Vrije Tribune
‘Anonimiteit spermadonoren: was mijn vader een op geld beluste opportunist of een altruïst?’
‘Het gebrek aan informatie over mijn biologische vader gaat gepaard met fundamentele, en knagende vragen waar ik al jaren mee worstel’, klinkt het in deze bijdrage die een aantal vraagtekens zet bij de anonimiteit van spermadonoren in ons land.
Geachte mevrouw Jiroflée,
Met stijgende verontwaardiging las ik uw opiniestuk op Knack.be waarin u op grond van een reeks drogredenen pleit voor het behoud van anonimiteit van spermadonoren en hiermee meteen het Kinderrechtenverdrag en de adviezen van het Kinderrechtencommissariaat naar de prullenmand verwijst.
‘Anonimiteit spermadonoren: was mijn vader een op geld beluste opportunist of een altruïst?’
Ikzelf kreeg rond mijn 25ste te horen dat mijn ‘juridische vader’ niet mijn ‘biologische vader’ was omdat mijn ouders ‘Het’ nadat ik ‘Het’ zelf een paar keer had opgeworpen uiteindelijk hebben ‘bekend’. Op aanraden van de arts werd afgesproken om ‘Het’ mij nooit te vertellen. Het siert mijn ouders dat ik ‘Het’ uiteindelijk via hen en als eerste, en niet zoals sommige andere donorkinderen via een zatte oom of in de context van een vechtscheiding heb vernomen.
Ik stelde mij al sinds mijn prille tienerjaren vragen aangezien ik noch fysiek, noch karakterieel, noch qua interesses enige gelijkenis vertoon met de familie van mijn juridische vader, ook niet erg met die van mijn moeder, maar mater semper certa est en de foto’s van mijn moeder in de kraamkliniek logen er ook niet om.
Comfortabele onwetendheid
Het feit dat mijn bloedgroep niet kan corresponderen met die van mijn ouders zegt wellicht ook iets over de manier waarop (minstens tot in de jaren ’80) in sommige ziekenhuizen werd omgegaan met de medische screening van donoren.
Hoewel het op sommige vlakken comfortabel kan zijn om niet gehinderd te zijn door kennis over je genetische bagage of ‘zoon van’ te zijn, gaat het gebrek aan informatie over mijn biologische vader gepaard met fundamentele, en knagende vragen waar ik al jaren mee worstel.
‘Wie zijn mijn grootouders, zouden ze nog leven?’
In de huidige tijdsgeest is het wellicht minder gebruikelijk dat heterokoppels nog zwijgen over de genetische afstamming van hun kind, maar onderstaande fundamentele, onopgeloste en wellicht onoplosbare vragen staan los van het ‘verzwijgen’ en hebben alles te maken met de anonimiteit van het donorschap en het ontzeggen van donorkinderen om de helft van hun biologische en genetische identiteit te kennen.
Wie is mijn vader? Wie zijn mijn grootouders, zouden ze nog leven? Wie zijn mijn (half-)broers en -zussen? Waarom ben ik wie ik ben? Wie zou ik zijn met een andere nature maar dezelfde nurture? Wie zou zijn partner zijn? Zouden de genen van mijn biologische ouders zich überhaupt spontaan vermengd hebben of staat het eerder behoudsgezinde karakter van mijn moeder in schril contrast met het karakter van mijn wellicht vrijdenkende donor? Zou hij zelf ook met vragen worstelen? Zou hij en dus ook ik en mijn eventuele kinderen genetisch belast zijn met bepaalde aandoeningen? Was het een op de vergoeding beluste opportunist of een altruïst zijn? Zou hij mij willen kennen? Zit er borstkanker in de familiale lijn van mijn vader, zal ik mijn dochter toch maar preventief laten screenen? Mijn vriendin zal toch mijn halfzus niet zijn? Wat als mijn dochter iets begint met haar halfbroer? Hoe groot is die kans? Wat zou mijn familienaam zijn? Had ik misschien toch geneeskunde moeten proberen, want als eerste universitair van de familie moest ik de lat nu ook niet té hoog leggen? Wil ik wel kinderen die zelf voor 1/4 in het ongewisse zijn over hun genetische afstamming of zou het slijten met de generaties? Ga ik niet angstvallig op zoek gaan in mijn kinderen naar puzzelstukken van mijn eigen identiteit?
Drogredenen
Zo, nu bent u mee met de context van mijn wat u bestempelt als mijn ‘identiteitsqueeste’. Laten we nu even de drogredenen overlopen op grond waarvan u meent mij (en ook toekomstige donorkinderen) het recht op een antwoord op bovengenoemde vragen meent te moeten ontzeggen.
‘Bloed is een generisch product terwijl spermacellen, behalve misschien in de context van een bukkake dit niet zijn. Vraag het maar aan de eerste de beste varkenskweker of paardenfokker.’
Als pedagoge bent u wellicht vertrouwd met het ‘nature-nurture’ debat. Het is niet mijn ambitie om dit hier te voeren; maar u zult wellicht niet ontkennen dat biologische afstamming, onze genenpool, ons ‘startpakket’ in grote mate bijdraagt tot onze toekomst en onze identiteitsvorming, kortom wie we zijn en wat het leven voor ons in petto heeft.In die zin loopt uw vergelijking tussen spermadonatie met bloeddonatie volledig mank. Bloed is een generisch product terwijl spermacellen, behalve misschien in de context van een bukkake dit niet zijn. Vraag het maar aan de eerste de beste varkenskweker of paardenfokker.
Psychologische rol
Los van het medische aspect en het feit dat onze genetische identiteit ons ‘startpakket’ vormt valt er niet te ontkennen dat biologische afstamming ook een sociologische en psychologische identificatierol speelt in onze maatschappij. Biologische afstamming is zelfs de grondslag van ons staatsmodel, het zorgt ervoor dat veel van ons sympathiseren met de ‘identiteitsqueeste’ van Delphine Boël, etc. Uitdrukkingen als ‘het zit in de genen’, ‘het is een aardje naar zijn vaartje’, en de ‘appel valt niet ver van de boom’ zijn een bevestiging van de biologische factor van iemands identiteit en de opbouw van een eigen identiteit.
Het principe dat een kind het recht heeft te weten van wie hij afstamt wordt overigens erkend in het Kinderrechtenverdrag en de adviezen van het kinderrechtencommissariaat, maar dat vergeet u gemakshalve in uw opiniestuk dat zich overigens beperkt tot een opsomming vragen en boutades eerder dan een constructieve denkoefening naar antwoorden.
U pleit om grotendeels pragmatische redenen voor het behoud van de anonimiteit van spermadonoren: spermabanken zouden op droog, of liever zonder, zaad komen te zitten. Of erger nog: ze zouden moeten buitenlands zaad importeren. Welk punt wil u daar trouwens mee maken?
‘Wat u donorkinderen wenst te ontzeggen (kennis en zekerheid over hun biologische afstamming), is één van de (ongetwijfeld vele) redenen waarom koppels met een kinderwens kiezen voor kunstmatige inseminatie boven adoptie of pleegouderschap.’
De vermindering van het aantal donoren zou nefast zijn voor de kinderwens van koppels die om biologische redenen geen kinderen kunnen krijgen.
Welnu, u legt hiermee de vinger op de wonde: het is net het belang van de biologische band met (één van de) moeder(s), de genetische link waarom die koppels kiezen voor spermadonatie. Wat u donorkinderen wenst te ontzeggen (kennis en zekerheid over hun biologische afstamming), is één van de (ongetwijfeld vele) redenen waarom koppels met een kinderwens kiezen voor kunstmatige inseminatie boven adoptie of pleegouderschap. Voor de partner kan die genetische-biologische verwantschap met zijn/haar geliefde ook een belangrijke factor zijn. Nochtans: indien u het puur utilitaristisch en pragmatisch beschouwt en abstractie maakt van biologische afstamming dan kunt u even goed het overaanbod aan weeskinderen matchen met de kinderwens van wensouders: iedereen tevreden, of toch niet? Net het psychologisch en sociologische aspect dat gepaard met spermadonatie is één van de redenen waarom sommige ouders net wel voor adoptie, of net wel voor een niet-anonieme donor kiezen.
Paternalistische houding
Daarnaast vreest u dat gezinnen zouden uit elkaar gerukt worden, kinderen zouden wrongful birth cases aanspannen. Uw paternalistische houding en het apocalyptisch beeld dat u ophangt raken kant noch wal en worden trouwens door buitenlandse ervaring tegengesproken.
Ik, en wellicht de meeste van mijn ‘lotgenoten’ zijn niet op zoek naar een vaderfiguur, ook niet naar een extra erfenis, we koesteren ook geen rancune tegenover onze juridische en/of biologische vader, wij zijn wel op zoek naar de ontbrekende puzzelstukken van onze eigen identiteit en we willen die ook met onze eigen kinderen kunnen meegeven. Bovendien komt het me voor dat u door de opheffing van de anonimiteit ook heel wat “ontwrichtingen” kunt vermijden. Het is immers incentive voor wensouders om hun kind van meet af aan op te voeden zonder leugens over hun biologische identiteit. Het draagt bij tot de opheffing van het taboe.
Bovendien zou het aanleggen van een databank en de juridische omkadering voor donoren ook rechtszekerheid kunnen creëren voor alle betrokken partijen, zodat er achteraf geen claims inzake juridisch vaderschap (langs weerszijden) kunnen gemaakt worden op basis van biologische afstamming.
‘Het is jammer dat u, wellicht om puur electorale redenen een breuklijn probeert te forceren tussen regering en oppositie, in een debat dat de partijgrenzen zou moeten overschrijden.’
Als ik uw opiniestuk goed heb begrepen heb mag ik eigenlijk tevreden zijn dat ik überhaupt mijn mond kan / mag opendoen aangezien ik dit zonder mijn anonieme donor niet zou gekund hebben. Deze boutade (en nog een resem andere over het “te grabbel gooien van privacy”) toont de intellectuele armoede van uw betoog aan. Het is overigens bijzonder jammer dat u, wellicht om puur electorale redenen een breuklijn probeert te forceren tussen regering en oppositie, in een debat dat de partijgrenzen zou moeten overschrijden.
Tot slot nog dit: voor deze brief nestel ik ook mezelf graag zelf in anonimiteit. Ik doe dit enerzijds om mijn ouders niet online te kijk te zetten of bloot te stellen aan kritiek op hun keuze. Anderzijds doe ik dit ook omwille van het taboe dat dankzij die wettelijk verankerde anonimiteit is kunnen ontstaan. Mijn eigen grootouders zijn niet op de hoogte, en ik wil de familie niet ontwrichten, 30 jaar na ‘Het’.
Met genegen groet,
Billy the KID
P.S: Bukake best niet googelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier