China koopt onze bedrijven
Deze zomer zette de raad van bestuur van energie-distributeur Eandis het licht op groen voor kapitaalparticipatie van China’s derde grootste staatsbedrijf: de State Grid Corporation. Voor de Chinese gigant gaat het om een heel kleine investering. Maar wat is de impact van de groeiende samenwerking met de Chinezen op ons land?
De China State Grid Corporation is geen gewoon privébedrijf. Het concern met 1,6 miljoen werknemers en een omzet van 300 miljard euro wordt gecontroleerd door de Chinese Communistische Partij. De belangrijkste man in het bedrijf is niet de voorzitter van de raad van bestuur of de ceo, maar de secretaris van de Communistische Partij, Liu Zhenya. Het is Liu die erop toeziet dat de firma de strategische doelstellingen van de partij uitvoert. En die maakt héél duidelijk waar het op staat. ‘De State Grid Corporation moet zich laten leiden door de bezieling van het Partijcongres, streven naar efficiënt energiegebruik, de nationale energieveiligheid beschermen, en de nationale economische groei promoten.’
Daarmee is de teneur meteen gezet. Natuurlijk wil China dat zijn staatsbedrijven veel productiever worden, inzetten op duurzaamheid en spitstechnologie. Maar de belangrijkste opdracht blijft toch het behartigen van de nationale belangen en het bijdragen aan de nationale veiligheid. Het bedrijf moet in het binnenland bijvoorbeeld een veel zuiniger energienetwerk uitrollen, maar er ook voor zorgen dat de Chinese economie meer toegang krijgt tot de energievoorraden in landen zoals Mongolië, Rusland en Kazachstan.
Daar stoppen de ambities niet. Vorig jaar maakte de China State Grid Corporation bekend dat ze ernaar zal streven om tegen 2050 heel Eurazië te integreren in een Chinees ultrahoogspanningsnetwerk. Dat plan gaat veel verder dan de Chinese economie voorzien van buitenlandse energie. China wil zich ontwikkelen tot ’s werelds grootste uitvoerder van goederen en diensten die met energie te maken hebben: kerncentrales, stuwdammen, windturbines, zonnepanelen enzovoort. ‘Op het vlak van energie ongenaakbaar worden in een context van hevige internationale concurrentie’, zo vatte het Chinese planbureau het onlangs samen.
Peking verwacht daarbij dat bedrijven zoals de China State Grid Corporation overal ter wereld vrij toegang krijgen, terwijl de Chinese energiesector grotendeels verboden terrein blijft voor buitenlandse investeerders.
Chinezen kijken verder
Vanuit de ambities van het Chinese energiebeleid wordt meteen duidelijk waarom een megabedrijf belangstelling heeft voor een kleine speler zoals Eandis. Wellicht heeft China door dat er fenomenale kansen liggen te wachten wanneer onze kerncentrales dichtgaan.
China heeft een langetermijnstrategie voor de energiesector. Het beseft dat energie van cruciaal belang is voor de welvaart, terwijl wij wegkijken. De hele kwestie van de vervanging van de kerncentrales – een zaak van tientallen miljarden – blijven we op de lange baan schuiven. China kan gretig inspelen op de kortzichtigheid en het opportunisme in zijn partnerlanden, en voelt nu al dat het daardoor meer invloed krijgt. Peking heeft de Britse overheid bijvoorbeeld duidelijk te verstaan gegeven dat het represailles mag verwachten als de China General Nuclear Power Corporation niet meer mag meebouwen aan de kerncentrale van Hinkley.
Een nog veel grotere troef van bedrijven zoals de China State Grid Corporation is de onbegrensde toegang tot kapitaal. Tussen 2016 en 2020 wil het liefst 300 miljard euro investeren. Dankzij zijn monopolie in China draait het bedrijf 30 miljard euro winst – of toch iets van die orde, want onlangs werd duidelijk dat het bedrijf de winstmarges met enkele miljarden had opgesmukt. Zulke vervelende details zetten heus geen rem op de steun van de Chinese overheid. De voorbije twee jaar financierden staatsbanken buitenlandse deals van het bedrijf ter waarde van zo’n 12 miljard euro.
Dat past dan weer allemaal in een ander onderdeel van de Chinese langetermijnstrategie: de onmetelijke geldreserves worden strategisch ingezet. Dat zit zo. Jaarlijks voert China wereldwijd voor zo’n 150 miljard euro meer goederen en diensten uit naar andere landen dan dat het er invoert. Dat overschot heeft China een reserve van dollars en andere munten opgeleverd ter waarde van 3150 miljard euro. De overheid wil dat geld gaan gebruiken voor strategische investeringen in het buitenland. Lees: in sectoren zoals energie en havens die voor China ook op lange termijn inkomsten en invloed opleveren. Elk Chinees bedrijf kan rekenen op financiële steun, zolang het maar bijdraagt aan de welvaart, de stabiliteit en de veiligheid van China.
‘Volvo was een koopje’
Voorlopig lijkt België geen belangrijk doelwit in de Chinese investeringsstrategie. Het is moeilijk om uit te maken hoeveel China precies in ons land investeerde, want er zijn verschillende soorten investeringen. De Chinese overheid en onze nationale bank rapporteren zo’n 510 miljoen euro aan directe investeringen – die leiden tot een eigenaarschap van minstens 10 procent. Rodhium, een consultant met een uitgebreide databank, maakt gewag van een totaal van 1,7 miljard euro aan directe buitenlandse investeringen in 2015. Een optelsom van de belangrijkste investeringen doet vermoeden dat China vandaag voor zo’n 2,5 miljard euro aan directe investeringen in ons land heeft.
Het belangrijkste project is wellicht de recente overname van de auto-onderdelenproducent Punch Power Train in Sint-Truiden door Yinyi. Eerder had je al de overname van Volvo in Gent via de moedermaatschappij in Zweden door Geely, en de verzekeraar Delta Lloyd België door Anbang. Die drie bedrijven geven werk aan circa 15.000 mensen. Daarnaast verwierven twee Chinese rederijen 49 procent van de aandelen van de APM containerterminal in Zeebrugge. De rederij COSCO nam een participatie van 20 procent in het Deurganckdock in Antwerpen. Sinochem nam 35 procent van de aandelen van de rubberproducent SIAT over. Onlangs verkreeg het staatsinvesteringsfonds CIC een participatie van zo’n 200 miljoen in Wijnegem en Waasland Shopping Center. Er werd dit jaar ook een akkoord gesloten voor een onderzoekscentrum in Louvain-La-Neuve ter waarde van 200 miljoen, maar dat project is nog niet rond. Daarnaast zijn er ook nog kleinere projecten in de bankensector, de detailhandel, de horeca en de vastgoedsector.
Ook voor ons land valt het op hoe groot de rol van de staatsgeleide sector is. Het CIC is een instrument van de overheid om zogenoemde welvaartsvaste en strategische investeringen te doen. De twee grote investeerders in onze havensector zijn in handen van de staat, en moeten vooral de containerstroom van China naar Europa bevorderen. Anbang is dan weer een privébedrijf, maar heeft staatsbedrijven zoals de energiereus Sinopec als hoofdaandeelhouder en heeft banden met de invloedrijke familie van Deng Xiaoping. Ook Geely is in privéhanden, maar het kon de overname van Volvo – ‘een koopje’ volgens de voorzitter van het bedrijf – maar realiseren dankzij genereus krediet van de Chinese staatsbanken en financiële steun van overheden.
Precies wat ze willen
De Chinese investeringen zijn voorlopig nog te beperkt om ons zorgen te maken. Toch moeten we eens goed nadenken over de baten van het partnerschap. We boeken nu al jarenlang een flink handelstekort met China: onze invoer uit China is dus groter dan onze uitvoer. Volgens de Nationale Bank liep ons totale handelstekort de voorbije vijf jaar op tot 32 miljard euro. Trouwens, dat het Chinese handelsoverschot zo groot bleef terwijl de Chinese lonen pijlsnel stegen, bevestigt hoezeer onze handelsrelaties gemanipuleerd worden. Van een normale werking van de vrije markt is gewoon geen sprake. In vergelijking met dat handelsoverschot zijn die 2,5 miljard aan directe investeringen in België erg bescheiden.
China houdt vast aan financiële repressie, waardoor het gezinnen weinig andere keuze laat dan hun geld bij staatsbanken te parkeren en staatsbanken op hun beurt bijna gratis geld verschaffen aan staatsbedrijven en andere grote ondernemingen. Daardoor kunnen zij de prijzen drukken, zwaar investeren in innovatie en marktaandeel winnen op Europese concurrenten. Peking blijft ook een sterilisatiepolitiek voeren. De dollars die werden verdiend aan de enorme handelsoverschotten worden door de centrale bank opgepot tot gigantische reserves, die op hun beurt worden ingezet om de export te promoten. Dat gebeurt bijvoorbeeld door leningen te geven aan buitenlandse afnemers, of door obligaties van buitenlandse overheden te kopen zodat zij hun consumenten Chinese producten kunnen laten kopen. Oké, ook andere landen proberen hun industrie te steunen, maar nergens gebeurt dat op deze schaal en met deze vorm van sturing.
Lange tijd vond onze overheid dat blijkbaar geen probleem. Johan Vandelanotte (SP.A), toen nog vicepremier en verantwoordelijk voor energie, meende dat goedkope import van Chinese zonnepanelen een goede zaak was voor onze economie. Huidig minister van Financiën Johan Vanovertveldt (N-VA) is wat kritischer, maar toch hoor je vooral vanuit zijn partij stemmen dat goedkope invoer een positieve zaak is voor onze koopkracht.
Dat zijn natuurlijk net de reflexen waar China op rekent om de toegang tot de Europese markt veilig te stellen. Op lange termijn is onze koopkracht uiteraard niet gebaat bij een situatie waarin onze maakindustrie in China amper kansen krijgt. Ondanks de groeiende Chinese consumptiemarkt is de Belgische export naar China volgens de Nationale Bank tussen 2011 en 2015 met 500 miljoen euro gekrómpen. Er werden vooral minder auto’s, staalproducten en machines uitgevoerd.
Dreigende taal
Zeker, er zijn Belgische bedrijven die het goed doen in China. Maar de baten van het partnerschap voor het algemeen belang zijn bijzonder beperkt. De betalingsbalans liegt niet: onze economie verliest meer geld aan China dan dat ze verdient aan China.
Het risico bestaat dat ons land zich verder laat meeslepen in een onevenwichtig partnerschap, zoals China dat eerder deed met enkele ontwikkelingslanden. Dergelijke handelsrelaties vertonen niet alleen handelstekorten, maar ook een grote afhankelijkheid van investeringen. Uit de data van de Nationale Bank blijkt dat ons land veel afhankelijker is van buitenlandse investeerders dan onze buurlanden. Vorig jaar sluisden buitenlandse bedrijven 4,5 miljard euro meer inkomsten uit die investeringen naar hun hoofdzetels dan Belgische bedrijven inkomsten ophaalden uit het buitenland. Als China zich in de toekomst tot een grote investeerder ontpopt in pakweg onze energiesector, dan zou dat verlies op de betalingsbalans nog groter kunnen worden.
Het wordt kiezen tussen streven naar evenwichtiger handelsrelaties, of hopen dat China de onevenwichtige handelsrelaties compenseert door meer te investeren. Die keuze wordt steeds dwingender. Ook ons land zal dit najaar positie moeten innemen in de Europese discussie of we China erkennen als een markteconomie. Peking rekent erop dat het die officiële erkenning van de Europese Unie krijgt. ‘Dat was zo afgesproken in 2001, we hebben er gewoon recht op’, zei premier Li Keqiang. Maar de markteconomiestatus is niet zonder gevolgen: zij maakt het nog moeilijker om dumppraktijken aan te pakken.
China zal de Europese lidstaten één voor één duidelijk maken dat er tegenmaatregelen zullen komen als Europa de erkenning niet geeft. Het heeft bedrijven al te kennen gegeven dat hun toekomst in China in het gedrang komt. ‘De boodschap is heel duidelijk’, zei de vertegenwoordiger van een groot Duits bedrijf, die uitdrukkelijk anoniem wil blijven. ‘We krijgen te horen dat begin volgend jaar belastingen en technische standaarden zullen worden geëvalueerd, en dat die een grote invloed zullen hebben op onze positie in China.’
Diplomatieke inhaalbeweging
Dat brengt ons bij de grote kracht van China: zijn bijzonder doeltreffende economische diplomatie. De Chinese diplomatie heeft zich in tien jaar tijd ontwikkeld van een wereldvreemd bastion van oude mannetjes tot een goed gecoördineerde machine waarin jonge diplomaten met indrukwekkende cv’s de dienst uitmaken. Het Chinese ministerie van Handel evalueert permanent wat de partnerschappen opleveren; wij doen dat doorgaans niet. Alleen al in Brussel lopen er zo’n vijftig diplomaten rond die de bevoegdheid hebben om de economische belangen door te drukken.
De Chinezen weten de Europese lidstaten meesterlijk tegen elkaar uit te spelen. De Nederlanders charmeren ze met een geprivilegieerd partnerschap rond voeding. Bij de Duitsers doen ze het met auto’s en machines. Met de Fransen met vliegtuigen en kernenergie. Veel van die partnerschappen zijn vooral gebaseerd op verwachtingen: beloftes van meer investeringen, meer export, meer contracten. Bij elk bezoek van een Chinese leider worden persmededelingen verspreid over de miljarden euro’s die zullen worden geïnvesteerd. Achteraf blijkt dat doorgaans nogal tegen te vallen. In Bulgarije werd er de voorbije vijf jaar 6 miljard euro beloofd. Daarvan werd maar 222 miljoen ingelost. Het grote voordeel voor de Chinezen is dat bij een volgend bezoek vaak een nieuwe minister bevoegd is, of dat de functionaris die verantwoordelijk is voor de relaties met China werd doorgeschoven naar een andere post.
Bovendien worden er ook binnen de lidstaten banden gesmeed met belangengroepen. China weet zich arglistig te omringen met spelers zoals havens, winkelketens en installateurs van zonnepanelen. Ze worden gebruikt als tegenwicht tegen kritische spelers zoals de maakindustrie en de vakbonden. Grote Europese bedrijven die in China investeerden, worden steevast aangemaand om bij onze overheid voor de agenda van Peking te lobbyen. Verder gaan de Chinezen op zoek naar ‘zwakke plekken’, naar mensen met invloed die ze voor hun kar kunnen spannen. In het Europees Parlement zit er een hele rist leden van de China Friendship Association. Zij krijgen toegang tot de Chinese leiders en zetten daarmee de officiële delegatie van het parlement buitenspel. Ook in onze eigen parlementen is het duidelijk welke parlementsleden de relaties met China als een grotere prioriteit beschouwen dan de belangen van ons land. Verder zet China ook steeds meer in op culturele diplomatie en soft power. De ambassade organiseert activiteiten voor jongeren, sponsort bibliotheken (onder meer aan het Europacollege) en promoot actief Chinese nieuwsmedia zoals China Daily.
Vrienden
Daarbuiten proberen Chinese bedrijven actief het debat te beïnvloeden. Telecomproducent Huawei, bijvoorbeeld, financiert tal van denktanks in Brussel om debatten te organiseren over de betrekkingen met China. Sinds die sponsoring komen kritische stemmen er niet meer aan te pas. De meest ijverige dienaren van de Chinese belangen worden officieel erkend met een Friendship Award, en in het beste geval met een handdruk van de president. Bij de Europese Commissie is het intussen verboden om zulke erkenningen te aanvaarden.
Is China het enige land dat zijn belangen zo stevig probeert door te drukken? Natuurlijk niet. Grote multinationals of andere staten hoeven vaak niet onder te doen voor de Chinese machtspolitiek. Wat cases zoals Eandis vooral aantonen, is dat kleine landen zoals België er bijzonder moeilijk mee omkunnen, en zich tot partnerschappen laten verleiden die het algemeen belang niet veel opleveren. Of erger nog: partnerschappen die ronduit schadelijk zijn.
DOOR JONATHAN HOLSLAG, FOTO MARC RIBOUD
China heeft door dat er fenomenale kansen liggen te wachten wanneer onze kerncentrales dichtgaan.
De betalings-balans liegt niet: onze economie verliest meer geld aan China dan dat ze eraan verdient.