Johan Van Overtveldt (N-VA)
BTW-verlaging op elektriciteit blijft een zwakke relancemaatregel
Europa zet het licht op groen voor een BTW-verlaging op elektriciteit. Als het er om gaat de economie aan te zwengelen, blijft zulk een ingreep veel minder efficiënt dan een directe verlaging van de loonlasten. Er kleven ook nog andere nadelen aan het voorstel Vande Lanotte.
De Europese Commissie verzet zich niet tegen een verlaging van de BTW op elektriciteit, zo laat de woordvoerster van eurocommissaris voor Belastingen Algirdas Semeta weten. Er wordt wel in één adem aan toegevoegd dat zulk een BTW-verlaging haaks staat op de algemene Commissie-lijn om belastingen zoveel mogelijk te verschuiven van arbeid naar consumptie. De Europese Commissie, zoveel is duidelijk uit de reactie, staat dus zeker niet te juichen naar aan leiding van het voorstel waarvoor vooral sp.a-vice premier Johan Vande Lanotte zich sterk maakt.
In het verlengde van de impliciete kritiek van de Europese Commissie op het voorstel tot verlaging van de BTW op elektriciteit blijven er tenminste vier redenen waarom deze ingreep vanuit maatschappelijk standpunt niet als een efficiënte maatregel kan omschreven worden als het er om gaat de economie wat meer de wind in de zeilen te geven.
Ten eerste, een daling van de BTW op elektriciteit van 21% naar 6% komt neer op een effectieve prijsdaling met 12,4%. Een lagere prijs zwengelt het verbruik aan (bv. door verhoogde achteloosheid ten aanzien van stroomverbruik). Efficiëntie in het energieverbruik staat al jarenlang hoog op zowat alle beleidsagenda’s. Een BTW-verlaging voor het elektriciteitsverbruik druist in tegen dit principe.
Ten tweede, minder BTW op elektriciteit maakt geen moer verschil uit voor bedrijven daar die de BTW toch kunnen aftrekken. Deze BTW-verlaging wordt nochtans zeer expliciet gelanceerd vanuit het principe van de aanzwengeling van de economie. Gegeven het zeer open karakter van onze economie (export is gelijk aan 85% van ons BBP) is verbetering van de concurrentiepositie het allerkrachtigste middel om onze economische groei op te vijzelen. Aan de relatieve concurrentiepositie van onze ondernemingen verandert er dus niks tenzij via het effect op de gezondheidsindex. Dat effect blijft echter beperkt en strekt zich over meerdere jaren uit. Aan de concurrentiepositie op korte termijn verandert een verlaging van de BTW op elektriciteit zo goed als niets. De verminderde BTW verhoogt wel de koopkracht van de bevolking en daar is op zich uiteraard niks op tegen. Maar wederom door het zeer open karakter van onze economie vloeit een belangrijke gedeelte van die koopkracht sowieso naar het buitenland en dit des te meer naarmate de concurrentiepositie onder druk staat, iets wat dezer dagen zonder discussie het geval is.
Ten derde, het effect van de BTW-verlaging op elektriciteit op de tewerkstelling zoals die uit de berekeningen van het Planbureau naar voren komt, blijft erg verbazend. Dit effect staat centraal in de argumentatie van Vande Lanotte (onder meer omwille van de ingecalculeerde terugverdieneffecten). Ook in deze materies gespecialiseerde economen als Gert Peersman (UGent) en Joep Konings (KULeuven) trekken zeer in twijfel of het uberhaupt kan dat de BTW-verlaging grotere tewerkstellingseffecten heeft dan een gelijkwaardige (nl. 600 miljoen euro) daling van de loonlasten. De BTW-verlaging werkt slechts indirect op de tewerkstelling in, nl. via het matigend effect dat er van uitgaat op de stijging van de index der consumptieprijzen (gezondheidsindex).
Een loonlastenverlaging daarentegen werkt rechtstreeks op de loonkost in, verbetert alzo het internationaal concurrentievermogen van de ondernemingen en maakt arbeid als productiefactor aantrekkelijker. Deze effecten manifesteren zich op een directe wijze, zonder omwegen. Bovendien geeft een verlaging van de loonlasten ook een indirect effect te zien via een lagere stijging van dezelfde gezondheidsindex. Het directe plus indirecte effect van de loonlastenverlaging zou volgens het Planbureau dus kleiner uitvallen dan het enkel maar indirecte effect van de BTW-verlaging. Dat blijft, om minister van Financiën Geens te parafraseren, zeer contra-intuïtief, om niet zeggen ongeloofwaardig.
Vorige week kwam het in de burelen van staatssecretaris John Crombez tot een geanimeerde en constructieve discussie tussen mensen van het Planbureau en de staatssecretaris enerzijds en ondergetekende en Lode Verreeck (LDD, Universiteit Hasselt) anderzijds. Op de vraag waar die onverwacht grote verschillen in de tewerkstellingseffecten vandaan komen, kwamen de mensen van het Planbureau niet echt met concrete antwoorden. Er werd afgesproken dat zij meer informatie zouden bezorgen over de mechanismen via dewelke die tewerkstellingseffecten ontstaan. Wij blijven zeer vragende partij om die bijkomende informatie te ontvangen.
Last but not least is er nog een vierde reden waarom een BTW-verlaging geen goede maatregel is om tot een versterking van de economie te komen. De elektriciteitsproducenten zullen namelijk zeker pogen om de prijsdaling die volgt uit de verlaging van de BTW teniet te doen via verhogingen van de prijs voor BTW. De kenmerken van de vraag naar elektriciteit zal de motivatie om tot deze prijsverhogingen te komen aanscherpen. Vanuit sp.a-hoek argumenteert men dat men over het wettelijke instrumentarium beschikt om prijsstijgingen af te stoppen. Wet en realiteit zijn helaas te vaak verschillende dingen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier