderen doorgaat met onderzoek naar genetisch gewijzigde aardappelen met een verhoogde resistentie tegen de aardappelziekte, terwijl de landbouwuniversiteit van Wageningen net stopte met een gelijkaardig onderzoeksproject. Nederlanders staan bekend om hun ondernemingszin en zijn niet vies van een beetje risico. Maar nu moeten onze noorderburen zich toch afvragen wat de Vlamingen bezielt om vandaag geld te spenderen aan genetisch gewijzigde aardappelen.
Tien jaar geleden investeerde de Nederlandse regering in een ambitieus onderzoeksproject om désirée aardappelen beter resistent te maken tegen de aardappelziekte via genetische manipulatie. Bijkomend wilde de Nederlandse onderzoekers ook meer leren over de weerstand van consumenten tegen genetisch gewijzigd voedsel. Maar nu, tien jaar later en tien miljoen euro verder, doet men in Wageningen de boeken van dit project toe. Zijn onze noorderburen gieriger, of gewoon slimmer?
Het verscheen al enkele malen in de Vlaamse en Nederlandse pers: De Nederlandse overheid is van mening dat na een decennia werk en een investering van 10 miljoen euro het bedrijfsleven aan zet is voor een eventuele toekomst voor de Nederlandse GGO-aardappelen. Maar dat bedrijfsleven wil niet investeren in de GGO-aardappelen omdat de consument dat niet wil. Om dezelfde reden zette ook agrochemie-bedrijf BASF in 2012 de ontwikkeling van drie types GGO-aardappelen voor de Europese markt stop. Onfortuinlijk, die GGO-patatten, zou je zo langzamerhand kunnen concluderen.
In Vlaanderen lijkt men er anders over te denken. Eerder dit jaar kondigde een consortium bestaande uit het Vlaams Instituut Biotechnologie (VIB), de Universiteit Gent en het Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek (ILVO) aan dat het een nieuw project in de pijplijn heeft zitten, dat… jawel, verder bouwt op het Wageningse aardappelproject. In samenwerking met de beroepsvereniging voor de Belgische aardappelhandel en -verwerking Belgapom en de Boerenbond wil het consortium de populaire aardappelvariëteit Bintje, genetisch gaan modificeren tot BintjePLUS. Gezien de Nederlandse ervaring is dat op zijn minst opmerkelijk. Zeker omdat de consumenten van de Nederlandse en de Belgische aardappelen voor een groot stuk dezelfde zijn.
Wat we alvast kunnen concluderen is dat de geboren handelaren uit Nederland geen toekomst zien in de GGO-aardappel. Zij kiezen er voor om, in samenwerking met de boeren, verder in te zetten op onderzoek naar biologische aardappelveredeling aan het Nederlandse Louis Bolk instituut voor duurzame landbouw.
Waarom investeert het Vlaamse onderzoeksconsortium met steun van de Vlaamse Overheid dan toch in het BintjePLUS project nadat Nederland al heel wat leergeld betaalde? Gaat Vlaanderen de Europese consument er met dit onderzoek alsnog van proberen te overtuigen om voor GGOs te kiezen?
Wanneer de Belgische aardappelen weldra het -in Europa verplichte- label “contains GMO” dragen, zullen de Belgische frieten ongetwijfeld aan populariteit inboeten. Dat beseft men in Vlaanderen ook. Daarom dat het Vlaamse aardappelconsortium mee lobbyt op Europees niveau om zogenaamde cisgenese, de techniek die gebruikt wordt om de aardappelen genetisch te wijzigen, uit de Europese GGO-wetgeving te krijgen. Als dat er doorkomt dan zullen de BintjePLUS aardappelen niet als GGO gelabeld moeten worden, terwijl dat vandaag verplicht is. Consumenten zullen met andere woorden niet langer de keuze hebben om te kiezen voor een pakje mét of zonder GGO. Ook zullen de BintjePLUS aardappelen zelfs niet getest moeten worden op de gevolgen op het milieu of de volksgezondheid volgens de GGO-procedure vooraleer ze op de markt toe te laten.
Professor Lieve Gheysen (UGent) verantwoordt dat op de website Vilt door te zeggen dat de planten die zij “resistent maken in heel weinig verschillen met conventioneel veredelde planten”. Maar wat bedoelt prof. Gheysen wanneer ze zegt dat genetisch gemodificeerde en conventioneel veredelde aardappelen maar “heel weinig verschillen”?
Eén ding is zeker : GGO-aardappelen verschillen wél nét genoeg om patenteerbaar te zijn, zodat elke boer binnenkort toelating zal moeten vragen om Bintje te mogen telen aan de toekomstige eigenaar van BintjePLUS. Maar ze verschillen dan weer nét niet genoeg om ze als een nieuw GGO-product te labelen en te testen op onverwachte of onbedoelde effecten.
In het Engels noemen ze dat “cherry-picking” of moeten we zeggen patatten pikken?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier