Thomas Smolders
‘Bovenal zijn de lessen Latijn een ode aan de creativiteit en de fantasie’
‘Nee, na zes jaar weet je nog steeds niet hoe je in het Latijn een brood bij de bakker bestelt’, geeft Thomas Smolders toe. Maar wat dan wel?
Nu de eerste dag van september is aangebroken heerst er in het hele land een lustige bedrijvigheid. Schoolboeken worden gekaft, brooddozen gevuld en op rugzakken wordt het Eastpak-logo vakkundig met een stift bewerkt zodat er ‘Lastpak’ komt te staan. “En wat ga jij de komende zes jaar studeren?” is een vraag die op talloze familiefeesten de revue passeert. Sommigen verklaren trots dat ze economie, haartooi of… Latijn gaan doen. Heel vaak is er op dat moment een nonkel die meewarig het hoofd schudt. “Latijn. Dat zouden ze beter afschaffen en vervangen door een nuttig vak. Programmeren, bijvoorbeeld. Waarom zou je een taal studeren die door niemand nog gesproken wordt?”
‘Bovenal zijn de lessen Latijn een ode aan de creativiteit en de fantasie’
Een klassieke redenering die gebaseerd is op een foute premisse: het vak Latijn zou je niet als het aanleren van een taal mogen beschouwen. Nee, na zes jaar weet je nog steeds niet hoe je in het Latijn een brood bij de bakker bestelt. En nee, je leert er ook niet in het Latijn met de buurman over het weer keuvelen. Maar wat dan wel?
Ik heb zes jaar Latijn gestudeerd. ‘Mijn tijd verprutst aan een dode taal’, zoals sommigen beweren. Het heeft me nog eens vijf jaar extra gekost om na te denken over het nut ervan.
“Door Latijn te studeren is het nadien makkelijker om een andere Romaanse taal aan te leren”, wordt door mijn lotgenoten vaak als argument opgeworpen. “Ga die taal dan direct leren in plaats van eerst zes jaar van je leven aan het Latijn te spenderen” is de bal die daarop teruggekaatst wordt.
Latijn leert je abstract denken: je kijkt of elk stuk van de zin klopt zonder het overzicht over de grote puzzel uit het oog te verliezen. Je leert er eeuwenoude teksten, geschreven in een totaal andere context, interpreteren en analyseren.
In de lessen Latijn leerde ik discussiëren. Vrijwel het ganse zesde jaar werd de leerstof opgehangen aan de ars rhetorica, de kunst van de retoriek. De redevoeringen van Cicero en zijn collega’s staan vol technieken die meer dan tweeduizend jaar later nog steeds van pas komen voor al wie een ander – zijn baas, politieke tegenstanders of achterban – moet kunnen overtuigen.
‘Naast de boeken van Vergilius en co lijkt de u003cemu003eGame of Thronesu003c/emu003e-serie haast even saai als de nieuwste editie vanu003cemu003eHet Staatsbladu003c/emu003e.’
Maar bovenal zijn de lessen Latijn een ode aan de creativiteit en de fantasie. In tijden waarin boeken en series – denk maar aan Girls – bejubeld worden omdat ze zo realistisch zijn, waren die Latijnse lessen en verhalen meer dan welkom. Verhalen over legeraanvoerders die met olifanten de Alpen doorkruisten. Absurde mythen over mannen die giftanden plantten en daarna vochten tegen zombiesoldaten die uit de grond oprezen. Naast de boeken van Vergilius en co lijkt de Game of Thrones-serie haast even saai als de nieuwste editie van Het Staatsblad. Even ontsnappen uit de wereld van cijfers, chemische reacties en formules om een gigantische shot fantasie en heldenverhalen toegediend te krijgen.
De kritiek op het Latijn legt vooral een ander pijnpunt bloot. Moet alles een direct en zichtbaar (economisch) nut hebben? Weinigen kunnen ermee omgaan als het waarom van iets in eerste instantie onbeantwoord blijft.
Zes fantastische jaren
Tussen de vele uren wiskunde, fysica en chemie zorgden die vijf uur Latijn ervoor dat ook mijn andere hersenhelft getraind werd. Ik zou een ander mens geweest zijn zonder die uren fantaseren over een helmboswuivende Hector en een keizer die zijn eigen stad in brand zou hebben gestoken. Het gepuzzel met woorden die uit Harry Potter lijken te komen en die, wanneer je ze volgens de regels van de dactylische hexameter uitspreekt, haast toverspreuken vormen. Het analyseren van het tactisch vernuft van Julius Caesar en het retorisch inzicht van Cicero.
De duizenden jongens en meisjes die in de ogen van velen hun tijd de komende jaren gaan ‘verdoen’ aan een ‘dode taal’ staan zes fantastische jaren te wachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier