Marjolein Schepers
‘Bescherming of asiel heb je nodig of niet, dat moet je niet verdienen’
‘Onder migranten, vluchtelingen en mensen zonder papieren schuilen ook veel mensen die niet uitblinken in heldendaden, kookkunsten of studievaardigheden. Maar ook zij hebben recht op een humaan leven.’ Aldus Marjolein Schepers, lid van denktank Minerva en doctorandus (VUB en UGent).
Is een kind van een balkon redden een reden om een verblijfsvergunning te verdienen? Of zouden we dat liever geven aan ouders van wie het kind is overleden door een (verdwaalde) politiekogel? Of het nu om burgerschap, asiel of sociale bijstand gaat, het insluiten van ‘vreemdelingen’ in de gemeenschap is een heet hangijzer. Want wanneer mag een ‘buitenstaander’ toegang verkrijgen tot lokale middelen? Over die vraag zijn de meningen sterk verdeeld – en dat zijn ze altijd al geweest.
Bescherming of asiel heb je nodig of niet, dat moet je niet verdienen.
In Vlaanderen in 1750 bestonden er bijvoorbeeld verschillende regelingen over wanneer een vreemdeling in de stad of het dorp mocht wonen en aanspraak mocht maken op armenzorg. Volgens een lokale regelgeving in West-Vlaanderen moesten migranten worden teruggestuurd naar hun geboorteplaats als ze behoeftig werden, zelfs als ze uit het naburig dorp kwamen. Dat zou de administratie moeten vergemakkelijken. Volgens de centrale regelgeving voor Vlaanderen echter mocht iemand na drie jaar residentie en belastingbetaling armenzorg aanvragen in zijn woonplaats – want een man moest mogen genieten van de vruchten van zijn arbeid in de plaats waar hij gewerkt heeft. Alvorens zich in een nieuwe stad te vestigen moest er echter wel een waarborg betaald worden, iets wat volgens de West-Vlaamse regelgeving dan weer niet nodig was. Daar werd mobiliteit juist gestimuleerd.
Armenzorg, ‘want ik ben het waard’
Theoretisch gesproken draait de vraag over het verlenen van armenzorg aan een vreemdeling om de concepten belonging en deservingness, te vertalen als thuishoren (of band met de gemeenschap) en merites of waardigheid/het waard zijn. Er bestond namelijk ruimte voor onderhandeling per individueel geval. Een zieke arbeider kreeg bijvoorbeeld vaak hulp omdat hij zich bij beterschap weer nuttig zou kunnen maken voor de samenleving. Hij mocht vaak blijven in zijn woonplaats, hulp werd vanuit zijn plaats van onderstandswoonst (de plek waar hij wettelijk aanspraak mocht maken op armenzorg) verzonden. Weduwes vielen ook binnen de ‘deserving’ categorie, omdat hun gebrek aan inkomsten (door het overlijden van de echtgenoot) over het algemeen buiten hun eigen schuld lag.
Andere mensen, zoals prostituees of veroordeelde criminelen, werden weer weggestuurd. Er bestonden dus verschillende categorieën van deservingness. Maar die categorieën waren niet allesbepalend. Niet elke alleenstaande moeder werd bijvoorbeeld gelijk behandeld. In plaats daarvan speelden er meer normen en waarden mee in het beslissingsproces, zoals het netwerk van de immigrant in de lokale gemeenschap, de band met de lokale elite en zaken als vriendschap en verwantschap. Er was dus een bepaalde willekeur verbonden aan het beslissingsproces.
Tussen willekeur en strikte regels
Dat lijkt misschien iets van het verleden, maar die willekeur bestaat ook nu nog. Medewerkers van OCMW’s hebben bijvoorbeeld discretionaire ruimte in het beslissen over het verlenen van bijstand, zowel wat betreft Belgisch staatsburgers als immigranten. Zij moeten zich houden aan wetten en richtlijnen, maar elke medewerker heeft speelruimte in het oordelen over iemands aanspraak op bijstand. Dat uit zich in de praktijk vooral in het optrekken van de regels.
Die beslissingsruimte vinden we ook terug in de dagelijkse praktijk van de asielprocedure. De historicus Tycho Walaardt doctoreerde op de beweegruimte van medewerkers van de immigratie- en naturalisatiedienst in Nederland. Hij concludeerde dat er inderdaad speelruimte bestaat in de uitvoering van het asielbeleid. Die wordt onder andere bepaald door de achtergrond van de medewerker: iemand met kinderen staat bijvoorbeeld ontvankelijker tegenover het verhaal van een andere ouder. Ook eerdere ervaringen in het werk spelen een rol. Het asielbeleid wordt dus niet altijd naar de letter uitgevoerd, en is in plaats daarvan sterk afhankelijk van de uitvoerders.
Ergens is die beoordelingsruimte ook goed. Beslissingen over mensenlevens zijn immers moeilijk te standaardiseren. Er spelen te veel verschillende factoren in mee, en bovendien kan beleid niet altijd voorzien welke problemen zich er in de praktijk voordoen. De menselijke maat heeft hier dus de voorkeur boven technocratie, ook als dit betekent dat de één een gunst verleend wordt en de ander niet.
Maar beoordelingsvrijheid mag niet lijden tot willekeur. Het kan ook ingezet worden als instrument in een politiek spel, wanneer bijvoorbeeld iemand als voorbeeld wordt gesteld.
Staatsburgerschap voor superhelden
Dat hebben we gezien in het geval van Mamoudou Gassama. Hij redde enkele maanden geleden een kind in Parijs. De peuter bungelde reeds enkele minuten gevaarlijk aan de rand van een balkon. Zijn ouders waren niet thuis, en het was de naaste buren niet gelukt het kind terug op het balkon te trekken. Gassama klom met zijn blote handen vier etages omhoog en bracht het kind in veiligheid. De video van deze heroïsche daad ging viraal op sociale media. Gassama, een 22-jarige man uit Mali, wordt er geroemd als ‘Spiderman’ en nationale held.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
De Franse president Macron heeft zijn heldhaftigheid geroemd en hem een baan bij de lokale hulpdiensten aangeboden. Gassama krijgt bovendien het Frans staatsburgerschap. Hij verbleef namelijk zonder vergunning in Frankrijk, waar hij pas enkele maanden eerder was gearriveerd. Macron gaf aan dat in de Franse republiek bereidwilligheid hoog in het vaandel staat, en dat Gassama met zijn heldenactie heeft aangetoond het staatsburgerschap waard te zijn. Satire was er snel bij.
Als heldendaden een voorwaarde zijn voor burgerschap, dan maken de Afrikaanse superhelden zich klaar voor vertrek naar Frankrijk. Er circuleert een afbeelding met drie mannen in superheldenpak (Spiderman, Batman en Superman) in de woestijn, met bijschrift ‘France, prépare les papiers, on arrive‘. Evenals een video van mannen die klimles volgen om zelf kinderen te kunnen redden – maar als puntje bij paaltje komt, durven ze niet omhoog te klimmen om een kind te redden: ‘la vie, ça vaut plus que des papiers‘. Of een tekening van een man die een gebouw opklimt om een kind hangend van het balkon te redden (groen vinkje) naast een tekening van een man die een hek met prikkeldraad opklimt achter een kind aan (rood kruis). Het impliceert dat papieren verkrijgbaar zijn voor zij die het ‘verdienen’, zij die ‘deserving‘ zijn.
Door Gassama burgerschap en zelfs een baan te bieden, toont Macron zich een barmhartig president. Hij heeft hiermee getoond dat goed gedrag loont. Er is geen wet die bepaalt dat iemand die heldhaftig is, of met gevaar voor eigen leven een ander heeft gered, een verblijfsvergunning verdient. Wel kan in Frankrijk iemand het ereburgerschap worden verleend na een goede daad voor de mensheid, maar dit gebeurt eerder postuum, vaak aan bekende figuren. De president heeft hier dus gebruik gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid. Een politieke beslissing wellicht? Niemand zal ontkennen dat Gassama een heldendaad heeft verricht, maar de beslissing om hem papieren te verlenen is wel wat lukraak.
Er schuilt een zeker gevaar in het maken van gradaties in wie papieren of rechten verdient, zeker wanneer die individualisering vanuit politiek oogpunt gebruikt wordt.
Noden moet je niet ‘verdienen’
Als een verblijfsvergunning iets wordt wat je kunt verdienen, of waardig kunt zijn, wordt het namelijk een beloning voor de uitzonderingen. Dit is een oneerlijke set van waarden. Gassama is hier bijvoorbeeld uitgekozen als ‘de beste van de klas’. Die tendens zien we vaker in het migratiedebat. Er zijn tal van evenementen voor vluchtelingen die kunnen koken, of voor hoogopgeleiden die in België verder kunnen studeren. Maar onder migranten, vluchtelingen en mensen zonder papieren schuilen ook veel mensen die niet uitblinken in heldendaden, kookkunsten of studievaardigheden. Zij hebben ook recht op een humaan leven. We moeten ons dus niet laten verleiden door het belonen van de ‘goede voorbeelden’. In plaats daarvan moeten we kijken naar de noden, en een meer transparant debat voeren over verblijfsrechten en het verlenen van burgerschap.
Er schuilt een zeker gevaar in het maken van gradaties in wie papieren of rechten verdient, zeker wanneer die individualisering vanuit politiek oogpunt gebruikt wordt. Het verwordt dan immers tot een soort wedstrijd in wie heldhaftig genoeg is. Dat verbloemt de dagelijkse gang van zaken waarin vele anderen worden uitgesloten. In dezelfde week waarin Gassama staatsburgerschap kreeg, werden immers ook honderden deportaties uitgevoerd, en werden tentenkampen van migranten in Parijs ‘opgeschoond’ en leeggeruimd. Het belonen van deze held verschaft Macron immers ook legitimiteit: hij beloont de ‘goeden’ en brengt een soort rechtvaardigheidsdiscours in het migratiedebat. Maar de discussie zou moeten gaan over wie bescherming of asiel nodig heeft, niet over wie het verdient – dat is een doorgedraaid individualisme.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier